Op de ochtend van zaterdag 20 juli, vier dagen na het ingrijpen van Hellwig op vakverenigingsgebied, werd de bureauchef van het partijsecretariaat der SDAP, J. W. Rengelink, uit het secretariaat door twee Duitsers meegenomen naar de Sipo-Aussenstelle te Amsterdam. Hij trof daar Rost van Tonningen aan die in gezelschap was van Rambonnet, de pro-Duitse journalist W. Goedhuys, redacteur van Het Vaderland en geheim lid der NSB, H. J. Kerkmeester, directeur van Het Nationale Dagblad (het dagblad van de NSB) en nog twee NSB' ers. Er werd aan Rengelink in het Duits een lange bekendmaking van de Reichskommissar voorgelezen die's avonds in alle kranten in het Nederlands verscheen. 'Daar de in Nederland bestaande marxistische partijen'
, zo stond daarin,
'in haar leiding op grond van haar klassenstrijdmentaliteit, van haar internationale verbindingen en beïnvloeding door onder leiding van Fransen en Engelsen staande internationalen, alsmede van de steeds systematisch door haar gevoerde hetze tegen het naburige DJitse rijk en het nationaal-socialisme .generlei waarborg bieden dat de gewenste Duits-Nederlandse samenwerking op de gebieden van de wederopbouw, van de werkloosheidsbestrijding en van de opheffing van de sociale positie van de brede lagen der Nederlandse bevolking, in het bijzonder van de arbeiders, kan worden verwerkelijkt, is een regelend ingrijpen dat deze ongezonde toestand opheft, niet langer te vermijden geweest.'
1 Ned. Ver. van Fabrieksarbeiders: Verslag valt de werkzaamheden en lotgevallen der Vereniging in dejaren 1940-1945 (z.j.), p.
De Reichskommissar had, zo kon men verder lezen, de SDAP, de RSAP en de CPN onder 'de uitsluitende leiding en het uitsluitend beheer'
van een 'commissaris'
gesteld: Rost van Tonningen. Wat deze als 'commissaris'
zou doen, werd in de bekendmaking in het midden gelaten; wel werd daarin gesteld dat het een van zijn 'belangrijkste taken'
zou zijn, 'de sociale waarden en instellingen die in de verschillende organisaties van de SDAP voorhanden zijn, voor de leden te behouden.' '
In de loop van deze inwendige sanering', zo heette het aan het slot, 'zal aan de arbeiders de gelegenheid worden geboden, zich uit eigen krachten een nieuwe leiding te geven welke de grote idealen en doeleinden van welke de pioniers van het Nederlandse socialisme vervuld waren, welker verwezenlijking echter door de internationale verwatering en rassenvreemde beïnvloeding van de sociaal-democratische partijen sterk werd benadeeld, in volle omvang zal kunnen verwerkelijken.'
Rengelink moest de Duitse versie van dit kwalijk stuk proza ondertekenen ten bewijze dat hij er kennis van genomen had. Vervolgens werd hem gezegd dat hij Rost diende te vergezellen bij de bezoeken welke deze die dag en de volgende dag wilde afleggen en dat hij, voorzover nodig, Rosts komst ook moest aankondigen. De Kommissar fiir die marxistischen Parteien (die hoogst nerveus was) had een hele lijst af te werken: op zijn program stonden directie en hoofdredactie van de Arbeiderspers en de dagelijkse besturen van de SDAP, de Vara, de Arbeiders Jeugd Centrale, de Nederlandse Arbeiderssportbond en het Instituut voor Arbeidersontwikkeling.
Eerst naar de Arbeiderspers !
Door Knolle, het hoofd van de Sicherheitsdienst, begeleid, reden Rost en de zijnen, Rengelink meevoerend, naar het Hekelveld bij het Centraal Station te Amsterdam waar zich het hoofdgebouw van de Arbeiderspers bevond; het dagblad Het Volk werd er gedrukt. Aan de algemeen directeur van der Veen die doodsbleek ineenzakte, deed Rost aanzegging dat hij voortaan aan de controle van de NSB' er Kerkmeester zou worden onderworpen, aan de waarnemend-hoofdredacteur, van Overbeek, dat hij onder supervisie van Goedhuys kwam te staan. Vervolgens liet Rost de redacteuren bijeenroepen; hij deelde hun mee wat de Reichskommissar bepaald had en welke maatregelen hij binnen de Arbeiderspers had genomen. Hij werd in stilte aangehoord.
