De Grebbelinie dekte het hart des lands. Globaal zou men kunnen zeggen datruim een derde van het Nederlandse leger als taak had, haar tot het uiterste te verdedigen. Uitgesproken sterk was zij niet; men had tijdens de mobilisatie te weinig middelen ingezet om de sinds lang verwaarloosde linie van voldoende bunkers en andere moderne defensiewerken te voorzien. Over een groot deel van haar lengte had zij intussen inundaties in front die het oprukken der DUItsers zouden verhinderen of althans bemoeilijken. Ter hoogte van Amersfoort, bij Veenendaal en: ten oosten van de Grebbeberg
1 Brief, 10 juni 1969, van]. Vanwelkenhuyzen (Brussel). 2 L. de Jong: De Duitse Vijfde colonne in de tweede wereldoorlog, p. II5-16.'39 op '
40 bij die berg begonnen met de bouw van ,een bomvrij gemaal dat, ook ibij lage waterstand, voldoende water uit de Rijn zou .kunnen oppompen; dat gemaal was op 10 mei' 40 nog niet gereed.
Twee van de drie legerkorpsen die de commandant veldleger, van andere formaties afgezien, onder zijn bevelen had, waren in de Grebbelinie opgesteld: het IVde legerkorps in het noordelijke, het IIde in het zuidelijke gedeelte. Het IIde legerkorps werd, van Doorn uit, door generaal-majoor J. Harberts gecommandeerd. Zijn kern werd· gevormd door twee divisies, de zde divisie ter hoogte van Veenendaal, de.ade ter hoogte van Rhenen. Commandant van de 4de divisie was kolonel A. M. M. van Loon. Generaal Harberts verwachtte (zoals spoedig blijken zou: ten onrechte), dat de Duitsers, wat zijn frontgedeelte betrof, hun hoofdstoot ter hoogte van Veenendaal zonden uitvoeren-; daar was dus meer aan de stellingen gedaan dan ter hoogte van Rhenen; bovendien was de zde divisie die bij Veenendaal stond, aanzienlijk sterker dan de 4de die de Grebbeberg en het aansluitend gebied verder noordelijk verdedigen moest. De zde divisie had een sterkte ongeveer gelijk aan vier regimenten infanterie, de ade divisie telde er slechts twee. Ook had de zde divisie ongeveer tweemaal zoveel artillerie als de 4de.
Van, die twee regimenten infanterie van de ade divisie was el;' één, het 8ste, vóór, op en bij de Grebbeberg opgesteld. Het bestoncl-in hoofdzaak uit dienstplichtigen uit de omgeving van Arnhem en uit de Achterhoek; die waren, aldus de divisiecommandant, 'niet slecht"
- zeker niet de minderen van de overige recruten. Regimentscommandant was luitenant-kolonel (overste) W. F. Hennink. Het regiment telde, zoals gebruikelijk, drie infanterie-bataljons. Bataljon I (commandant: majoor W. P. Landzaat) verdedigde de eigenlijke Grebbeberg, II (reserve-majoor J. H. H. Jacometti) het gebied vlak ten noorden daarvan en III (majoor C. J. Voigt) was nagerïoeg' geheel opgesteld in de Z.g. voorpostenstrook: de strook tussen Wageningen 'eh de Grebbeberg waar zich geen enkele inundatie bevond; die strook was ongeveer drie kilometer breed .
. Op 10 meiwerd de Grebbelinie door de Duitsers met rust gelaten; iie,~gens voerden zij bombardementen uit. Toch was het voor de troepenin de .linie een nerveuze dag. Bij, het reserveregiment van het Ilde legerkorps zaten, legde later een der 'aalmoezeniers vast, de stafofficieren 's morgens, '
'lijkbleek om de radio heen, De luchtdienst meldt van overal parachutisten ,en jntussen ronkt het steeds maar door ... De troepen bereiken langzamerhand de verzamelplaatsen Wandelend langs de verzamelde bataljons, komen de mannen een voor een even naast me lopen. Een korte, alles omvattende belijdenis, de absolutie, een ferme klap op de schouder en zij nemen hun plaats in de gelederen weer in. Zo gaat het uren achtereen ... Nu en dan moet ik harder zijn dan me lief is, als een soldaat staat te huilen om gezin en familie. 'God zal voor je gezin zorgen, zorg jij voor je vaderland.'
