Daarnaast waren er de directe informanten. De marechaussee-commandan ten aan de grens waren meestal via verschillende kanalen goed op de hoogte van hetgeen vlak over die grens in Duitsland gebeurde; met de voornaamsten hunner nam kapitein Olifiers regelmatig en na de mobilisatie zelfs elke dag telefonisch contact op. Dan gebeurde het menigmaal dat Nederlandse zakenlieden die Duitse relaties moesten bezoeken, tevoren met GS III afspraken, dat zij in het Derde Rijk in het algemeen hun ogen goed de kost zouden geven of speciale dingen zouden trachten na te vorsen. Dat waren allemaal vrijwilligers: betaald werden zij niet, zij kregen hoogstens, als dat nodig was, vergoeding van reis- en verblijfkosten. Soms deden ook Nederlanders die in Duitsland werkzaam waren, GS III inlichtingen van militaire betekenis toekomen: toen kapitein Olifiers in de lente van '39 van enkelen hunner die bij grote firma'
s op het gebied van de benzineverkoop in dienst waren, vernam dat die firma's opdracht gekregen hadden, in het oosten en zuidoosten van Duitsland speciale reserves op te gaan bouwen, stond voor hem vast dat Polen het volgend doelwit zou zijn van Hiders aggressie. Ook van grote Nederlandse firma's ontving GS III menigmaal inlichtingen. Philips in Eindhoven kreeg bijvoorbeeld zoveel informatics uit en over Duitsland (ten dele via de secretaris van de directie, mr. W. E. A. de Graaft; die er zich op gespecialiseerd had relaties bij de Sicherheitspolizei uit te horenĂª), dat de president-directeur, ir. P. F. S. Otten, van' 39 af '
vrijwel iedere week' naar Den Haag moest reizen om het belangrijkste wat zijn concern te weten was gekomen, aan de autoriteiten door te geven."