,s Avonds, toen ieder het gebouw verlaten had, begaf algemeen directeur van der Veen zich naar de hoogste verdieping; in een badcel die zich daar bevond, hing hij zich op. Zijn lijk werd de volgende ochtend ontdekt.
Ybele Geert van der Veen was een Fries; hij was in ' 84 in Oostdongeradeel geboren. Een jaar of vijftien was hij onderwijzer geweest maar in 'zo was hij op zes-en-dertigjarige leeftijd tot directeur-hoofdredacteur van Voor waarts benoemd. Hij bleek over bijzondere organisatorische gaven te beschikken. In 'Z7 had het partijcongres der SDAP hem 'technisch hoofdredacteur'
van Het Volk gemaakt; de bedoeling was dat hij in diewat vreemdsoortig aangeduide functie de nieuwe opzet waarvoor hij in beginsel de instemming van de besturen van SDAP en NVV gewonnen had, zou gaan verwezenlijken. Daartoe werd in mei 'Z9 een nieuwe n.v. opgericht, de n.v. 'De Arbeiderspers'
, waarin de bedrijven van Het Volk en Voorwaarts plus enkele drukkerijen en een uitgeverij annex boekhandel opgenomen werden. Voor de helft werd 'De Arbeiderspers'
eigendom van de SDAP, voor de helft van het NVV; in de raad van commissarissen van twaalf leden waren SDAP en NVV elk door zes leden vertegenwoordigd. Kupers werd president-commissaris; daarin kwam tot uiting dat de fondsen waarmee de Arbeiderspers gestart was, in hoofdzaak van het NVV afkomstig waren. Er waren twee gedelegeerd commissarissen: de la Bella voor het NVV en de partijvoorzitter (in '40 was dat Vorrink) voor de SDAP; de hoofdredacteur van de bladen der Arbeiderspers werd steeds, op voorstel van het bestuur der SDAP, door het partijcongres benoemd.
Onder de algemene leiding van van der Veen die de nieuwe opzet tot in de kleinste bijzonderheden beheerste, verrees aan het Hekelveld te Amsterdam een ultra-modem krantenbedrijf waar, van eind' 3 I af, Het Volk gedrukt werd. Vooral met regionale edities wist van der Veen in het land tal van nieuwe abonné's te winnen. Het Volk dat in de jaren 'zo een oplaag van 45 000 exemplaren had gehad, had er in '32 een van meer dan 180000. Het zag er d~ aanvankelijk naar uit alsof van der Veen, waarschuwingen van pessimisten ten spijt, over de gehele linie getriomfeerd had. Maar neen: ook zijn bedrijf werd door de economische crisis getroffen; het aantal abonné's ging dalen. Wel steeg het nadien weer (de totale oplaag van de bladen der Arbeiderspers stond per I mei' 40 boven de 210 000) maar het kostte het bedrijf'35 tot en met '
39 werd in totaal meer dan f 130 000 verlies geleden. Vander Veens zelfvertrouwen was tegen al die schokken bestand: hij was er zeker van dat, als de verbetering in de conjunctuur doorzette, de Arbeiderspers weer rendabel zou worden; daar spande hij zich dag en nacht voor in, al zijn energie op zijn bedrijf concentrerend. Vrienden had hij weinig; zijn bedrijf was zijn leven.
Helaas, in september '39 ging door het uitbreken van de oorlog de advertentie-opbrengst teruglopen en werd het krantenpapier, waarvoor de grondstof uit het buitenland moest komen, duurder - de verliezen bij de Arbeiderspers stegen in een angstwekkend tempo. De Duitse inval bracht het bedrijf in feite de genadeslag toe.