Een krampachtige handdruk is het bewijs dat ook een hard woord in goede aarde kan vallen/"
Hier en daar werd op 10 mei door infanteristen drukmaar ineffectief op de overvliegende Duitse toestellen gevuurd. Een enkele kleine eenheid verschoot reeds die eerste dag alle beschikbare munitie.!
Laat in de middag van de lode rukten de Duitsers het geëvacueerde Wageningen binnen. De ruiters, fietsers en pantserwagens van twee regimenten huzaren bevonden zich toen nog op de noordelijke Veluwehelft .. Hier lieten de Duitsers op zich wachten; verder noordelijk dan Zutfenwaren zij immers de ijsel niet overgekomen; hun brug kwam er pas in de.middag.van de r rde klaar, bovendien waren ook alle bruggen over het Apeldoornse kanaal vernield en met het slaan van een noodbrug over dat kanaal bij Beekbergen, ten zuiden van Apeldoorn, konden de Duitsers ook eerst op de rrde beginnen - toen pas was de hoofdmacht van de 227ste Infon.~e"fe-Divj", sion in staat om westwaarts op te rukken. Intussen was de ..noordelijke Veluwehelft op de lode al goeddeels door de huzaren ontruimd. Op de rrde werden hier evenwel door hen .weer verkenningen uitgevoerd waarbij enkele pantserwagens in het begin van de middag nog ongehinderdde ijsel bij Zwolle alsmede Apeldoorn wisten te bereiken. Pas later in de middag kwamen de Duitsers met pantserwagens (hier en daar vonden schermutselingen plaats) in de buurt van Hoevelaken aan - en meteen verspreidde zich in en achter de noordelijke helft van de Grebbelinie, tot in het hoofdkwartier van het veldleger te Zeist, het door angst ingegeven gerucht dat de Duitsers.in de stelling binnengedrongen waren.ê
In Barneveld vertoonden de eerste Duitsers zich op de r rde omstreeks zes uur 's avonds. De radiozender van Kootwijk (vooral van belang voor de radioverbindingen met Nederlands-Indië) was die middag door hen bezet. De militaire autoriteiten en de PTT hadden tevoren besloten, die zender niet te vernielen; wel wilde men o.m. enkele vitale onderdelen wegnemen- teneinde te verhinderen dat de Duitsers de apparatuur weer spoedig iii dienst zouden kunnen stellen. De belangrijkste dier onderdelen werden's morgens op last van de commandant van het Nederlandse bewakingsdetachement begraven, 's middags werd die commandant gedwongen, de plaatsen aan te wijzen waar men die onderdelen in de grond gestopt had.s
Dan werd voorts op die rrde de totale troepenmacht die de Duitsers tegen de Grebbelinie lieten aanrukken, iets verkleind. Vaneen van de twee SS-regi:" menten, de SS-Leibstandarte 'Adolf Hitler', werd een deel naar het Rijnland gezonden om via de bruggen over de Maas in Noord-Brabant ingezet tep.20
Er Was aan de Grebbelinie maar één sector waar men het al op de r rde zwaar te verduren kreeg: de niet-geïnundeerde sector vóór de Grebbeberg. Het tweede SS-regiment, de SS-Stal1dcrrte 'Der Führer', had opdracht gekregen, de .Grebbeberg aan te vallen en daartoe moest uiteraard eerst de voorpostenstrook veroverd worden. Die SS-troepen. maakten, aldus een gevangen genomen Nederlands militair, 'een duivelse indruk in hun gecamoufleerde uniform en waren van top tot teen bewapend. Hun helm en uniformjas waren overdekt met een soott waterproof stof, beschilderd in bosrinten ('getarnt' ) ... In hun koppel en kaplaarzen staken handgranaten met handvat err losse dolken; sommigen droegen geweren met bajonetten, anderen lichte mitrailleurs die werkelijk licht waren en die een veel grotere vuursnelheid hadderr dan de onze ... Daarenboven droegen ze allemaal ook nog een pistool dat tot karabijn verlengd kon worden De bewapening was volmaakt en de soldaten waren van alle markten thuis Rondom mij klonken steeds korte bevelen die van man tot man met de grootste ernst, discipline en rust werden doorgegeven. Dat waren pas soldaten!'
