Misschien was het vooral Quislings radio-proclamatie geweest die eerst aan de Noren, maar daarna aan de burgers van tal van andere staten de overtuiging schonk dat de grondslag voor het onbegrijpelijk-snelle succesdat de Duitsers op dinsdag 9 april geboekt hadden, gelegd was door in Denemarken en Noorwegen wroetende geheime agenten: Duitsers en dan daarnaast Denen en Noren die zich met het Derde Rijk verbonden hadden. Men repte van valse orders, van doorgesneden verbindingskabeIs, van saboterende Noorse officieren, van Duitse soldaten en Duitse wapens die tevoren het land binnengesmokkeld waren, van Duitse vissers, handelsreizigers, toeristen, pleegkinderen die druk als spionnen gefungeerd hadden - kortom: de bliksemsnelle verovering van twee landenleek in de eerste plaats gevolg van het sinister optreden van een 'Vijfde Colonne'
; die term was, wij beschreven dat in ons vorig deel, herfst '36 tijdens de Spaanse burgeroorlog geboren.
Dat aan het welslagen van de Duitse operaties heel andere factoren ten grondslag lagen: een gedurfde opzet, uitnemende planning en grote doortastendheid bij de uitvoering, besefte men niet of wilde men niet beseffen: de conceptie van de 'Vijfde Colonne'
bood een veel simpeler verklaring, leek bij voorbaat bevestigd door het optreden van een Seyss-Inquart in Oostenrijk en een Henlein in het Sudetengebied - en voor het overige zorgden de verslagen van journalisten die, zelf slachtoffersvan de Vijfde-Colonnegeruchten, geheel te goeder trouw weergaven wat zij in Denemarken, maar vooral in Noorwegen opgemerkt of van anderen vernomen hadden. 'Noorwegen overrompeld, niet door militaire macht, maar door verraad', stond op 16 april met grote koppen in De Telegraaf te lezen; het blad citeerde (vele andere Nederlandse bladen deden hetzelfde) een reportage welke die ochtend in een groot deel van de wereldpers verscheen en die geschreven
1 J. Vanwelkenhuyzen: 'Deuxièine période', p. 60-64. 2 R. van Overstraeten: Albert I-Léopold III, p. 548.'Noorwegens hoofdstad en Noorwegens zeehavens zijn'
, berichtte hij, 'niet genomen door een gewapende macht. Zij zijn met grote snelheid door een reusachtige, koelbloedige samenzwering in handen van de vijand gevallen, een samenzwering die men tot een van de meest stoutmoedige en meest volmaakte politieke conspiraties van de laatste eeuw moet rekenen. Door het land te doordringen met Nazi-agenten en door verraad van enkele hooggeplaatste Noorse burgerlijke en militaire autoriteiten bracht de Duitse dictatuur haar Trojaans paard in Noorwegen. Toen het uur geslagen had, waren het de Duitse en Noorse verraders die de sterke Noorse forten onmachtig rnaakten. Hiervoor was het nodig, dat een handvol sleutelposities in de administratie en in de vloot in handen van de verraders waren. De samenzwering voldeed voor 90% aan het te voren opgemaakte plan ... Men heeft dezelfde methode toegepast als tegen Oostenrijk en Tsjechoslowakije ... Majoor Quisling, de leider van de Noorse nationaal-socialisten, was (op 5 april) in Berlijn en organiseerde de expeditie. Hij keerde zaterdag 6 april in Oslo terug ... De engten van de Oslofjord waren afgesloten met mijnen. Om half twee in de morgen van de 9de april zijn al deze mijnen onschadelijk gemaakt door de Noorse marine die daartoe orders had ontvangen van de verraders. Zo is het land weerloos gemaakt."
Die reportage (de schrijver duidde haar zelf aan als 'het meest belangwekkende verhaal dat ik ooit sehreef'
), een week na het alarmerend gebeuren gepubliceerd en door de lezers ook van de Nederlandse pers gretig verslonden, leek de oplossing te bieden voor alle raadsels. In tal van landen werden door nerveuze regeringen, opgejaagd door een nerveuze publieke opinie, voorzorgsmaatregelen genomen. Zo ook in het onze.
Op 3 april, een kleine week vóór Wesertag, had de Duitse gezant in Den Haag, Graf Zeeh von Burkersroda, aan al zijn officiële relaties doen weten dat hij op maandagavond 8 april in Den Haag een filmavond voor genodigden zou houden. Het Auswártige Amt had hem hier instructie voor gegeven. Een dag later kon hij onthullen welke film vertoond zou worden. Het bleek
1 De Telegraaf, 16 april'vooral jonge officieren'
welkom waren bij de besloten voorstelling welke plaats zou vinden in het gebouw 'Excelsior'
dat door het Duitse gezantschap afgehuurd was.' '
Excelsior' was die maandagavond stampvol, leger en marine hadden er evenwel slechts enkele officieren heengezonden aan wie tevoren zorgvuldig opgedragen was dat zij zich gereserveerd te gedragen hadden.ê 'Peuertauje' gaf een beklemmend beeld van het Duitse militaire geweld; de onuitgesproken strekking was (daarom had het Duitse gezantschap in Oslo de film op 5 april moeten vertonen) dat men zich beter kon overgeven dan dat geweld over zich te laten komen.
Die strekking werd onderstreept door de berichten die op dinsdag 9 april uit Denemarken en Noorwegen binnenkwamen, Had 'Peuertauje' misschien ook de Nederlandse regering moeten intimideren? Die dinsdagmiddag kwam bij GS III bericht binnen van een van de inlichtingengroepen dat een Duitse aanvalop Nederland binnen zeer korte tijd te wachten stond."
