De tekst van E roo raakte in de hongerwinter aan sommige deskundigen in bezet gebied bekend. Eerder al waren bestuursleden van de Vereniging voor de Effectenhandel en van de bedrijfsgroep Effectenhandel tot het inzicht gekomen dat, precies zoals in het kader van de geldzuivering al het 'oude' geld aangemeld zou moeten worden, een registratie van alle effecten wenselijk was, maar op één, bij uitstek wezenlijk punt week het plan dat de Vereniging voor de Effectenhandel en de bedrijfsgroep Effectenhandel gingen opstellen, af van het Londense wetsbesluit: E roo legde de naoorlogse bezitter van eventueelomstreden effecten als verplichting op, te bewijzen dat hij bij de verkrijging daarvan te goeder trouw was geweest, en het door de Vereniging en de bedrijfsgroep ontworpen 'plan bevatte de bepaling dat zulk een bewijsvoering niet nodig zou zijn in al die gevallen waarin effecten verworven waren in wat 'regelmatig beursverkeer' heette - welnu: Lippmann-RosenthalEffectenEffectenbeurs. Arnsrerdamse, J.' 948; 6JodenRaad voor het RechtsherstelVereniging voor de EffectenhandelVermogensE 100 VermogensrechtDE WETSBESLUITEN E roo EN F 272 RECHTSHERSTELwas in januari '42 tot de Amsterdamse Effectenbeurs toegelaten en wat daar nadien aan effecten uit Joods bezit was gekocht, moest dus, aldus het plan van de Vereniging en de bedrijfsgroep, in beginsel gezien worden als verworven in 'regelmatig beursverkeer' - verworven, anders gezegd, te goeder trouw. Met dat al was, toen het gehele land was bevrijd, E roo de geldende wet. Het eerste dat de Vereniging en de bedrijfsgroep wisten te bereiken, was dat beide een stevige vertegenwoordiging kregen in de Afdeling Effectenregistratie van de Raad voor het Rechtsherstelmen zou kunnen zeggen: in het bestuur van die afdeling; zo werd Overhoff een van de leden. Het tweede was, dat dat bestuur besloot, zelf een nieuw wets besluit te ontwerpen - bij dat beraad betrok het een gezaghebbende bankier. Men werd het in dat college ad hoc niet onmiddellijk eens - er vonden, aldus later de historicus Joh. de Vries, 'langdurige en soms felle discussies plaats van uiterst vermoeiende aard.' 1 Men kan het zich indenken! Dwars tegen de gehele grondgedachte van E 100 in hield de door de Vereniging voor de Effectenhandel en het bestuur van de bedrijfsgroep Effectenhandel bepleite opzet in dat de beroofde zou moeten bewijzen dat degene die zijn eigendom na de bevrijding in zijn bezit had, niet te goeder trouw was geweest en daarbij zou dan de regel gelden dat verwerving in 'regelmatig beursverkeer' te goeder trouw was geschied - omgekeerd lag het harde feit ter tafel dat, bij handhaving van E roo, als gevolg van alle te verwachten regresvorderingen een groot deel van de cornmissionairs in effecten failliet zou gaan. In de commissie ad hoc wonnen de voorstanders van een wijziging van E roo het pleit. Zij wisten vervolgens de hoofdambtenaren van de vijf departementen die bij deze zaak betrokken waren (Justitie, Financiën, Handel en Nijverheid, Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening en tenslotte Overzeese Gebiedsdelen), op hun hand te krijgen en het gevolg was dat op r6 november '45 een door de ministers Kolfschoten, Lieftinck, Vos, Mansholt en Logemann gecontrasigneerd wetsbesluit werd uitgegeven, F 272 (wij schreven er al eerder over), waarin het voorstel van de commissie ad hoc was overgenomen: verwerving in 'regelmatig beursverkeer' zou in beginsel gelden als verwerving te goeder trouw." Niet
EffectenEffectenbeurs. Arnsrerdamse, J.' 948; 6JodenKolfschoten, H. A. M. T.Lieftinck, P.Logemann, J. H. A.Mansholt, S. L., IIeOverhoff, C. F.Raad voor het RechtsherstelVereniging voor de EffectenhandelVermogensVries, Joh. deE 100 VermogensrechtF 15 Straffen op plunderingendat die ministers goedkeurden hoe de beurs zich had gedragen! 'Het in effecten belegde vermogen van verenigingen of organisaties' (Joodse en niet-Joodse verenigingen en organisaties die door de bezetter geliquideerd waren) 'en van personen, met name van Joden, dat door de vijand wederrechtelijk is ontvreemd, werd', schreven zij in hun toelichting op F 272, 'vanwege de vijand op grote schaal via de effectenbeurs te gelde gemaakt. Men kan zich de vraag stellen, in hoeverre in dit opzicht aan de bij dit beursverkeer betrokkenen een verwijt kan worden gemaakt. Zoals de verhoudingen destijds lagen (de vijand maakte op handige wijze gebruik van een door hem onder beheer gesteld bankiershuis) zou de opzet der Duitsers alleen kunnen zijn verijdeld door een algehele sluiting der effectenbeurs'