De Duitse capitulatie werd niet op 5 mei, maar op 6 mei getekend, zo meldde De Jong in de laatste band van deel lOB. Aan de pers is deze mededeling niet ontgaan. In het Friesen Dagblad (14 september 1982) werd dat het belangrijkste onderwerp van de samenvatting van de inhoud. 'Uitstel van capitulatie oorzaak van verwarring'
meldde het blad. , 'Het jongste deel beschrijft in grote lijnen het verloop van de oorlog aan de 7 1
en Noord-Nederland bevrijdde, Duitslands ineenstorting, Hiders dood en
de fasen van de Duitse capitulatie. Daaruit blijkt o.a. met hoeveel
koppigheid Generaloberst Johannes Blaskowitz, in april 1945 bevelhebber
geworden over de 120000 man van het z yste Duitse leger dat de
vesting-Holland achter de Grebbelinie bezet hield, tot het laatste ogenblik
bleef weigeren zich over te geven. Pas op 6 mei tekende hij in de aula van de Landbouwhogeschool te
Wageningen het capitulatiebevel, dat hem een dag tevoren in Hotel "De
Wereld" door generaal C. Foulkes, bevelhebber van het 1 ste Canadese
legerkorps, was voorgelegd. Reden van zijn weigering was de door hem
verlangde zekerheid, dat zijn soldaten niet aan de Russen zouden worden
uitgeleverd: hij moest tenslotte genoegen nemen met de onwaarschijnlijk
heid van zo'n uitlevering. Het uitstel schiep echter enkele dagen een toestand van grote verwarring:
overal juichende mensen op straat, maar hier en daar werden ze weer naar
binnen gedreven, er vielen ook doden - nog afgezien van het treurige
incident op de Dam in Amsterdam, waar bij een schietpartij op 7 mei (de
eerste geallieerden waren met een tiental pantserwagens en brengun-carriers
juist in de stad) 22 doden en bijna 60 zwaargewonden te betreuren waren.
Ook de Binnenlandse Strijdkrachten liepen tegen hun grootste frustratie
op: de radio verklaarde het land bevrijd, maar de realiteit bleef nog
dagenlang een andere.'
Een woordvoerder van de gemeente Wageningen liet aan de Leeuwarder Courant (18 september 1982) weten, dat de capitulatie-oorkcnde wel degelijk op 5 mei 1945 was gedateerd. , '''De gemeente Wageningen beschikt over het originele capitulatiedocu
ment dat door generaal Blaskowitz en generaal Foulkes op 5 mei is
gedateerd en dat op 6 mei werd ondertekend. Het document zou met opzet
zijn geantedateerd, omdat de feitelijke overgave zich de dag daarvoor al had
voltrokken in hotel «De Wereld». Dit in tegenstelling tot wat prof. dr. L. de
Jong in zijn jongste deel van Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede
Wereldoorlog meedeelt", aldus de gemeente Wageningen gisteren. Or. L. de Jong verklaarde gisteren, dat de discussie over de werkelijke
"bevrijdingsdag" wat hem betreft een weinig belangrijke zaak is, van zuiver
formalistische aard. "Ik heb dan ook slechts met opzet in een voetnoot
aandacht aan de zaak besteed. Ik stem van harte in met het vieren van de
bevrijding op 5 mei", aldus dr. De Jong in een reactie.'