Generaal Winkelman had reeds des ochtends, met instemming van minister Dijxhoorn, alle periodieke verloven ingetrokken voor de grensbataljons, voor de brigades A en B (in de Betuwe en in het Land van Maas en Waal), voor de bataljons aan de Maas, voor de troepen van het zuid- en het westfront van de Vesting Holland en die van de stelling Den Helder, alsmede voor het gehele personeel van de luchtverdediging. Voorzover daarbij betrokken, moesten die eenheden voorts de onmiddellijke vernieling voorbereiden van de objecten, de grote bruggen in de eerste plaats, die voor vernieling aangewezen waren,
Het bericht dat GS III ontving, maakte verdere maarregelen noodzakelijk,
Generaal Winkelman wilde alle verloven intrekken, maar minister-president de Geer, kennelijk niet overtuigd van de ernst van de situatie, vond dat te ver gaan: hij wist te bereiken dat de z.g. zakenverloven uitgezonderd zouden worden van die intrekking welke's middags bekend gemaakt werd. De generaal nam die middag nog een reeks andere besluiten die in zijn krijgsplan pasten. Voor het gros van het nrde legerkorps gelastte hij eoncentratie ten zuiden van Den Bosch; uit de buitenprovincies werden enige vliegtuigafdelingen naar de Vesting Holland en naar Zeeland overgevlogen; de comc.c.
De Duitse aanval bleef die nacht uit; hij bleef ook uit in de volgende nachten, waarvoor de opperbevelhebber van land- en zeemacht telkens voor de genoemde eenheden volledige strijdvaardigheid gelastte. Hij nam nog andere maatregelen: van de zeven bataljons in de noordelijke provincies verplaatste hij er twee naar de Betuwe; alle grenstroepen moesten hun moderne tankafweergeschut afstaall voor de hoofdverdedigingsstellingen, zij zouden gedeeltelijk in ruil oud veldgeschut ontvangen dat uit de jaren 'So Vall de negentiende eeuw dateerde; dan werden uit het oostfront van de Vesting Holland de meeste troepen naar het zuidfront en naar de nog in te richten Lingestelling overgebracht en bij die laatste stelling alsmede bij de Grebbelinie ging men tot inunderen over."
Terwijl dit alles voorbereid en uitgevoerd werd, gold voor de eenheden die, naar men meende, de eerste Duitse stoot moesten opvangen, nog steeds des nachts de volledige strijdvaardigheid. Daar kon men niet mee doorgaan: de troep kwam veel te veel slaap tekort. Na zes dagen, op IS april, werd de 'normale graad Vall strijdvaardigheid'
weer voldoende geacht."
Nog geen acht-en-veertig uur tevoren, in de nacht Vall 13 op 14 april was in het westen des lands groot alarm geweest. Op de avond Vall de r jde had
Die nacht ging generaal Winkelman op inspectie, kort na het middernachtelijk uur.! Hij 'kwam in de buurt van Ijmuiden in de duinen bij een betonkazemat. Het was een betonkazemat die vuur op het strand en de zee moest kunnen brengen. Er heerste grote rust en diepe stilte. De generaal gaat binnen en ziet daar de wacht die inderdaad met uniform en zo aan zit. Evenwel had zij alle openingen, alle uitkijkgaten en alle spleten en alleswat er maar enigszins open was, met zakken zand dichtgestopt."
Zo waren er meer punten waar de opperbevelhebber de indruk kreeg dat het alarm in hoogst onvoldoende mate doorgegeven was en dat de troep geen denkbeeld had van hetgeen oorlog betekenen kon. Dat was verontrustend. Gelukkig: de volgende ochtend bleek alles loos alarm geweest te zijn. Geen vreemd schip werd meer waargenomen. Het enige wat geschiedde, was dat een van de Nederlandse onderzeeboten die, teneinde de batterijen bij te laden, op de drie-mijls-grens boven water dieselde, door een Frans vliegtuig (de inlichtingendienst had in Den Haag onmiddellijk de Franse en Britse militaire attache's over het Z.g. Duitse convooi geïnformeerd''
) voor een Duitse U-Boot gehouden en met bommen bestookt werd, en dat een van de Nederlandse verkenningsteestellen verongelukte."van Voorst tot Voorst: 'Notities over de mobilisatieen de meidagendl.b, p.GetuigeM. van Voorst tot Voorst, a.v., dl.c, p.C. Moolenburgh,mei'Marine . .. tweede wereldoorlog', dl.hoofdstuk('Ontwikkeling van detoestand en de inleiding tot de Duitse inval opmeino.p.ms. Milo-vanp.