Ook aan hun politiek fanatisme ontbrak niets. Zij, de 'Nieuwe Germanen'
, hadden, zo verklaarde een hunner officieren trots, 'met het christendom afgedaan. 'Meil1 Kampf' was hun bijbel en punt voor punt volvoerde de Führer zijn in dit boekwerk ontvouwde plannen.P
Tegen deze uitnemend uitgeruste, uitnemend opgeleide en uitnemend geïndoctrineerde vechters bazen was overste Henninks 8ste regiment infanterie niet in de verste verte opgewassen. Dat hing ook hiermee samen dat de SS'ers bij hun aanval handig gebruik konden maken van de rijke dekkingsmogelijkheden die het terrein bood. De regering had in de mobilisatieperiode-het uitvoeren van de nodige opruimingen waardoor een kaal, goed te verdedigen gebied zou zijn ontstaan, verboden; de Grebbebetg was goeddeels bosterrein gebleven, ten oosten daarvan strekten de boomgaarden zich tot de voet van dé berg uit waar de Griftbeek liep, en ook de voorpostenstrook-srend vol bomen, .huisjes en schuren, hetgeen de aanvaller ten goede zou komen en de verdediger hinderen.
-Bij het mde bataljon van het· Bsterègiment infanterie bevonden zich in die voorpostenstreok enkele, :hêlaas slecht opgestelde zware mitrailleurs .(hun
~,N.ierstrasz~ 'Algemeen Overzicht, .p..J.'Mijn dagboek over de periodemei-ç juni(Collectie dagboeken, no.p.'dientengevolge waren het'
, aldus Nierstrasz, 'muizenvallen waarin goede uitkijk niet mogelijk was'
.1 Een klein deel van de troepen bezat bovendien niet eens handgranaten. Koeien die men niet meer had kunnen evacueren, zwierven in grote getale in de strook rond."
In de nacht van 10 op II mei zetten de Duitsers om ca. half drie de artilleriebeschieting van de voorpostenstrook in. De onderlinge telefoonver-. bindingen vielen er uit, slechts een deel kon men herstellen. N auwelijks werd het licht of de SS'ers begonnen met grote driestheid aan te vallen. Dekking was er genoeg. Zij sprongen van boom tot boom en van schuur tot schuur, een drooggelopen tankgracht konden zij bovendien als loopgraaf gebruiken. Op de noordelijke vleugel rukten zij het snelste op, een deel van de Neder~ landse troepen trok hier overhaast terug naar de Grebbeberg, de bedieningsmanschappen van een van de twee stukken veldgeschut meeslepend die nog geen schot gelost h~dden (het andere stuk loste er slechts enkele). Het was toen tien uur. Nadien konden de Duitsers de overige troepen niet alleen van het oosten maar ook van het noorden uit aanvallen. De bataljonscommandant, majoor Voigt, die zich in de voorpostenstrook bevond, wilde artilleriesteun van het westen uit aanvragen; eerst viel zijn eigen telefoonverbinding met overste Hennink uit, daarna de telefoonverbinding van de aan hem toegevoegde artillerie-oflicier-inlichter (die waarnemingen en verzoeken om artilleriesteun moest doorgeven aan de artillerie op en bij de Grebbeberg) en tenslotte bleek het radiozendertje van die officier onbruikbaar, want de accu was leeg. Welmengden de artillerie van de Grebbeberg en zelfs een batterij uit de Betuwe zich af en toe in de strijd maar bij gebrek aan gegevens konden zij hun vuur niet uitbrengen op de plaatsen waar de Nederlandse troepen daar het dringendst behoefte aan hadden. Groepje na groepje werd omsingeld - enkele boden moedig verzet, de meeste gaven zich spoedig over. Hier en daar hees men nog vóór de komst der SS' ers de witte vlag. 's.Middags om half vijf werd majoor Voigt met zijn staf krijgsgevangeri gemaakt, om half zes was de weerstand geheel gebroken. Toen had zich van de in de voorpostenstrook opgestelde troepen naar schatting een derde tot de helft op de Greb beberg teruggetrokken.
