De aarzelingen overwinnend die wij in ons vorig deel beschreven, hadden de ministers op 28 augustus '39 generaal Reynders als opperbevelhebber van land- en zeemacht voorgedragen; nog diezelfde dag werd hij door deJ.J.Albarda,J. W.Defensie (voor WO II), overheidsbeleidDijk, J. J. CvanEnquêtecommissie 'Regeringsbeleid 1940- 1945'Handleiding voor de uitoefèning van het militair gezagHooykaas, J. P.Militair GezagOorlogswer-rxçoReynders, I. H.Schepers,]. D.DE CONFLICTEN MET GENERAAL REYNDERSkoningin benoemd. Daags daarna, 29 augustus (de algemene mobilisatie was juist afgekondigd), richtte de generaal een brief tot minister Dijxhoorn (twee dagen later herhaald") waarin hij op de afkondiging van de staat van beleg aandrong. Hij gaf er vier argumenten voor: men moest bij verwaarloosde vestingwerken en kazematten schootsveld-belemmeringen kunnen opruimen, men moest nieuwe gevechtsopstellingen kunnen maken en men moest bij personen 'welke (de) neutraliteit in gevaar brengen', huiszoeking kunnen doen; joeg dat derde argument Justitie al de stuipen op het lijf, het vierde wekte ook bij de overige ministers sterke en begrijpelijke weerstanden: de generaal wilde namelijk niet meer of minder dan de gehele pers aan censuur onderwerpen, de desbetreffende verordening lag, schreefhij, reeds klaar."