Of zich inderdaad op de avond van de r jde vreemde schepen ter hoogte van Den Helder bevonden dan wel of de kustwacht in de schemering een school robben voor Duitse schepen gehouden had, zij in het midden gelaten. Vast staat, dat de militaire leiding korte tijd beducht was voor een Duitse landing op de kust.! De bui dreef over. Generaal Winkelman was nuchter genoeg om daar geen geruststelling uit te putten. Op 10 april was uit Berlijn in Den Haag de nieuwe Japanse marine-attaché gearriveerd, kapitein-ter-zee Tadashi Maeda, en deze had zich gehaast om aan het hoofd van de marineinlichtingendienst (Maeda's voorganger, Tonaki, had veelmet deze gezeild) te berichten dat Nederland in elk geval door Duitsland aangevallen zou worden; toen dat hoofd die informatie aan generaal Winkelman overbracht, zei de generaal dat hij er persoonlijk op rekende, 'dat het vroeg aflaat mis zou gaan.'2
Hoe 1 Welke vormen zou dat gevreesde Duitse offensief aannemen 1 Welke listen en lagen moest Nederland van Hitler verwachten 1
De berichten uit Denemarken en Noorwegen hadden niet alleen bij de publieke opinie, maar ook bij vele ministers en bij de militaire leiding de nerveuze verwachting gewekt dat hier te lande, als in Denemarken en Noorwegen, een 'Vijfde Colonne'
beslissend zou ingrijpen. Die verwachting knoopte aan bij een al bestaande bezorgdheid. De gehele winter door, maar met name in januari, daarna weer in februari en maart, was, vooral in het centrum des lands, des avonds, soms ook des nachts opwinding ontstaan doordat men meende, lichtsignalen waar te nemen; telkenmale werd de politie of werden militairen op nader onderzoek uitgezonden: nooit wisten zij de bron van die lichtsignalen te vinden. Tenslotte werden in het gebied van het veldleger grootscheepse patrouilletochten georganiseerd. De nachte-lijke waarnemingen werden in kaart gebracht. Geruchten gingen de ronde doen dat, na het invallen van de duisternis, geheimzinnige auto's door het land reden, soms ook dat even geheimzinnige vliegtuigen 'met lichtendenadering van een Duits, niet van een Engels convooi duchtte, staat vast (H. F. M. van Voorst tot Voorst, 16 febr. 1967). 2 c. Moolenburgh, 14 mei'Er kunnen belligerenten zijn'
, schreef het blad (de Duitsers werden bedoeld, maar niet genoemd), 'die niets liever wensen dan dat de publieke opinie in Nederland zich zenuwachtig zou gaan maken over uniformsmokkelarijen (nietwaar, in verband met parachutisten die vermomd als rijksveldwachter of marechaussees of postboden of melkboeren op donkere nachten uit de lucht zouden komen vallen om achter het 'front'
verwarring te stichten of ministeries of de bureaux van de generale staf te overrompelen!) Ook de geheimzinnige verhalen over de lichtkogelseinen die langs steeds wisselende lijnen over ons land van grens tot grens zich zouden voortplanten passen natuurlijk prachtig in zulk een verwarrings-stelsel Volgens sommige opvattingen in Haagse kringen zou men hier te doen hebben met een stelselmatig geënscènccrde zenuw-zaaicampagne van NSB'ers."
Is er in werkelijkheid iets van belang aan de hand geweest?
Wij menen van niet.
In een aantal gevallen bleken die z.g. lichtsignalen door kwajongens gegeven te zijn," in andere door geestelijk-gestoorden die, aanhakend aan de persberichten, graag sensatie wekten. Vaak ook bleek het z.g. lichtsignaal gevolg te zijn van het feit dat een auto met ongedimd licht een helling op reed of dat de bewoner van een eenzaam huis iets op zolder zoeken moest waar hij korte tijd het licht aan deed. Wij erkennen: er blijft een onverklaarde rest. Het is zeker niet ondenkbaar dat deze of gene individuele Duitser of individuele NSB'er bij tijd en wijle trachtte, de evidente nervositeit in Nederland te versterken. In de betrokken periode heeft men evenwel in ons land, alle nasporingen ten spijt, in geen enkel geval bezwarend bewijsmateriaal gevonden; voor de naoorlogse onderzoekingen geldt hetzelfde. Het hoofd van de afdeling van de Abwehr die een dergelijke nervositeits-actie had moeten organiseren, sprak in '52 met ons in grote openhartigheid over al datgene wat zijn dienst op touw gezet had, maar de Nederlandse 'lichtkogel-affaire'
was nieuw voor hem." Uit de nerveuze reacties op die z.g. geheimzinnige signalen sprak een nerveuze angst.
Juist die angst werd door de gebeurtenissen in Denemarken en Noorwegen belangrijk versterkt: wij haalden de meest schokkende reportage met betrekking tot Noorwegen al aan. Zij verscheen, gelijk toen vermeld, op rö april in een groot aantal Nederlandse bladen. Diezelfde dag arriveerde uit Oslo op Schiphol het KLM-toestel 'Kemphaan'
dat, op 8 april in de Noorse hoofdstad aangekomen, daar op de ede weer had zullen vertrekken, maar gezag
1 Algemeen Handelsblad, 23 febr. 1940. 2 Een voorbeeld in het Algemeen Handels blad,23 maart 1940. 3 E. Lahousen, 28 sept.'Op Schiphol zouden'
, merkte hij op, 'plus-minus twintig toestellen per halve minuut kunnen landen'
); en de Oslo'se vertegenwoordiger van de Lufthansa, een Duitse burger, had aan de Duitse officieren, nauwelijks waren ze uit hun toestellen gestapt, kaarten en opdrachten uitgereikt- en was 'aan het hoofd der Duitse troepen'
naar Oslo gemarcheerd": was dat niet een aanwijzing dat vrijwel geen Duitser die in het buitenland woonde, volledig te vertrouwen was 1
In Den Haag had men bij Justitie diezelfde conclusie al getrokken.
Op 15 april, daags voor Evert van Dijk met zijn sinistere waarnemingen arriveerde, had een burger in Voorburg op straat een grote Duitse dienstenveloppe gevonden, geadresseerd aan zekere H. Cohrs, per adres Auslands Organisation der NSDAP in Berlijn. De enveloppe was naar het Haagse hoofdbureau van politie gebracht. Veertien pagina's aan stukken kwamen er uit te voorschijn, een daarvan met het briefhoofd van de Duitse legatie, twee ondertekend door diezelfde dr. O. Butting die, zoals wij in ons vorig deel vermeldden, in '37 als attaché aan het Duitse gezantschap toegevoegd was, belast met de supervisie over de Reichsdeutsclic Gemeinschaft, de gecamoufleerde voortzetting van de AO (de Auslands-Grganisation der NSDAP) hier te lande. Tientallen spionageberichten, op die veertien vellen aangetekend, lagen nu bij de hoofdcommissaris op tafel; ze waren van diverse genummerde agenten afkomstig. De nummers liepen tot 17. No. 3 had zijn waarnemingen in Amersfoort en omgeving verricht. Onmiddellijk werd daar de plaatselijke leider van de Reichsdeutsche Gemeinschajt, een Duitse reserve-officier, gearresteerd en verhoord; de man viel door de mand en bekende, door Buttingdiging, (Sectie krijgsgeschiedenis) V. E. Nierstrasz: De strijd 0/11 Rotterdam, mei 1940 (1952), p.