Daar voegden sommigen zich bij de strijdende troepen, anderen liepen of reden, hoog opgevend van de formidabele aanvalskracht der Duitsers, verder,
1 Nierstrasz: Veldleger, p. 174. 2 A.v., p.
Van de Grebbeberg afhad men uiteraard al met het blote oog kunnen waarnemen dat er in de voorpostenstrook sinds de dageraad gevochten werd; 's middags kon men er de ene witte vlag zien verschijnen na de andere. Precieze gegevens had men evenwel niet. De hogere commandanten hadden op 10 mei gemeend dat niet meer dan een zwakke Duitse voorhoede tot Wageningen doorgedrongen was; luchtverkenningen had men op 10 mei niet kunnen uitvoeren en de paar verkenningsvluchten welke op de r rde ondernomen werden, leverden geen waarnemingen van belang op. Dus bleef, in strijd met de feiten, met name bij die hogere commandanten de indruk bestaan dat majoor Voigts bataljon (dat, weinig talrijk als het was, nog altijd een heel SS-regiment meer dan twaalf uur lang opgehouden had) nauwelijks weerstand geboden had - maar dan moest het toch mogelijk zijn, die voorpostenstrook met weinig moeite te hernemen! Dat werd uitsluitend als een zaak van moreel gezien.
In Zeist, in het hoofdkwartier van het veldleger, had men het 's morgens druk met het voorbereiden van allerlei bevelen tot reorganisatie: de commandant van het lIlde legerkorps dat nu ten noorden van de Waal stond, kreeg brigade A in de Betuwe onder zijn bevelen; de uit het Land van Maas en Waal afkomstige brigade B werd reserve van het veldleger en kreeg opdracht, naar de buurt van Amerongen door te marcheren (maar zonder haar artillerie); tot nieuwe evacuaties van mensen en vee werd opdracht gegeven; talloze alarmerende berichten omtrent vermeende landingen van Duitse parachutisten kwamen binnen; generaal Winkelman gelastte, als op de rode, verplaatsing van eenheden naar de Vesting Holland om de Duitse luchtlandingstroepen en de Vijfde Colonne te bestrijden (nu werden uit het oostfront van de Vesting Holland dat onder de commandant veldleger ressorteerde, de laatste bataljons weggezonden) - en terwijl dat alles gaande was,
1 A.v., p. 175-87.
InDoom wist de commandant van het IIde legerkorps, generaal Harberts, aanvankelijk niet veel meer dan generaal van Voorst tot Voorst in Zeist - tot hem om 13 uur 12 door de commandant van de 4de divisie, kolonel van Loon, meegedeeld werd dat de rechtervleugel geweken was; moest het terrein dat verloren gegaan was, hernomen worden? 'Onmiddellijk'
, gelastte generaal Harberts.l Kolonel van Loon, van de witte vlaggen in de voorpostenstrook vernomen hebbend, had toen al opdrachtgegeven om tot elke prijs te verhinderen dat de Duitsers tegelijk met de wijkende voorposten op de Grebbeberg zouden doordringen (desuoods moest men daartoe op de eigen troepen vuren); aan alle manschappen moest voorts meegedeeld worden, 'dat tot het uiterste moest worden standgehouden en dat hij die zijn opstelling verliet, zich aan de doodstraf blootstelde" - doodstraf wegens desertie in oorlogstijd. Eind van de middag werd de kolonel naar Doom ontboden; generaal Harberts die inmiddels in Zeist met generaal van Voorst tot Voorst gesproken had, eiste opnieuw dat de voorpostenstrook terstond heroverd zou worden, van geen uitstel wilde hij weten. Waar kon men de troepen vandaan halen om de tegenaanval uit te voeren? Het IIde legerkorps had op 10 mei een groot deel van zijn reserves naar Rotterdam zien vertrekken - één bataljon was over; het bevond zich in Rhenen. Dat bataljon kreeg 's avonds om negen uur opdracht om naar de Grebbeberg te gaan en in het duister, te middernacht, hoofdzakelijk via de straatweg naar Wageningen de voorpostenstrook bitmen te stormen; daarbij mocht niet gevuurd WOLden; men mocht louter van sabels en bajonetten gebruik maken; tegelijk zou de kanonneerboot 'freyr'
ergens inde voorpostenstrook een aantal manschappen aan land zetten. 'Er bevinden zich'
, kreeg de commandant van het reservebataljon te horen, 'niet meer dan honderd man vijand voor u.'