Zo groot was de angst dat men alleen al door een abonnement op Het Volk of Voorwaarts door 'de Gestapo'
gearresteerd zou worden of althans op een lijst geplaatst, dat in een soort paniek (geruchten deden de ronde dat de bezorgers van de bladen der Arbeiderspers op de voet gevolgd werden door Gestapo-agenten) door velen dat abonnement opgezegd werd; er waren abonné's die zelf kwamen verifiëren dat hun adreskaart uit de administratie verdwenen was. Daar kwam nog bij dat van der Veen die zijn schepping, de trots van zijn leven, met faillissement en sluiting bedreigd zag, grote pressie ging uitoefenen op de hoofdredactie om in een geest te schrijven die de Duitsers welkom was; daardoor zou, meende hij, althans één gevaar bezworen worden: dat de Arbeiderspers overgenomen werd door de NSB.
In '37 was dr, H. B. Wiardi Beckman die Troelstra in zijn laatste levensjaren als secretaris bijgestaan had, hoofdredacteur van Het Volk geworden. Beckman werd evenwel in augustus '39 gemobiliseerd en toegevoegd aan de staf van de opperbevelhebber van land- en zeemacht; de raad van commissarissen van de Arbeiderspers had de parlementair redacteur, mr. G. P. J. van Overbeek, tot waarnemend hoofdredacteur benoemd - niet unaniem: met name de Amsterdamse hoogleraar Bonger, toen een der commissarissen, had tegen die benoeming gewaarschuwd; hij achtte van Overbeek, een religieus-humanistische pacifist, aanhanger van de Beweging voor morele en geestelijke herbewapening, te weinig strijdvaardig en niet beginselvast genoeg.
Na de capitulatie weigerde Wiardi Beckman zijn oude plaats als hoofdredacteur weer in te nemen; hij had in de onmiddellijke omgeving van generaal Winkelman al voldoende van de bezetter ervaren om te beseffen dat er onder een Duits bewind van vrije journalistiek geen sprake zou zijn. Trouwens, aan die vrije journalistiek was in ' 33 in Duitsland, in' 38 in Oostenrijk en in'
39 in Tsjechoslowakije en Polen een einde gekomen. De publikatie van Het Volk werd evenwel, zoals wij eerder beschreven, op 15'in tweestrijd'
naar Amsterdam terug, werd er daar door van der Veen op gewezen dat hij toch onmogelijk de honderden personeelsleden van de Arbeiderspers 'in de steek kon laten'
- en het gevolg was dat hij op 20 mei zijn plaats aan het Hekelveld weer innam.'
Een dag later kwam Drees naar Amsterdam voor een vergadering van de raad van commissarissen. De daar vastgestelde beleidslijn werd een week of zeven later door Drees aldus samengevat: 'Wel trachten te doen verschijnen, maar niet eerloos worden. Opnemen met aanduiding van de herkomst wat Duitsers ons verplichten op te nemen' (dan zouden de lezers voldoende gewaarschuwd zijn). 'Weglaten wat zij ons willen beletten te plaatsen'
(verzet zou zonder twijfel tot een verschijningsverbod leiden). 'Geen aanvallen op hen doen maar niets zelf schrijven wat tegen onze beginselen ingaat."
Er werd op die z rste mei uit de raad van commissarissen een kleine commissie gevormd (Kupers, Vorrink, Drees) waarmee door van der Veen en van Overbeek overleg gepleegd zou kunnen worden zodra zij voor een gewetensconflict geplaatst werden. Vander Veen die bij elke vergadering van de raad van commissarissen aanwezig was, was uiteraard van het instellen van die commissie op de hoogte; van Overbeek nam er geen contact mee op en van der Veen had geen enkele behoefte, hem in die richting te stimuleren. Want al liet hij dat aan zijn commissarissen niet merken, hij was waarlijk ten einde raad. 'De overspannen toestand'
waarin hij ging verkeren, was, aldus een zijner redacteuren die in die tijd veel persoonlijk contact met hem had, 'niet alleen een gevolg van bezorgdheid om het bedrijf dat in een acute crisis verkeerde, maar ook van grote angst voor Duitse maatregelen. Van der Veen kende de beschrijvingen der Duitse concentratiekampen en vreesde voor soortgelijke maatregelen tegen de Nederlandse socialisten, hemzelf in de eerste plaats. Bij zijn pogingen om het bedrijf te redden kwam hij met de wildste ideeën. Zo liet hij mij eens komen en gaf mij opdracht naar Berlijn te gaan om daar teJ. van Overbeek: 'Nota betreffende zijn werkzaamheid gedurende de bezettingstijd .. .'
