Ten tweede had wellicht ietwat nader kunnen worden onderzocht of en in hoeverre de vluchteling, in Nederland gebleven, economisch op stoot is kunnen komen. Ten deze heb ik het best de intellectuelen - een vrij groot contingent - kunnen observeren. Waarbij mij dan is opgevallen hoeveel verschil er bestaat, bij vestiging in een vreemd land, tussen het ene beroep en het andere. Zo kwamen physici en chemici, mits enigszins bekwaam in hun vak, doorgaans al spoedig aan de slag. Voor de medici was het al moeilijker: ze moesten, om tot kwalificatie te geraken, nieuwe examens afleggen, maar dat was dan toch nog altijd in een wetenschap waarin het handwerk internationaal gelijk was gericht en waarin beheersing van een andere taal geen eerste vereiste was. Het zwaarst was het dan voor de juristen: een ander stelsel van normen, en de taal als enig wetenschappelijk voertuig. Er zijn dan ook maar hèèl enkele geweest die het tot de Nederlandse meesters-titel hebben gebracht. Verreweg de meesten hebben zich gevestigd als kleine nering-doenden. Anderen - en dit haakt weer aan bij de vermogensstatus der vroege émigrés - als wirtschaftliche of juristische Berater. Maar op den duur zat daar óók geen brood meer in.