Op 24 augustus '39 besloot het kabinet-de Geer tot de voormobilisatie. Zou nu ook, zoals in '33 vastgesteld was, het gehele land in staat van oorlog ofbeleg verklaard worden? Het kabinet tilde daar zwaar aan. Met name bij het departement van justitie had zich de krachtige overtuiging gevestigd dat men van militairen onder de staat van oorlog en a fortiori onder die van beleg geen verstandig beleid in civiele aangelegenheden kon verwachten: ze zouden, meende men, op het hun vreemde terrein Of in hun ijver te ver gaan Of in hun schroomvalligheid niet ver genoeg." Voor de staat van beleg die tal van vrijheden zou opheffen, werd door de ministerraad in het geheel niet gevoeld, afkondiging daarvan werd als 'gevaarlijk voor de mentaliteit, de stemming van het volk' gezien, 'en daarom'
, aldus later Albarda, 'was het kabinet niet bereid, eerder dan bij dwingende noodzakelijkheid' tot die afkondiging over te gaan! - maar ook de staat van oorlog zinde het kabinet niet, althans niet in volle omvang.