(Cpz, 205), p. 14. 2 W. Drees: 'Aantekeningen voor de inleiding voor de partijraad van de SDAP, ra juli 1940' (Collectie-Drees,map
'Redden'
kon van der Veen het bedrijf aIleen indien hij bij de werkelijke machthebbers, de Duitsers; in een goed blaadje kwam te staan. Van Overbeek was het daar geheel mee eens; deze ging volledig overstag en het slot van het lied was dat van eind mei af (de reactie op Seyss-Inquarts installatie in de Ridderzaal haalden wij al aan) een aantal opvallend proDuitsehoofdartikelen en berichtenin de bladen der Arbeiderspers verschenen. 'Reeds rijzen perspectieven op'
, zo las men bijvoorbeeld op I juni,
'van een gereconstrueerd Europa waarin de volkeren van ons oude werelddeel de harmonische samenwerking zullen vinden die zij na de oorlog (de eerste wereldoorlog) begeerden doch waarvan de verwezenlijking toen, mede door het dictaat van Versailles,buiten hun reikvermogen bleek te liggen ... Organisaties als de Winterhulp en Kracht door Vreugde- zullen voorts onbevangen moeten worden bestudeerd.' 2
Deze en dergelijke artikelen werden niet alleen door de meeste redacteuren maar ook door vele abonné's met verontwaardiging gelezen; in de redactiebureaus werd er druk over gepraat; die gesprekken werden later in juni door van der Veen verboden. Zulks verhinderde niet dat van Overbeek spoedig als 'van Overloop'
aangeduid werd en dat na de stroom van bedankjes-uit-angst nu een nieuwe stroom kwam opzetten: bedankjes-uitergernis. In totaal verloren de bladen der Arbeiderspers tussen 10 mei en 20 juli niet minder dan 43% van hun abonné's. Een drastische beperking der uitgaven was onvermijdelijk; van der Veen besloot tot een loensvermindering van 25% en begin juli kwam hij tot de conclusie dat de helft van het redactiepersoneel op wachtgeld gesteld moest worden. Dat alles was niet voldoende: de liquide middelen smolten weg. Links en rechts trachtte hij nieuwe kredieten te verwerven: van het NVV kreeg hij in mei nog f 100 000 los, maar in juni werden door de Maatschappij voor Industriefinanciering, door de Twentse Bank en nu ook door het NVV kredietenCpz, recherche: p.v.Scheffernov.p.(Cpz,Het Winter was een organisatie van dedie met openbare collectes en afgedwongen giften geld en goederen inzamelde voor behoeftige Duitsers;was een manifestatie van heter werden opvoeringenfabrieken en vakantiereizen voor arbeiders georganiseerd. 47
Hoe reageerde de raad van commissarissen op dit alles?
