gen van de minister-president dienen aan te horen.' (vii) In zijn repliek herhaalde De Jong dat hij er geen enkele behoefte aan gehad zou hebben de affaire-Van 't Sant zo uitvoerig uit de doeken te doen als de hoofdpersoon geen belangrijke rol in Londen had gespeeld. De schrijver zag het echter als noodzakelijk onderdeel van zijn taak opheldering te verschaffen. 'Hij tilt daarbij niet licht aan de pijn die hij eventueel bij koningin Juliana zal veroorzaken'
, aldus het 'Verslag'
van de bespreking, maar , 'ziet voor zichzelf geen andere weg: op tal van momenten is door anderen