3.Wellicht" had kolonel van Loon die geruststellende mededeling van generaal Harberts vernomen.
Men kwam met die tegenstoot al aanstonds in moeilijkheden. De 'Freyr'
bezat geen kaarten of gegevens en kreeg ook geen troepen aan boord. Bovendien bleek in de loop van de avond dat de brug over de Grift tot springen gebracht was, ongeveer op het moment waarop kolonel van Loon gelast had> dat het gros van het reservebataljon er drie uur later 'met de blanke wapenen'
overheen moest stormen. In allerijl werd bij Rhenen een noodbrug vervaardigd die tijdig naar de Grift vervoerd zou worden."
1 A.v., p. 168. 2 A.v., p. 208. 3 A.v., p. 209.
Intussen had het reservebataljon zich in beweging gezet. Tegen middernacht bevond het zich, nadat het door kolonel van Loon persoonlijk nog bemoedigend toegesproken was, op de straatweg ongeveer midden op de Grebbeberg.
Die troepen die daar lagen, waren in de nacht van 9 op 10 en van 10 op II mei niet aan veel slaap toegekomen. De r rde hadden zij, terwijl de voorpostenstrook opgeruimd werd, de gehele dag onder Duits artillerievuur gelegen dat niet erg hevig was, maar wel een groot deel van de telefoonverbindingen vernield en het moreel aangetast' had. De verhalen van de militairen die uit de voorpostenstrook teruggetrokken waren, velen overhaast vluchtend, hadden nieuwe angst gewekt. Wel waren enkele pogingen van de SS'ers om op de Grebbeberg door te dringen, afgeslagen, maar wat zou de dag van morgen brengen? Het werd donker. Duitse granaten bleven vallen.'
Er werd gerept van verraad en sabotage. Slopen er niet al Duitsers op de Grebbeberg rond? Elk geritsel bracht een schok teweeg. Sommigen vertelden dat uit Ouwehands Dierenpark dat midden op de Grebbeberg lag (majoor Landzaat had er zijn commandopost gevestigd) de verscheurende dieren als leeuwen en krokodillen losgelaten waren. Die waren in werkelijkheid al enige tijd tevoren afgemaakt maar de hokken van de exotische vogels en de apen had men op 10 mei geopend. Krijsend zaten die vogels 's nachts in de bomen, apen slingerden er schreeuwend van tak tot tak. Er werd urenlang 'zuiver uit angst, maar voor alle zekerheid, op dat door de bomen wriemelende gedoe, met mitrailleurs liefst, gevuurd.P Dat kostte veel munitie.
Zo was de situatie, zo de stemming, toen dan in het nachtelijk duister het reservebataljon kwam aanmarcheren. Dat het op komst was, was aan de troepen op de Grebbeberg (hier het Iste bataljon van het 8ste regiment infanterie) onbekend. Waren het Duitsers van wie men de tred en het gedruis hoorde? Sommigen begonnen te vuren. Een uur lang kon het reservebataljon geen vin verroeren. Zijn commandant zag de zaak somber in. Van de 'Freyr'
had hij niets vernomen; in de voorpostenstrook zag hij tal van lichtsignalen - en hoe moest hij die strook binnenstormen? De noodbrug was zoek en de straatweg aan de andere zijde van de Grift was met prikkeldraad versperd. Het leek hem zinloos, de bevolen aanval uit te voeren. Zonder overleg met kolonel van Loon maakte hij rechtsomkeert, "snachts om drie uur was zijn bataljon weer in Rhenen terug. Intussen had overste Hermink bevolen om, ter voorbereiding van de stormaanval, 's avonds laat tot middernacht een
1 A.v., p. 195,200. 2 J. Hogenhout: 'Mijn dagboek over de periode 9 mei-ç juni 1940"
p. 36.