De liberale senator Harm van Riel gafin zijn opstelover De Jongs werk in de Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nedertanden (94 (1979) 487) een schets van de oorlogsavond van de vijfde mei. 7
kennis in de binnenstad van Den Haag, totaal verlaten. Na een beleefd
verzoek aan een wachtmeester van de Feldoendarmerie, mochten wij het
Plein betreden ("wen.n Sie sich ruhig verhalten"). Op het fraaie gebouw van
"De Witte" woei de rijksoorlogsvlag balfstok, en op mijn vragen naar de
bekende weg, werd mij door de betrokken wachtmeester verteld dat de
Führer op de laatste barricade in Berlij n was gevallen. De officiële lezi ng als
bet ware. Maar belangrijk curieuzer was het Plein zelf. Voor iedere ingang
stond een soldaat of onderofficier van de Feldgendarmerie met het geweer
tussen de benen. In volstrekte roerloosheid. (In die gebouwen bevonden
zich Duite civiele vluchtelingen van het Reichskommissariat e.d.). De avond
viel snel en wij moesten weer weg, waarbij de sergeant aan het eind van de
Korte Houtstraat zeer beleefd salueerde en vroeg of wij alles goed gezien
hadden. Mijn contra-opmerking was: "Es war exakt das Rheingold". De man
beaamde dat en zei dat dit ook de opzet was. Een symboolhandeling als het
ware.'
Gerard Mulder nam in Vrij Nederland (16 oktober 1982) de gelegenheid te baat voor een algemene verhandeling over de betekenis en waarde van De Jongs voorkeur voor het detail. , 'De gretigheid waarmee de media zich op dit hot item hebben gestort, is
onbegrijpelijk. Als de juiste datum waarop de algehele bevrijding van
Nederland wordt herdacht zo belangrijk is, waarom is 6 mei dan een
correctere dag dan 5 mei? Het feit dat Blaskowitz op 6 mei 1945 zijn
handtekening plaatste onder de zeventien articles of surrender, zegt over de
bevrijding op zich zelf niets. Zowel op die dag als een dag later zijn in
N ederland nog tientallen mensen door Duitse kogels gesneuveld. Alleen al
op de Dam in Amsterdam zijn op 7 mei bij de beruchte schietpartij voor de
"Groote Club" tweeëntwintig doden gevallen, mensen die nooit hebben
kunnen voelen wat het betekende om bevrijd te zijn, alhoewel "Bevrij
dingsdag" toen al twee dagen achter hen lag. Als je onder "bevrijding" het
moment verstaat waarop de Duitsers niet langer de baas waren en de
Nederlandse burgers de straat op konden gaan zonder het risico te lopen te
worden gearresteerd, beroofd, gedeporteerd of gefusilleerd, dan komt maar
één datum in aanmerking: 8 mei. Op die dag hielden de geallieerde legers
hun triomfale intocht in de Randstad en met name in de hoofdstad des
lands. En zelfs op die dag waren de moffen nog letterlijk te duidelijk in
beeld. De één na laatste foto die de lezer in deel lOB tweede helft, Het laatste
jaar, tegenkomt, toont de Dam in feestroes. Op de achtergrond wringen
Canadese tanks zich door de menigte, op de voorgrond steken Duitse
Stahlhelme en lefpetten scberp af. Een Duitse officier heft dreigend de
gehandschoende hand ... De verwarring over de historisch en folkloristisch juiste bevrijdings
woorden, "een rafelige bevrijding, een bevrijding ook (als wij even afzien
van de incidenten die wij memoreerden) zonder moeite, zonder strijd,
zonder offers, zonder glorie, niet zozeer militair als wel administratief'. De
Jongs boek is qua opzet even rafelig als het onderwerp dat hij beschrijft. Het
thema bevrijding suggereert een compactheid en een homogeniteit - zoals
een aantal andere delen van Het Koninkrijk dat wél heeft - die er in de
uitwerking niet blijkt te zijn. Allerlei deelonderwerpen die niet in een rechtstreeks chronologisch of
oorzakelijk verband met elkaar staan, worden aangesneden, behandeld en
vervolgens losgelaten. Geografisch lijkt dit deel op een fast-paced Ameri
kaanse bestseller over internationale spionage. De Jong voert zijn lezers
mee van de Oeral naar Athene, van Stockholm naar de Krim, van de
Ardennen naar Washington DC, van de Watergraafsmeer naar het landgoed
Chequers bij Londen. Wat de gedetailleerdheid van de beschrijvingen betreft, krimpt de tekst
in en dijt hij uit als de bewegingen van een exotisch weekdier. Op bladzij
777 worden wij nauwkeurig ingelicht over de architectonisch waardevolle
panden aan het Korte Voorhout in Den Haag die bij het bombardement van
3 maart 1945 werden verwoest. Op bladzij 8 17 zitten wij middenin de
problematiek van de status van Buiten-Mongolië, de heerschappij over de
Koerilen-eilanden en van de grenscorrecties aan de Noordelijke Ijszee.