Begrijpelijk was het, dat de berichten uit Scandinavië, gekoppeld aan de vondst van de Butting-envelop en aan het rapport van gezagvoerder van Dijk, voor opperbevelhebber Winkelman aanleiding werden, tot al zijn commandanten een rondschrijven te richten waarin hij, onder verwijzing naar het 'uitstekend georganiseerd systeem van verraad'
dat in Noorwegen aan de dag getreden heette, een reeks maatregelen bekend rnaakte die in hoofdzaak de bedoeling hadden, het effect van valse orders zoals die, naar hij meende, door de Duitsers bij Oslo en elders gebruikt waren, te neutraliseren; bij elke grensoverschrijding door vreemde troepen, maar ook door 'gewapende Nederlanders'
, moesten de Nederlandse militairen, schreef hij nu, onmiddellijk handelend optreden; bevelen, betrekking hebbend op de krijgsverrichtingen, zouden, was de strijd eenmaalontbrand, uitsluitend door of namens de opperbevelhebber gegeven worden; zij zouden, indien schriftelijk verstrekt, in de linkerbovenhoek voorzien zijn van een dagelijks wisselend codewoord en datzelfde codewoord (dat telkens in de middag van de ene dag kenbaar gemaakt zou worden om te gelden op de volgende) zou van alle telefonische, radiografische en optische berichten het begin vormen. Nederland zou, aangevallen, niet aileen vechten maar d6órvechten. Daar moesten alle officieren en onderofficieren van doordrongen worden. 'Mitsdien moet reeds nu'
, aldus dit rondschrijven, 'aan alle commandanten (en door hen aan alle onder hun bevelen dienende officieren en kaderleden) bij herhaling worden meegedeeld,
dat bij een vijandelijke inval de regering het verzet nooit en onder geen voorwaarde zalopgeven;
dat berichten, in strijd zijnde met vorenstaand beginsel, derhalve onjuist zijn en van de vijand afkomstig moeten zijn;
dat alle troepen onder alle omstandigheden onvoorwaardelijk moeten weerstand bieden en tot de laatste man moeten standhouden (uitgezonderd uiteraard zij, die belast zijn met een vertragende taak)."
Gehoopt werd, met deze duidelijke instructie te voorkomen dat Duitsers of anderen met gefingeerde bevelen Nederlandse cornmandanten zouden misleiden.
Daarnaast('Op Schipholzouden plus-minus twintig toestellen per halve minuut kunnen landen'
) was er het evidente gevaar van eenlanding of aanslag opdeJong:p.Rondschrijven,aprilvan de opperbevelhebber van land- en zeemacht (Sectie krijgsgeschiedenis,archieven, groeppakno.'De Mok'
op Texel gestationeerd waren, veiligheidshalve naar elders verplaatst: één groep naar het Alkmaardermeer, één naar Schellingwoude bij Amsterdam, één naar de Westeinderplas bij Aalsmeer, éénnaar Veere op Walcheren." Tenslotte kreeg, voor een betere bestrijding van eventuele parachutisten, de commandant van de Vesting Holland de beschikking over een deel van de Lichte Divisie dat naar Wassenaar verplaatst werd, en werden de infanteriedepots die normaal onder het departement van defensie ressorteerden, aan de commandant Vesting Holland en aan andere commandanten ondergeschikt gemaakt. 'Het was'
, aldus generaal-majoor van Voorst tot Voorst, 'geen fraaie figuur om nu reeds over deze troepen te beschikken die bestemd waren voor aanvulling van geleden verliezen, maar men moest alle hout benutten om pijlen te maken!'
3
Overeenkomstige voorzorgsmaatregelen trof de marine.
Alle schepen die uit Duitsland of Scandinavië binnenkwamen, werden voortaan binnengaats onderzocht onder bescherming van een artillerieschip of van een kustbatterij: men kon die schepen dus zo nodig onmiddellijk in de grond beren." Van midden april af werden voorts, telkens wanneer de spanning steeg, alle kustlichten gedoofd en alle havens gesloten." Tenslotte werd de Z.g. IJselmeer-flottielje die uitsluitend bestond uit een verouderde kanonneerboot en acht met een mitrailleur bewapende motorboten, met drie pantserboten en twee mijnenvegers versterkt."
De meeste van die maatregelen werden niet gepubliceerd en drongen dus niet tot het grote publiek door. Dat kende als voornaamste graadmeter voor
De afkondiging van de staat van beleg werd, dunkt ons, vooral door twee motieven ingegeven: de wens om de Duitse spionage effectiever tegen te gaan en de beduchtheid dat er kort vóór of tijdens de vijandelijkheden sprake zou zijn van het actief ingrijpen van een Vijfde Colonne, welke men gevormd zag door twee met elkaar samenwerkende, althans elkaar steunende groepen: de nationaal-socialistisch gezinden onder de Nederlanders en de nationaal-socialistisch gezinden onder de ruim vijftigduizend Rijksduitsers die zich in ons land gevestigd hadden. Op die Rijksduitsers komen wij in een volgend hoofdstuk terug; er is evenwel, op dit punt in ons relaas gekomen, alle reden om aandacht te wijden aan het optreden tijdens de neutraliteitsperiode van al die Nederlandse nationaal-socialistische en fascistische organisaties en groeperingen welker ontstaan en ontwikkeling, welker gedisputeer en geharrewar wij in ons Voorspel gedetailleerd beschreven.
Wij willen de kleinste groeperingen niet in nadere beschouwing nemen: de NSNAP-Kruyt en de NSNAP-van Rappard bleven vagelijk als organisatie wel bestaan (van Rappard zat overigens in Duitsland), maar zij ontplooiden nauwelijks activiteit; leiding en leden droomden van de betere tijden die zouden aanbreken zodra, zo zagen zij het, Hitler, de Führer, het nationaal-socialisme in Nederland zijn historische kans zou bieden.
