Er zou van die publieke opinie meer te verhalen zijn. Dat laten wij om twee redenen na. De eerste is, dat die publieke opinie, gegeven de identiteit van inzichten, in het regeringsbeleid geen wijziging teweeg bracht of ook maar wilde brengen; de tweede, dat zij zich, van september '39 af, niet in volle vrijheid of, beter misschien, in volle openhartigheid geuit heeft. De regering meende (het was een inzicht dat de meeste hoofdredacteuren deelden), dat het verstandig was, in de berichtgeving een zekere neutraliteit in acht te nemen en, voorzover men al van antipathieën blijk gaf (meest waren dat antipathieën jegens het Derde Rijk), dat te doen in termen die niet te zeer aanstoot zouden geven. Er werd veel con sordino geschreven - er werd ook veel niet geschreven. Men meende met die zelfbeperking's lands belang te dienen. Een Duits journalist die begin oktober '39 in Nederland was, kreeg van de hoofdredacteur van De Telegraaf, J. M. Goedemans, in een gesprek dat vijf uur duurde, te horen dat Duitsland de oorlog verdiende te verliezen en ook zou verliezen; hoogstwaarschijnlijk zou het Engeland lukken, de Verenigde Staten aan zijn kant te krijgen: dan was Duitslands lot bezegeld; op Russische hulp kon het niet rekenen" - een interessant betoog,
'BerichtBolkestein, G.Briër, P. E.DuitslandForeign Office/State Department Document CenterGeer, D. J. deGoedemaos, J. M.Kleffens. E. N. vanTweede ministerie-De Geer (1939-1940)NeurraliteirNeurralireirsbeleid (zde rninisterie-de Geer)Publieke opinieRheinbaben, Freiberr vonRoepingDe TelegraafVeraart, J. M., t'GEDEMPTE GESCHAKEERDHEID'maar geen hoofdredacteur welke die visie op de toekomst had, hield het voor prudent, haar zwart op wit aan zijn lezers voor te zetten. Die terughoudendheid gaf aan de dagblad-, misschien in iets mindere mate aan de weekbladpers, een gedempt en weinig aantrekkelijk, in zekere zin een onoprecht karakter. Wellicht pernutteerde de hoofdredacteur van het Utrechts Nieuwsblad, mr. dr. G. J. van Heuven Goedhart, een zeer actieflid van Eenheid door Democratie, zich nog de grootste vrijheid - zijn blad werd dan ook eind april' 40, toen het gehele land in staat van beleg was komen te verkeren, door de militaire autoriteitenmet een verbod bedreigd; van Heuven Goedhart deed toen zijn beklag bij de Geer, maar kreeg, aldus zijn later relaas, van de minister-president te horen, 'dat ik door de manier waarop ik over Hitler schreef, het Duitse gevaar als het ware aantrok. Ik vond dit onzin. Als Hitler niet wil komen, zei ik, doet het er niets toe Wat wij schrijven en als hij wel wil komen, komt hij toch, wat we ook geschreven hebben.'!