In '38 was voor dienstplichtigen de duur van de z.g. eerste oefening
Drees, W.Grondwet (Nederland)Nederlandse AntillenStrijdkrachten, NederlandseStrijdkrachten, Nederlandse (in Indonesië)SurinameDE WORSTELING MET DE REPUBLIEK INDONESIË(daarna gingen dienstplichtigen met groot verlof) op elf maanden bepaald en voor de lichtingen van '41 en volgende jaren (er moesten dan meer opleidingsmogelijkheden zijn) op twee jaar. Begin '46 waren de eerste dienstplichtigen opgeroepen maar men hield er toen al rekening mee dat zij langer dan twee jaar in Indië zouden moeten blijven. Tegelijk nu met het wetsvoorstel tot wijziging van artikel 192 van de Grondwet werd eind '46 een Wet Dienstplichtvoorzieningen aangenomen die de eerste periode van werkelijke dienst tot drie jaar uitbreidde en bovendien bepaalde dat de minister van oorlog bevoegd was, die termijn voor bepaalde groepen dienstplichtigen, bijvoorbeeld de in Indië dienenden, nog verder te verlengen. Gold die Wet Dienstplichtvoorzieningen ook voor diegenen die vóór eind '46 in dienst waren gekomen? Inderdaad, zij het dat sommige commandanten in Indië meenden dat dezen, conform de wet uit '38, na twee jaar met groot verlof gezonden moesten worden. Wij komen op de moeilijkheden die uit het terugzenden van militairen naar Nederland voortvloeiden, nog terug.