Titus Brandsma. Welk een figuur. Zie hier de imitatio Christi,ja méér dan de
imitatio Christi, want het laatst overgeleverde woord is niet de wanhoop van
de van God verlatene, maar - het geschonken pakje tabak - het medeleven
met de evenmens. Bij gebreke van gecertifieerde mirakelen zal de moederkerk Brandsma
wel geen plaats verlenen op haar heiligenkalender. Maar er is een
heiligheid, gelijkelijk erkend door den gelovige en den ongelovige, en zo
kan dan van hem worden gezegd wat gezegd is van een andere grote figuur,
in vele opzichten verschillend, in meer opzichten één, ik bedoel Ernest
Renan: "toute sa carrière [...j fut dominée par l'amour de la vérité et Ie souci de
l'élévation morale: on a beaufouilier tous les recoins de cette longue vie, elle est sans
reproche: cefut un saint". (Reinach) Thans van de enkeling naar de gemeenschap. De pagina's 677-759 [645-724] handelen van het kerkelijk verzet.
Daarbij is - ik moet het vooropstellen - veel te bewonderen. Maar daar
tegenover staat het getuigenis van een onversaagd strijder als ds. Buskes:
"wij zijn ver en ver beneden de maat gebleven." De maat dat woord is op verschillende manieren te begrijpen.
Misschien betekent het niet méér dan dat de kerk van Christus, als elke
idealistisch gerichte gemeenschap, haar afkeuring heeft uit te spreken tegen
hoogmoed in plaats van ootmoed, tegen geweld in plaats van recht, tegen
discriminatie in plaats van gelijkheid. Maar misschien betekent het méér.
Heeft men wel eens opgemerkt dat alle andere idealistisch gerichte
gemeenschappen haar embleem vinden in zwaard en schild, in werktuig
voor nijverheid en landbouw, in boom en bloem, in licht en warmte,
uitstralende hemellichamen, kortom in een begunstigend symbool, terwijl
daarentegen het Christendom zijn embleem vindt in het kruis: het
foltertuig? Dat betekent wellicht dat de kerk van Christus niet alleen is
geroepen tot het getuigenis, het martyrion in de Griekse zin, maar ook het
martelaarschap, welks bloed het zaad is van de kerk, niet mag schuwen. En speciaal in deze laatste zin dan: "van verheerlijking van het kerkelijk
verzet dient men zich [...] te onthouden" (p. 695) [662]. Voor de bewuste Jood - en ik bedoel dan niet alleen de gelovige Jood
is dan niet slechts het gemis aan martelaarschap pijnlijk geweest, maar
wellicht méér nog het gebrek aan eerbied en aan goede smaak dat zich in de
kerkelij ke protesten heeft geprononceerd. "Waarom," aldus een hervormd manifest van I 94 I, "houden wij het
antisemitisme [...] voor een van de hardnekkigste en dodelijkste vormen van
verzet tegen de heilige en barmhartige God wiens naam wij belijden?"
Omdat "allen die uit Israël zijn, hun bestemming zullen vinden, als zij zich
tot de Messias bekeren".
Wanneer,p. 704 [670], de auteur hierbij devraagstelt: "of het gepast was, in de zomer van '41, toen de Joden waarlijk al genoeg te dragen hadden, ook nog te betogen dat zij alleen hun « bestemming» zouden vinden indien zij zich allen tot het Christendom bekeerden", dan is deze critiek op een ongemeen staal van mauvais goût eer te weinig dan te veel; wat zou een Christen-in-nood zeggen, als een Jood hèm de helpende hand toestak, onder motto dat hij, de Christen, voorbestemd was tot een religie die zijn Messias aanmerkt als vals, en zijn dogmata inzake erfzonde, en drieëenheid als onzedelijk en onzinnig?
Maar er zijn verzachtende omstandigheden. De auteur schenkt, naar ik meen, niet voldoende aandacht aan de voorlichting van het Christelijk kind, nopens de Joden, in gezin, Zondags-school, secte-school, en zelfs openbare school.
"What are we to expect oj the orthodox mind? It is too much to say that after centuries oJscholarship and criticism, the deposit left in most Gentile brains Jrom their nursery period remains as crude and childish as ever. "
Aldus Israel Zangwill, in 1920. En hij vervolgt:
"That the Old Testament preaches a blood and iron Jehovah and the dominance oj His one chosen people, but that, though every word oj it is true, it nevertheless leads up to and was replaced by a New Testament, with quite opposite teachings and a God oj universal love, who even offered Himself (or His Son, Jor the identities are somewhat conJused) as atonement Jor the sins oj mankind, that this God was crucified by the Jews, and that they were ever afterwards eternally cursed Jor enabling the scheme oJsalvation to go through, and providentially preserved in a quaint mixture oj obloquy and opulence as a witness to its truth - such is the Jarrago which still constitutes the average thought oJEurope. "
Dat dan ditJarrago jegens de Joden bij het kind een idiosyncrasie schept die - behoudens een slechts zelden intredend critisch denken - ook bij den volwassene voortwoekert: is het den Christen te verwijten?