Meer dient verhaald te worden omtrent vier groeperingen die wij, tot het uitbreken van de tweede wereldoorlog, in ons Voorspel met aandacht
1 H. F. M. van Voorst tot Voorst: 'Notities over de mobilisatie 1939-1940 en de meidagen I940'
, Ellq., dl. I b, p.'Zwart Front'
, de kring van het van autoritair geleidelijk fascistisch geworden weekblad De Waag en, tenslotte, de NSB.
Beginnen wij dan met het Verdinaso-Nederland, de door Ernst Voorhoeve geleide tegenhanger van het Vlaamse Verdinaso dat de door Voorhoeve aanbeden Vlaamse fascist Joris van Severen opgericht had. Voorhoeve aanvaardde de landsverdediging; 'ik verwacht'
, maakte hij begin september '39 bekend, 'dat de leden van het Verdinaso-Nederland die worden opgeroepen, hun militaire dienst uitstekend zullen vcrrichten.Î! Zijn verbond had niet veel om het lijf Eind oktober ging het tot een fusie over met de Nederlandse Volkspartij - het groepje maleontenten dat zich eind '37, na de nederlaag der NSB bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer, onder leiding van ds. G. van Duyl van de NSB losgemaakt had. 'Ds. van Duyl', schreef Voorhoeve na de oprichtingsvergadering van het Verbond der Nederlanders (zo zou de samensmelting van Verdinaso en Volkspartij heten), 'is werkelijk een schitterend redenaar. Die dag was een schepping, een onvergankelijke schepping en het Verbond der Nederlanders zal het worden. Ik ben gerust."
Lang duurde die rust niet. Om te beginnen werd de fusie afgewezen door een deel van Voorhoeve's aanhang, met name door de secretaris van het Verdinaso, J. J. van der Hout. Bovendien moest Voorhoeve in maart '40 een van de bestuursleden van de nieuwe organisatie, G. J. Zwertbroek (in het begin van de jaren '30 secretaris van de Vara) die uit de Nederlandse Volkspartij afkomstig was, schorsen: Zwertbroek had geweigerd, het girosaldo van de Volkspartij op de rekening van het Verbond der Nederlanders over te schrijven en had een deel daarvan voor zijn huishoudelijke behoeften gebruikr.ê De herinnering aan de dag van 'de onvergankelijke schepping'
was toen al ietwat aan het verbleken.
Alvorens met het groepje van van Duyl c.s. in zee te gaan, had Voorhoeve gepoogd, in die samenwerking ook Arnold Meyers 'Zwart Front'
te betrekken. Henri Bruning had, niet voor het eerst, weer zijn best gedaan, Voorhoeve en Arnold Meyer met elkaar te verzoenen. De poging was mislukt. Tegen oprichting van een nieuwe organisatie had Arnold Meyer geen bezwaar, integendeel, maar hij eiste dat de 'eenhoofdige leiding in zijn persoon'
aanvaard zou worden. Dat was Voorhoeve te machtig: de fusie wasJ.'Zwart Front'
, zoals het reilde en zeilde, was Meyer intussen niet langer tevreden. Eind' 39 ging hij een oproep verspreiden waarin hij op de vorming van een geheel nieuwe, uiteraard door hem persoonlijk geleide organisatie aandrong: 'Nationaal Front'
. 'Wij wensen'
, zo heette het in die oproep, 'de nationale opstanding van ons volk: onder Oranje' - en daarop volgde dan een program dat repte van de aansluiting van Vlaanderen bij Nederland, van 'een sterk staatsgezag met ruime rechten voor de Kroon en de door de Kroon te benoemen minister-president'
, van beperking van de vrijheid van drukpers en van vergadering, van de oprichting van een 'Nationale Raad van Corporaties'
, 'de Joden zullen gastrecht hebben."
Enkele maanden lang zette Meyer dit program op besloten bijeenkomsten uiteen, maar op 20 april' 40 vond dan in Den Haag de openbare vergadering plaats ter oprichting van Nationaal Front. Dat front, zo betoogde hij, vormde voor ons land ('de parlementaire demoeratie is uitgeleefd'
) de enige hoop op herstel, en op herstel niet alleen: op een unieke plaats op aarde. Een 'wereldomvattend Rijk der Verenigde Nederlanden'
zou gesticht worden.
'Is het een belachelijke fantasie, het drogbeeld van een verhitte verbeelding? Neen, en nogmaals neen! Het is de meest nuchtere werkelijkheidszin. Hebben wij niet een rijk van tachtig miljoen inwoners? ... Nederland heeft de mogelijkheid om. zich op te werken tot een mogendheid van de eerste grootte ... Wij willen slechts de plannen in gereedheid brengen, het volk nauwer samen bundelen, opdat er straks geen luchtledig zal zijn, maar wij aan Hare Majesteit, onze Koningin, die wij eerbiedigen en gehoorzamen, onze plannen voor een nieuwe staat en maatschappij kunnen voorleggen."
Veel indruk maakten die autoritair-getinte, chauvinistische snorkerijen niet. 'Nationaal Front'
was weinig meer dan een voortzetting van 'Zwart Front'
, uitgebreid met een aantal figuren die de NSB vaarwel gezegd hadden, met de Rotterdamse oud-communist G. van Burink, met de onvermijdelijke 'dr.'
Alfred A. Haighton - en naast anderen treffen wij ook Zwertbroek weer aan, ditmaal in gezelschap Vall een oud-voorzitter van het NVV, R. Stenhuis ; kortom: een vreemd allegaartje van meest uitgerangeerde opposanten, waarbij zich intussen ook, aldus een verslag, 'verschillende bekende figuren uit de zakenwereld en uit de industrie'
(niet nader genoemd) gevoegd hadden: hun subsidies hadden 'leider Arnold Meyer'
in staat gesteld,Voorhoeve: 'Het Verbond van Dietsep. 8 (Doe I - 1&19, map a-8). • A. Meyer: Alles voor het vaderland (1946), p. II-I7. 3 A. Meyer: Toespraak:op 20 april I940 (ArchiefNationaal Front, map 2'hoofdkwartier'
in te richten. Hier uitte na afloop van de oprichtingsbijeenkomst een neef van de grote anarchistische voorman Domela Nieuwenhuis, ds. J. D. Domela Nieuwenhuis Nijegaard, jarenlang een fervent aanhanger van het Vlaamse activisme, 'onder uitbundige bijval een heilwens voor het herboren Nederland."
