Een generatie later op een bepaalde periode terugziend, is het niet moeilijk, de beleidsvragen te formuleren die men toen had behoren te stellen. Wij zijn geneigd, de vragen die wij zojuist onder woorden brachten, als wezenlijk te beschouwen; wij menen ook dat zij, met uitzondering van de voorlaatste, bevestigend beantwoord moeten worden - anders gezegd: liadden moeten worden. Daar moeten wij aan toevoegen dat uit niets blijkt dat die vragen in de ministerraad ooit aan de orde gesteld zijn. Geen wonder! De Geer zou driftig zijn lorgnet afgezet en stellig betoogd hebben dat hij geen moment bereid was, onder zijn voorzitterschap een discussie toe te staan die hij als ongepast en levensgevaarlijk beschouwde. De ministers van Kleffens en Dijxhoorn hadden in zekere zin samen een stap in de goede richting gezet toen zij na het november-alarm besloten, bij de gezantschappen te Brussel, Parijs en Londen gesloten brieven te deponeren die, bij een Duitse aanval geopend, de Geallieerde hulpverlening zouden bevorderen. Misschien mocht men van de minister van buitenlandse zaken niet vergen dat juist hij het initiatief nam tot verdergaande stappen: ze zouden hem in zijn ambtelijke contacten met Duitsland in een moeilijke positie gebracht hebben. Eerder viel dat initiatief te verwachten uit de kring der hoge militairen.