Twintig bladzijden verder lezen we in welke maand van 1944 blok 30 van
het concentratiekamp Dachau met vlektyfus besmet raakte. Voor de
duidelijkheid: met De Jongs voorliefde voor tekenende details en
veelzeggende anekdotes ben ik zeer ingenomen. Ze tillen geschiedschrij
ving uit boven de abstractie van bewegingen van pionnen op een
schaakbord. Het detail dat Reichskommissar Seyss-Inquart gedurende de hele
autorit van Den Haag naar Achterveld, waar de capitulatiebesprekingen met
de geallieerden zouden worden gehouden, delen uit de Matthäus Passion zat
te neuriën, typeert het sujet met zijn ranzige Bildungsbürger-pretenties. Dat
de commissaris van de koningin in Friesland, baron P. A. V. van Harinxrna
thoe Slooten, die de hele oorlog was blijven zitten, zich niet neerlegde bij
zijn ontslag en maandenlang toch grimmig op zijn werkkamer in het
Provinciehuis bleef zitten nietsdoen vind ik gewoon interessant om te
lezen - en typerend voor de baron. De weidse excursies in de wereldpoli
tiek daarentegen - De Jong besteedt veel aandacht aan de conferenties van
Jalta en van Dumbarton Oaks en aan het oorlogsverloop aan het westelijk
en oostelijk front komen mij als enigszins overbodig voor. Het is
natuurlijk nodig de gebeurtenissen in Nederland te plaatsen in het
perspectief van een wereldoorlog, maar voor een historicus die zijn
onderzoek in hoofdzaak richt op Nederland is aan het uitvoerig beschrijven
van de internationale verwikkelingen weinig eer te behalen. Er is al
ontzettend veelover geschreven - blijkens de bronnenopgaaf baseert De 7
ken - en zelfs voor de op dit terrein maar matig belezen belangstellenden
bevatten de "internationale" passages in dit deel maar weinig nieuws. Het belang van De Jongs werk is dus in de allereerste plaats gelegen in
wat hij schrijft over Nederland en over Nederlanders : het optreden van het
College van Vertrouwensmannen, de tegenstellingen binnen het verzet, de
gruwelijke belevenissen van Nederlandse gevangenen in de concentratie
kampen en tuchthuizen, de nadagen van de hongerwinter, de politieke
verhoudingen en het verloop van de bevrijding zelf. Met name wat dat
laatste onderwerp betreft, kon ik een gevoel van teleurstelling niet
onderdrukken, al valt dat de auteur niet te verwijten. Juist bij het lezen van
de passages over de vooravond van de bevrijding, de onvergetelijke intocht
van de Canadezen, de arrestatie van NSB'ers en het kaalknippen van de
"moffenrneiden" besefte ik hoe vaak ik dat al eerder gelezen heb, hoe
vertrouwd en déjà vu het op mij over kwam, hoe ontroerend het verhaal
toch elke keer weer "is. Voor het oproepen van de herinnering aan de
bevrijding is nog geen geschiedenisboek nodig; die leeft nog zó sterk en is
nog zó vanzelfsprekend onderwerp van gesprek dat elk wetenschappelijk
werk, hoe goed ook voorzien van voetnoten en bronvermeldingen,
daartegen flets moet afsteken. Had De Jong uit zijn boek over de bevrijding die bevrijding zelf dan
maar beter kunnen weglaten? De verleiding om deze vraag met ja te
beantwoorden, is groot. Ik doe het niet omdat het weglaten van de climax
(die dus eigenlijk een anticlimax is) dit toch al ietwat rommelige deel van
zijn houvast zou beroven. Het hoeft op zich zelf ook niet storend en blijkt