Wat wij bij het verzet der kerken hebben gezien, dat is - soms althanshet goede beleid bij het verkeerde, althans het min verdedigbare motief. Laat ik er dan op wijzen dat dit verschijnsel zich ook op ander gebied heeft voorgedaan: ik bedoel het gebied der seculiere illegaliteit.
Niemand mag van deze illegaliteit spreken dan met bewondering, eerbied en ontzag. Maar niemand ook die oog heeft gehad voor haar psychologische achtergronden, zalontkennen dat naast de velen, gedrongen door beginselvastheid, trouwaan de traditie, vaderlandsliefde en mensenmin, er óók zijn geweest bij wie het avontuur op de verbeelding heeft gewerkt, het rovertje-en-diendertje spelen. Ware hier alleen een psychologische achtergrond te constateren, de zaak zou het bespreken niet waard zijn. Maar er is ook een psychologisch effect geweest. De mensen die gewoon zijn het goede te doen, weten dat op dank, eer en hulde niet te rekenen valt. Anders de nieuwelingen: ze hunkeren dikwijls naar erkenning, en is die dan al niet publiekelijk te verkrijgen,
de beste is, wien zij haar gunsten schenken. Mij is een niet gering aantal
gevallen bekend waarin het afsnijden der herdersuurtjes, het versmade
meisje - "heaven has no rage like love to hatred turned, nor hell afury like a woman
scorned" - heeft geleid tot denuntiatie van de emeritus-galant èn van zijn
genoten of be scher melin gen. Maar statistieken hieromtrent zullen wel niet
te krijgen zijn. Wat bij de r.-e.-d. spelende illegalen ook dikwijls heeft ontbroken, dat is
de minimale voorzorg - in de onderstelling van denuntiatie - voor eigen
persoon en gezin. De patiënt moest dan veelal in allerijl, en niet zonder
gevaar voor anderen, worden "weg-gewerkt", waarbij de bescherming en
het onderhoud van achtergelaten vrouwen en kinderen ten laste viel van
vrienden en vereerders. Maar verder van illegaliteit niets dan goeds. Ik ben zelf op een openbare
school geweest en herinner mij nog levendig de mededeling van de
juffrouw dat "Jezus door de Joden ter dood was veroordeeld" - een
mededeling die overigens averechts heeft gewerkt, "want", zo dacht ik, "hij
zal het er wel naar hebben gemaakt". En daardoor heb ikjaren nodig gehad
om de Heiland ànders te zien dan als een ernstig delinquent.' Het feit van de '
ommezwaai' van de politiek leider van de CPN, Paul de Groot, die na de Duitse inval in de Sovjet-Unie het verzet van zijn partij wilde doen aansluiten bij een nationaal verzet, werd in De Waarheid afgewimpeld. De recensent Bart Schmidt achtte het niet nodig 'dergelijk onzindelijk geroddel te commentariëren'
(De Waarheid, 9 mei I974). De hoofdpersoon zelf schreef een aantal artikelen over 'De betekenis van het nationale verzet'
40-' 45'
, waarin hij onder andere trachtte aan te tonen, dat ook vóór juni I 94 I de CPN de nationale strijd had ondersteund (De Waarheid, 27 april I974). , 'Als een voorbeeld zij vermeld dat door schrijver dezes, destijds als
hoofdredacteur van het orgaan van de CPN Het Volksdagblad met het
Opperbevel van landen zeemacht overeengekomen was klachten van
gemobiliseerde militairen over slechte behandeling enz. welke de krant
bereikten, zonder vermelding van namen aan de persdienst van het
Opperbevel door te geven met het doel eventuele misstanden op te heffen.
Zodat de meeste ingezonden stukken hierover, en die waren er legio, niet
gepubliceerd hoefden te worden en zodoende zelfs de schijn van verzwak
king van het moreel van de troepen werd vermeden. Terwijl juist in het belang hiervan, de ondermijnings-praktijken van
anderen aan de kaak werden gesteld. De felle verdediging in mei 1940 door Nederlandse strijdkrachten op
enkele punten en de hierbij geleverde gevechten tegen een overmachtige
vijand, waren uiteraard van bescheiden formaat.
eeuwen heel wat geweest en voorgevallen en staan er oude dorpen en
steden. Doch niettemin is het hedendaagse Nederland een nogjonge staat,
als staat eerst tot stand gekomen in de negentiende eeuw, na de val van
Napoleon. Tot dan toe hadden zijn "krijgsverrichtingen" slechts bestaan uit
koloniale expedities in Indonesië tegen bijna ongewapende opstandelingen
en in militair vertoon tegen de arbeiders beweging in eigen land. Dat waren even zovele schandvlekken. De Mei-gevechten waren daarentegen de eerste militaire prestaties in
een rechtvaardige verdediging van zijn nationaal bestaan tegen een
vreemde overheersing. En als zodanig nemen zij een eervolle plaats in de geschiedenis in.'