Wij komen in een volgend deel op Nationaal Front terug.
Voor het weekblad De Waag geldt hetzelfde. Maar hier zij dan, wat de neutraliteitsperiode betreft, vermeld, dat de werkelijke leider van deze kring, ir. B. Wigersma, in maart '40, voorlopig aanblijvend als voorzitter van de stichting 'De Waag'
, het voorzitterschap van de redactie aan dr. T. Goedewaagen overdroeg.ê Wigersma zag 'het wereldconflict dat wij thans meemaken'
, als een conflict 'tussen het individualistisch kapitalisme enerzijds en het nationale socialisme anderzijds.'
wel moest, betoogde hij, De Waag
'zich zoveelmogelijk achter de regering stellen en zich dus onthouden van kritiek'
", maar, gegeven het geschetste uitgangspunt, was het onvermijdelijk dat de sympathieën van het weekblad geheel naar de kant van 'het nationale socialismc'
gingen. Voor dr. Goedewaagen gold dat in versterkte mate: hij was voorstander van 'vernietiging van de Engelse macht', hij meende, 'dat Duitsland ons wel blijvend zou respecteren, dat wij met de Franse geest niets, met de Engelse weinig en met de Duitse veel gemeen zouden hebben, dat het een Nederlands belang zou zijn, wanneer wij ons zouden inlijven bij een Duits systeem' deze en dergelijke uitlatingen-in-besloten-kring waren het, die de secretaris van de redactie, mr. J. van der Hoeven, er medio maart toe brachten, zijn functie neer te leggen+ en met het gehele gezelschap te breken," Niet dat dr. Goedewaagen zich ooit in zijn artikelen zo duidelijk uitsprak! Wat hij en anderen, goeddeels fascistisch of nationaal-socialistisch gezinden, in die tijd in De Waag schreven, was eerder in zijn strekking dan in zijn uitgesproken bewoordingen pro-Duits, maar Goedewaagen was in die kring de enige niet die zich, nog vóór de Duitsers hier hun intocht deden, innerlijk al geheel ingesteld had op de inlijving bij 'een Duits systeem'
, welke hij binnenskamers (uitsluitend binnenskamers) bepleit had.
Diezelfde dubbelzinnigheid vormde, van de regering uit gezien, hetJ.óJ.
De stellingen welke de NSB in het publiek ging verkondigen, waren uitgesproken pro-Duits. Voor het uitbreken van de tweede wereldoorlog en voor zijn voortzetting was zo heette het, in wezen slechts één macht verantwoordelijk: het Jodendom - dat was precies wat de Duitse propaganda betoogde. Men kan er de nummers van het partijweekblad Volk en Vaderland op naslaan en men zal overal van die kwalijke propaganda de kwalijke echo vinden. Wat Mussert zelf in zijn hoofdartikelen schreef, kwam er op neer, dat Nederland een Duitse nederlaag veel meer te duchten had dan een Engelse en dat men eigenlijk ook voor een Duitse invasie niet bevreesd moest zijn: nadien zou, onder vriendelijke Duitse supervisie, een nieuw Nederland opgebouwd kunnen worden. Wij kiezen één voorbeeld: Musserts hoofdartikel in Volk en Vaderland van 19 januari '40, geschreven midden in het z.g. tweede alarm. 'De Duitse regering'
, schreefhij toen, 'heeft maar één plicht: die is, de oorlog te winnen.'
Dan zou Engelands machtspositie gebroken worden en zulks was, dat erkende hij, niet in alle opzichten een prettig vooruitzicht:
'Voor het prestige en de positie van het blanke ras ware het te wensen, dat ook dan Engelands imperiale positie in Azië gehandhaafd bleef en Duitslands leiding heeft zeker zoveel rasbewustzijn dat zij dat ook zou wensen. Maar achter de Engelsen staat als 'opduwer'
de Jood. Het joodse volk is zich er volkomen van bewust dat het neerslaan van het Duitse volk noodzakelijk is om de heerschappij van de Joden in Europa onaantastbaar te vestigen.'
Welnu, 'de heren in Londen, in Parijs of Ït1 New York' waren, schreef Mussert, volkomen bereid om de nederlaag van Duitsland te bewerkstelligen door met him legers dwars door Nederland te trekken. Omgekeerd was Duitsland bereid om, tot het behalen van de overwinning, 66k met zijn legers dwars door ons land te gaan. Geschiedde het eerste, dan zouden, gelijk betoogd, 'de Joden'
in Europa een onaantastbare heerschappij vestigen: hier moest (dat schrééf Mussert niet, maar die conclusie lag er duimendik bovenop) elke Nederlandse nationaal-socialist zich tegen verzetten. Geschiedde het tweede. d.w.z. viel Duitsland Nederland aan, dan betekende dat oorlog:
'Als Nederlands nationaal-socialist heb ik de onwankelbare overtuiging dat de nationaal-socialistischeDuitse staatsleiding onder alle omstandigheden'
(lees: ook na een bezetting van Nederland)
'meer begrip zal tonen voor de Europese noodzakelijkheid van een onafhankelijke Groot-Nederlandse staat dan de democratische heren in Londen en Parijs, die diep moeten bukken voor het internationale Jodendom en het internationale grootkapitaal, twee machten die de natuurlijke vijanden van onafhankelijke, volkse staten zijn."
In dit gehele betoog was Nederlands nederlaag al verdisconteerd - een nederlaag waar Mussert trouwens zonder schroom, maar eerder met verlangen naar uitkeek: hoe zou hij zonder de voorafgaande vernietiging van de gehate 'demo-liberale'
staat ooit de macht in handen krijgen 1 De mentaliteit welke door zulk een artikel aangewakkerd werd, was de mentaliteit der overtuigde collaboratie.