vaak zelfs noodzakelijk te zijn dat de ontdekkingsreiziger op weg naar terra
incognita af en toe vertrouwd terrein doorkruist. Ook De Jong leidt zijn lezers over bekend gebied naar nieuwe
ontdekkingen. Het relaas van de lotgevallen van het College van Vertrou
wensmannen is zo'n ontdekking, de bemoeienissen van de Nederlandse
regering met de gevangenen in de kampen is een andere. Hij plaatst ook
nieuwe kanttekeningen bij bekende feiten (het optreden van de Binnen
landse Strijdkrachten in de meidagen van 1945 bij voorbeeld). Maar in dit
gevallijkt de auteur op een conférencier die met heel veel woorden een paar
schaarse cabaretnummers aan elkaar praat om het programma een substanti
eel aanzien te geven. Met erkenning van de kwaliteiten van De Jong stijft
deel lOB tweede helft mij in mijn overtuiging dat het basisidee voor de
opzet van Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog niet deugt.
Die opvatting staat los van de al vaker gestelde, principiële vraag ofhet een
goed idee is om een rijksambtenaar in opdracht van, onder verantwoorde
lijkheid van en met speciale privileges van de regering een officieel ge
schiedenisboek te laten schrijven. Als standaardwerk, als "het laatste woord" over deze materie moet de
reeks onvermijdelijk tekortschieten omdat allerlei deelonderwerpen in het 7
lijkheid van het geheel niet uitputtend genoeg behandeld kunnen worden.
De Jong zegt het, op blz. 1439, zelf: "Wij zijn ons bewust, in die zeven
delen (de delen waarin de lotgevallen van Nederland in de oorlog worden
beschreven VN) geen paragraaf geschreven te hebben waaraan men niet op
grond van voortgezet, dieper onderzoek een heel boek zou kunnen
wijden." Voor een populair, voor een breder publiek toegankelijk werk is
Het Koninkrijk anderzijds weer te kostbaar, te lijvig en te ingewikkeld. Gesteld dat de behoefte bestaat de oorlogsgeschiedenis van dit Konink
rijk zo volledig mogelijk vast te leggen, dan was het beter geweest om aan
de ene kant een lange reeks monografieën te laten verschijnen en aan de
andere kant een beknopter, chronologisch boek waarvan de afzonderlijke
delen als pocket voor een paar tientjes verkrijgbaar zouden zijn. Zoals gezegd laat deze kritiek de kwaliteiten van De Jong als geschied
schrijver onverlet. Hij geeft mij het idee de waarheid heel dicht te naderen
en dat is niet het minste compliment dat men een historicus kan maken.
Niet dat ik alle feiten heb gecontroleerd enjuist bevonden. Maar het totale
beeld van de gebeurtenissen dat uit De Jongs beschrijving oprijst, wijkt
nogal af van wat je de gewenste geschiedenis zou kunnen noemen en dat
boezemt mij vertrouwen in. In de gewenste geschiedenis volgen de gebeurtenissen elkaar staccato en
met ijzeren logica op, is het verschil tussen goed en kwaad en tussen helden
en schurken duidelijk en wordt het kwaad beraamd en uitgevoerd in de
vorm van complotten. Voor factoren als toeval, domheid, misverstanden,
emoties, traagheid, lamlendigheid en onvermogen is in deze versie van de
geschiedenis weinig plaats, des te meer echter in het werk van De Jong. Dit
is des te opmerkelijker, gezien de verleiding om in een boek met een happy
end - de bevrijding - heldendom en nobelheid te laten overheersen. Sic
non.' 7