Bijna tienduizend militairen hadden in de 'Raum Den Haag' aan de grond moeten komen, maar aan niet veel meer dan een derde was dat gelukt, sommigen inderdaad op de drie genoemde vliegvelden, anderen daarentegen vrij ver daarvandaan: in de polders tussen Gouda en Den Haag, op de autoweg tussen Delft en Rotterdam, op allerlei plaatsen in het Westland, op enkele punten aan het strand tussen Katwijk en Hoek van Holland alsmede op het eiland Rozenburg. De Duitsers waren dus verstrooid geraakt. Erger nog: er was bij hen sprake van een aanzienlijke mate van desorganisatie. De commandant van de Luftlande-Division, Graf von Sponeck, die op Ypenburg had moeten landen, kwam met zijn toestel op het strand bij Kijkduin terecht, terwijl zijn radio-afdeling op Ockenburg landde: Graf von Sponeek had dus geen mogelijkheid om contact op te nemen met de onderdelen van zijn divisie, met de commandant van het gehele Luftlande-Korps, generaal Student (die op Waalhaven zoulanden) of met diens superieur in Duitsland, generaal Kesselring. 2