Niet alle vooraanstaanden in de beweging dachten hier hetzelfde over.
Mr. A. J. van Vessem, een van de twee leden die de NSB in de Eerste Kamer vertegenwoordigden, verdedigde tijdens het begrotingsdebat over buitenlandse zaken dat wij eerder behandelden, het neutraliteitsstandpunt ('persoonlijke sympathieën voor vreemde volken zijn'
, zei hij, 'vaak op illusies gebouwd'
) met een duidelijkheid die allerminst geveinsd leek.ê en mr. M. M. Rost van Tonningen reisde, vermoedelijk in begin maart '40, naar Berlijn orner bij de Reichs!ührer-SS, Heinrich Himmler, op aan tedringen, dat Duitsland Nederland niet zou binnenvallen: zulk een inval zou, vreesde hij, de kansen voor een Groot-Germaans nationaal-socialisme in Nederland bederven. Rost wilde bovendien voorkomen, dat gemobiliseerde NSB'ers gewapenderhand zouden moeten optreden tegen hun Duitse geestverwanten. Van Himmler kreeg hij evenwel slechts een glimp te zien. 'Urn Cottes willen, wie hommt ihr hierher! Man dar! euch nicht so schwer belasten!' riepjan.P.]. Oud:dl.p.Rost van Tonningen zei tijdens dit bezoek ook, dat hij (hij had zich in septemberook al als Duits vrijwilliger aangemeld) persoonlijk graag aan Duitse kant zou meevechten,(Brief,febr.vanRost vanaan H. Himmler,dl.p.'wij moeten de NSB niet cornpromitteren'
) was geheel in overeenstemming met de instructies welke de Duitse pers in die periode bij tijd en wijle ontving: Het Nationale Dagblad van de NSB dienden de Duitse bladen niet veelvuldig maar juist spaarzaam te citeren."
Welke uitwerking hadden artikelen als die van Mussert en had de algemene inhoud van de NSB-bladen op de gemobiliseerde NSB' ers e Ons is niet bekend, dat hun gedrag in het algemeen tot klachten aanleiding gaf. Wij kunnen ons intussen voorstellen, dat hun gemobiliseerd-zijn een zeker gevoelsdilemma versterkte: enerzijds moesten zij de abstractie 'het vaderland'
beschermen, maar anderzijds identificeerden zij zich allerminst met een bewind dat alle NSB'ers uit het kader geweerd had en dat uit figuren bestond die, de een gematigder, de ander feller, nationaal-socialisme en NSB afgewezen hadden. Het kwam nogal eens voor, dat NSB'ers die met verlof waren, in eigen kring uitlatingen deden als 'ik vecht niet tegen Duitsland'
; in januari' 40 noemde een der Haagse kringleiders dergelijke aankondigingen '
volmaakt in strijd met nationaal-socialistische beginselen Deze kameraden horen niet bij ons thuis. Vóór alles Nederland! Signaleren aan districtsleiders. Vaak wordt het niet direct uit kwaadwilligheid gezegd' - aldus het verslag van een vergadering van de betrokken kringraad. 3 Reacties als deze maakten evenwel het feit niet ongedaan, dat de NSB als geheel (zij had in april '40 in ons land een kleine dertigduizend aanhangers'
) met name door de beïnvloeding-naar-bullen die van haar pers uitging (Volk en Vaderland en Het Nationale Dagblad, het laatste met ca. tienduizend abonné's"
), een wrokkige minderheid bleef die al door haar normale actie en door haar onophoudelijke bestrijding van het kabinet-de Geer de nationale weerstandskracht in het algemeen ondermijnde en zulks, wat de wil tot verzet tegen Duitsland betrof, nog in het bijzonder deed door zich geestelijk achter de Duitse oorlogsdoeleinden te scharen.
Mussert ging persoonlijk verder.
Hij hield, voorzover ons bekend, tijdens de neutraliteitsperiode drie geheime
De eerste bespreking, die vermoedelijk in de tweede helft van december '39 plaats vond, droeg, schijnt het, van Duitse kant een voorzichtig-oriënterend karakter. De twee Duitsers (dr. W. Bodens, een in volkskunde geinteresseerde Rijnlander die van ' 35 af herhaaldelijk in ons land geweest en per loktober '
39 bij de Abwehr in dienst getreden was;' en een zekere Neumeister, oud-ambtenaar van de Duitse buitenlandse dienst) die Mussert toen in Den Haag ten huize van zijn gemachtigde voor Indische zaken, A. W. J. Harloff, opzochten, waren in gezelschap van Julius Herdtmann (wij komen op hem nog terug), leider van de organisatie van, in Duitsland wonende NSB'ers welke sinds de voorzomer van 1939 formeelniets meer met de NSB te maken had. Neumeister wees er Mussert op, dat hij deze Herdtmann nogal eens had kunnen helpen. Of dat op Mussert veel indruk maakte, weten wij niet; wèl, dat de leider der NSB zich jegens Bodens en Neumeister bitter beklaagde over de bestrijding die hij in Duitsland van de kant van de twee Nederlandse NSNAp'en (de groep-Kruyt en de groep-van Rappard) ontvangen had. 'Hij zei'
(wij citeren Herdtrnanns na-oorlogse verklaring) 'dat hij met de NSB nogalmoeilijkheden met de Duitse partij had en hij dacht dat dit kwam omdat hij niet zo fel anti-joods was en niet zo erg tegen de Vrijmetselarij. Neumeister zei, dat men in Duitsland dacht, dat Mussert nogal proEngels was. Mussert zei, dat hij Nederlauder was en zeker niet tegen Duitsland, ja zelfs der-rtschfrermdlich. Neumeister vroeg Mussert wat hij van de toekomst dacht en Mussert antwoordde, dat hij hoopte dat een oorlog in het westen vermeden kon worden, doch dat hij wel vreesde dat het ervan zou komen, .... dat hij met zijn volle sympathie aan de zijde van Duitsland zou staan en dat hij daarom hoopte, dat Duitsland een eventuele oorlog zou winnen.P
Voor het tweede gesprek (begin '40, de datum is niet bekend) kwam Neumeister geheel alleen uit Duitsland. Het vond weer ten huize van Harloff plaats. Nu legde de Abwehr-man zijn kaarten op tafel. 'De heer Neumeister'
(wij halen een uit november' 40 daterende brief van Mussert aan)Gegevenszijn persoonsdossier bij het Rijkscommissariaat.PRA-Utrecht, proces-verbaal van verhoren van J. Herdtmann (afgesloten opdec.Docmap a-I.'ers in het leger dit ook zouden doen. Ik heb hem geantwoord dat dit, naar mijn mening, zeker niet zou geschieden en dat de NSB, hoewel zij het zeer betreurt, dat in deze Europese strijd het Nederlandse volk aan de verkeerde kant staat, er niet aan kan denken, zolang er nog één schot gelost werd, zich te keren in de strijd tegen eigen volksgenoten; dat mijn mening echter was, dat de strijd zeer kort zou zijn. Op zijn vraag wat er dan daarna zou gebeuren, was mijn antwoord, dat dit in de eerste plaats zou afhangen van de Duitse bezettende macht, wat zij al of niet zou toestaan. Ik heb hem. gezegd, dat ik mij voorstelde, ongeveer zes weken na het beëindigen van de strijd, in staar te zijn om een begin te maken met de wederopbouw.'