Er waren op de r rde mei niet alleen uit de voorpostenstrook militairen naar het westen gevlucht maar ook van de Grebbeberg. Hoevelen het er waren, weten wij niet, maar het waren zeker vele tientallen, onder hen een vaandrig die de manschappen van enkele zware mitrailleurs die niet eens onder zijn bevelen stonden, overgehaald had, de stelling in de steek te laten. Een deei van die vluchtelingen werd tussen Rhenen en Amerongen, een deel bij Doorn opgevangen. Hun desertie werd door generaal Harberts hoog opgenomen. Onmiddellijk moest, meende hij, een afschrikwekkend voorbeeld gesteld worden, anders gezegd: een dier vluchtelingen moest veroordeeld en gefusilleerd worden. Dat vergde een vonnis door een krijgsraad-te-velde - maar die krijgsraden had men nog niet ingesteld. wel was de mogelijkheid daartoe op 10 mei bij koninklijk besluit geschapen en krachtens dat besluit waren ook al auditeurs-militair benoemd", die bij die krijgsraden de functie zouden hebben van een officier van justitie bij een rechtbank.
Op I I mei' s middags om vier uur zocht generaal Harberts in Zeist generaal van Voorst tot Voorst op (wij memoreerden die bespreking al in verband met de anti- Vijfde-Colonne-order van generaal Harberts en met de opdracht die kolonel van Loon kreeg); aan de commandant veldleger stelde generaal Harberts tweeërlei voor: de vluchtelingen moesten zich rehabiliteren door middel van een tegenaanval in de voorpostenstrook çc:v. keurt dit goed') en er moest onmiddellijk voor het tweede legerkorps een krijgsraad-te-velde in het leven geroepen worden." Over dat laatste wilde generaal van Voorst tot Voorst niet onmiddellijk beslissen; het genoemde koninklijk besluit waarbij niet alleen hij, maar ook generaal Harberts de bevoegdheid gekregen had, krijgsraden-te-velde in te stellen, was hem vermoedelijk nog onbekend. Hij nam contact op met het Algemeen Hoofdkwartier. Daar had men uiteraard geen bezwaar en nog in de late avond van I I mei vernam generaal Harberts dat hij bij de 4de divisie van kolonel van Loon een krijgsraad-tevelde kon instellen; een auditeur-militair kwam zich samen met een officierNierstrasz:enmei'De volgende morgen bleken er'
, aldus de generaal, 'enkele haken en ogen aan te zitten waardoor het twijfelachtig was of de krijgsraad de doodstraf zou uitspreken. Dat had ik echter nodig. Er was in de tussentijd echter een veel duidelijker geval voorgekomen van een sergeant van de compagnie pantserafweergeschut van 19 R.P die onder het voortdurend verkondigen dat de Grebbeberg gevallen was, terugtrok en zijn terugtocht reeds had voortgezet tot Nieuwersluis ... Hij had behalve zijn eigen kanon met trekker nog een andere trekker zonder kanon bij zich met kerels er op die zich er bij gevoegd hadden."
Het geval van de vaandrig werd terzijde gelegd; de sergeant moest het waarschuwend voorbeeld gaan vormen. Wat hij gedaan had, had generaal Harberts 'aanvankelijk niet willen geloven'
A Wat waren dat voor troepen waartut de 4de divisie bestond? Aan 'niet meer dan honderd man vijand'
was, meende hij, de voorpostenstrook geheel nodeloos prijsgegeven; van de Grebbeberg vluchtte men eenvoudig weg - hier moest met harde hand, met harde woorden ingegrepen worden. Trad kolonel van Loon wel energiek genoeg op ? In feite deed de kolonel wat hij kon, maar de ongeduldige, snel opgewonden generaal Harberts had een tegengestelde indruk, deelde die aan generaal van Voorst tot Voorst mee en het resultaat was dat de kolonel op de avond van I.I mei te horen kreeg, dat de voorpostenstrook persé op de rzde hemomen moest worden en dat de commandant veldleger hem persoonlijk verantwoordelijk stelde voor het behoud van de Grebbeberg met omgeving" - hetgeen betekende dat de kolonel, ging de Grebbeberg verloren, op zijn minst uit zijn functie ontheven zou worden.
Met dat vooruitzicht ging hij de nacht van II op 12 mei in.