Al op 21 mei was door Drees in de vergadering waar de beleidslijn vastgesteld was en waar men tot oprichting van de commissie van toezicht besloten had, geconstateerd dat Het Volle een geest van laakbare bedeesdheid ademde. Ruim tien dagen later, op I juni, verscheen de directeur van het Groninger bedrijf der Arbeiderspers, H. H. Th. van Kuilenburg, met twee geestverwanten in de raad om er te betogen dat men zich in de provincie groen en geel ergerde aan het geschrijf van van Overbeek. Van Kuilenburg herhaalde zijn kritiek een dag later in een vergadering van de directieraad waar behalve van der Veen en van Overbeek alle directeuren van de regionale vestigingen, de diensthoofden en de chef-redacteuren aanwezig waren. 'Ik heb'
, verklaarde hij na de oorlog,
'als voorbeelden genoemd het Fries Dagblad, de Nieuwe Provinciale Groninger Courant en Ons Noorden die de mogelijkheid hadden aangegrepen om een eigen Nederlands standpunt te bepalen, tegenover de NSB. Ik heb van Overbeek bezworen op te houden met deze manier van redigeren en hem gezegd dat de arbeiders van ons verwachtten dat we onszelf zouden blijven. Van Overbeek antwoordde dat hij dergelijke nutteloze kritiek al vaker op SDAP-congressen had gehoord'l
door van der Veen gesteund ging hij dus door, in pro-Duitse geest te schrijven. De raad van commissarissen was van van der Veens desperaat voornemen niet op de hoogte - velen vroegen zich evenwel af waarom de raad niet ingegrepen had zodra zich de omzwaai in het hoofdredactionele beleid aftekende. Dat het daar niet toe kwam, ja dat de raad goedkeurde dat van der Veen en van Overbeek op allerlei contacten met de Duitsers ingingen in het kader van 'een sonderen der te verwachten maatregelen'
ê, hing, naar wij aannemen, samen met het feit dat de commissarissen uit NVV -kring er geen overwegend bezwaar tegen hadden om grote concessies te doen indien men daarmee 'het apparaat'
(waar het NVV, niet de SDAP, zoveel geld in gestoken had!) kon redden. V orrink daarentegen riep als gedelegeerd commissaris namens de SDAP van Overbeek herhaaldelijk ter verantwoording. Het baatte hem niet: van Overbeeks opvatting was (hij zei dat ook in de directieraad van I juni) dat Duitsland niet meer verslagen kon worden, dat de parlementaire demoeratie en de politieke partijen definitief afgedaan hadden, 'maar het socialistische ideaal kunnen we blijven nastreven. Dit
1 Cpz: p.v. zitting inz. de Arb. pers (ra-IS nov. 1947), p. 31 (Cpz, 217). 2 A.v., p. I (getuige J. J. Vorrink). 47
Nu kwam daar bij dat van Overbeek van een betoog dat Vorrink afstak, niet erg onder de indruk. kwam. Intellectuelen als hij hadden veelal al vóór de oorlog de neiging gehad, Vorrink als een impulsieve demagoog te beschouwen - bovendien wist men dat Vorrink op 14 mei van het ene uiterste in het andere gevallen was: 's morgens had hij verklaard dat hij met een uit de Burgerwacht gerecruteerd '
vendel des doods' Amsterdam zou verdedigen, 's avonds had hij getracht, via Ijmuiden te ontkomen. Nadien had men nog gehoord dat hij een gesprek met de antisemietische fascist Arnold Meyer gevoerd had. Wie de standpunten die Vorrink in de zomer van '40 ging verkondigen, niet wilde aanvaarden, kon het zich gemakkelijk maken door te betogen dat 'Koos afgedaan'
had.
Het waren tenslotte niet de commissarissen uit NVV-kring maar hun collega's uit de kring van de SDAP die tot de conclusie kwamen dat de maat vol was. Het partijbestuur van de SDAP wist de gepensioneerde oudhoofdredacteur J. F. Ankersmit in beginsel voor het denkbeeld te winnen dat hij van Overbeek zou vervangen; het was de vraag of de commissarissen uit NVV-kring Ankersmit zouden aanvaarden: het viel te voorzien dat diens benoeming de Duitsers hoogst onwelkom zou zijn. Hoe dat zij, enig besluit terzake was op 20 juli nog niet genomen.