>
Voor wij tot de derde bespreking komen, willen wij met betrekking tot Musserts beleid nog enkele andere uitlatingen en feiten vermelden die een helder licht werpen op zijn opvattingen. Welnu, hij gaf in de lente van I940 in de Z.g. politieke raad van de NSB als zijn mening weer, dat de strijd in Nederland 'in hoogstens vier dagen zou zijn beslecht'
"; hij zei omstreeks die tijd tot de vijftig belangrijkste functionarissen van de NSB dat hij, kwam het tot een Duitse inval, bezuiden de rivieren en in de Vesting Holland een felle vervolging van NSB' ers verwachtte ('voor elke moord op een der kameraden zouden echter twintig tegenstanders vallen'
)"; hij liet in januari door enkele vertrouwde medewerkers zijn onderduik in het Gooi voorbereiden" en hij sliep, vermoedelijk van begin of medio april af, elke nacht ten huize van een ander NSB-lid: hij duchtte arrestatie."
Nu het derde contact met de Abiuehr.
Hieromtrent zijn slechts de aantekeningen bewaard die kolonel Lahousen, hoofd van Alncehr II, van een rapport maakte, hem uitgebracht door een zekere dr. Scheuermann, Beaujtragter des Referates I West van de Abwehr. Scheuermann had te Leuven gestudeerd, was getrouwd met de dochter van een Vlaamsgezind hoogleraar te Gent en sprak vloeiend Nederlands. 6 Hij had van 22 april tot I mei in Nederland en België rondgereisd. De precieze datum van zijn gesprek met Mussert staat niet vast. Omtrent de inhoud
> Brief, 25 nov. 1940, van Mussert aan Generaleommissar F. Schmidt (ArchiefNSB, map 15 d). Herdtmann hoorde later van Bodens dat Neumeister aan Mussert het voorstel gedaan had, de NSB financiële steun te geven; Mussert zou dat geweigerd hebben. (PRA-Utrecht, proces-verbaal van verhoor van]. Herdtmann, p. 57. Doe 1-673, liIlap a-r). 2 H.]. Woudenberg: 'Memoires'
, dl. I, p. 53 (Doe 1-1922). 3 A.v. 4 De NSB in oorlogstijd (194 0), p. 28. 5 N. Went: Hoe de Leider voor volk en vaderland behouden werd (1941), p. 9-10. 6 A. W. Willemsen: Het Vlaams Nationa lisine, 1914-1940 (1958), p. 402.
Dr. Scheuermanns rapport ligt geheel in de lijn van hetgeen wij in het voorafgaande omtrent Musserts opvattingen vermeld hebben; ja, het betoog dat Mussert thans ontwikkelde, knoopte aan bij dat hetwelk hij een jaar eerder, in april '39, jegens eenmedewerker van von Ribbentrop afgestoken had en dat wij in ons vorig deel uitvoerig aanhaalden. In zijn hart wenste hij een Duitse invasie, wenste hij Nederlands nederlaag. Nadien wenste hij de macht. Dat op regeringsniveau in Berlijn niemand enige aandacht had voor al dat gesolliciteer, is een geheel andere zaak.ê
Uiteraard kon Mussert (zijn berucht 'gekruiste armen'
-interview komt nog ter sprake) het feit dat eerst Bodens en Neumeister, daarna Neumeister alleen en tenslotte dr. Scheuermann contact met hem gezocht hadden, als bevestiging zien van zijn vermoeden dat een Duits offensieftegen Nederland in voorbereiding was. Hij hield dat alles zorgvuldig voor zich. Geen seconde dacht hij er aan, de Nederlandse autoriteiten te waarschuwen. Zijn besprekingen met de drie genoemde Duitsers waren voor die autoriteiten volkomen verborgen gebleven. De secretaris-generaal van justitie, mr. van Angeren, was er wanhopig van geworden: hoe vaak hij er ook op aandrong, de Utrechtse politie en de Centrale Inlichtingsdienst bleken niet bij machte, Musserts doen en laten regelmatig te observeren en voor 'min of meer volledige, werkelijk voldoende inzicht gevende rapporten' te zorgen." De afkondiging van dc staat van beleg bracht daar geen verbetering in.heeft, zien wij er toch niet meer in dan het zoeken van een politiek alibi. sJ. R. M.