Vier dagen tevoren, op dinsdag 16 juli, had van der Veen zijn voornemen om een Duits subsidie aan te vragen kunnen uitvoeren: buiten voorkennis van de raad van commissarissen had hij samen met van Overbeek een bespreking gevoerd met Generalkommissar Schmidt die hem daartoe uitgenodigd had. Schmidt wilde er zich van vergewissen of hij van der Veen en van Overbeek bij de gelijkschakeling kon handhaven. Van Overbeek zei niets dat aanstoot gaf maar van der Veen merkte op dat hij sociaal-democraat was en bleef Hij vroeg ook om hulp. Schmidt antwoordde dat hij bereid was, de Arbeiderspers te steunen, politiek, en ook fmancieel; uiteraard moest de raad van commissarissen dan verdwijnen; van der Veen en van Overbeek zouden daarentegen, zei hij, gehandhaafd blijven. Niet vermoedend dat Schmidt al een dag later bij Mussert informeren zou of deze hem aan een goede directeur voor de Arbeiderspers kon helpen, keerden van der Veen en van Overbeek naar Amsterdam terug - de eerste opgetogen dat hij niet alleen zijn bedrijf maar ook zijn eigen functie 'gered'
had. Hij riep aan het Hekelveld meteen de hoofden van dienst bijeen, deelde hun mee 'dat hij bij Schmidt geweest was en dat er fmancieellucht was gekomen'
ê; hij was weer 'vol energie ... Schmidt had gegarandeerd dat tegen de krant
1 A.v., p. 27. 2 A.v., p. 37 (getuige L. Veenstra). 47
Washij zich bewust dat dit alles een komplete verloochening inhield Van de beginselen die de pers der sociaal-democratie en die ook zijn Arbeiderspers van haar ontstaan af aangehangen en verkondigd hadden? Het moet wel. De uitgever en publicist J. H. Scheps zal wel niet de enige geweest Zijn die hem in die tijd vierkant in het gezicht zei 'dat zijn toegefelijkheid eens als verraad in de geschiedenis van de socialistische beweging zou worden geboekstaafd'
3 - van der Veen had die kritiek afgewimpeld: het bedrijf moest 'gered'
worden, hij was het bedrijf, hij zou het 'redden'
; daar kwam geen NSB' er aan te pas.
Heel dit kaartenhuis stortte ineen op de zaterdag waarop Rost van Tormingen en Kerkmeester, zijn nieuwe voogd, het pand aan het Hekelveld betraden. Alle concessies die van der Veen gedaan had, hadden niets gebaat, ook hemzelf niet. De plaats van zijn hoogste triomf was de plaats van zijn diepste nederlaag geworden; hij ging er de dood in.
Toen van der Veen opi uh in Westerveld gecremeerd werd, sprak partijvoorzitter Vorrink een kort herdenkingswoord. Hij wees er op hoe fataal het was, beginselen te verzaken in een tot mislukken gedoemd pogen, 'apparaten'
te redden; alleen hij die bereid was, alles te verliezen, zou het, zei hij, voor de toekomst kunnen behouden;had een andere weg ingeslagen. 'Mijne vrienden'
, zei Vorrink, 'deze krant is onze krant niet meer.l"
Een dag vóór van der Veens crematie waren de diensthoofden van het bedrijf aan het Hekelveld buiten aanwezigheid van de nieuwe directeur (dat was Kerkmeester nu) bijeengekomen. Kerkmeester had h11l1verklaard, dat hij het bedrijf 'tot hernieuwde bloei'
wilde brengen 'in het belang van de Nederlandse arbeiders; dat niemands rechten zullen worden aangetastCpz, recherche: p.v. A. Scheffer, p.Drs.Fraenkel-Verkade heeft opgemerkt dat van Overbeek kort na het gesprek vanjuli van der Veens positie ondermijnde door in een gesprek met Schmidt of Janke te zeggen:Wij menen onzerzijds dat de weergegeven woorden ook een samenvatting van uitlatingen van Schmidt geweestkunnen zijn en wij zien bovendien niet in wat van Overbeek op van der Veensbeleid kon tegen hebben.J.Schepsin:p. ro.Cpz: p.v. zitting inz. de Arb. pers, p.(getuige J. J. Vorrink).'Het is alles anders gelopen dan wij wel gewenst hebben'
, zo eindigde dit stuk. 'Van der Veen is heengegaan. Zijn schepping is gebleven! Wij willen met u: opnieuw voorwaarts!"
veIen waren het met dit standpunt eens, maar niet allen. De redacteuren uit het gehele land waren op zondag 21 juli door Rost van Tonningen in een aparte vergadering bijeengeroepen; hij had er bij hen op aangedrongen, hun werk voort te zetten. Verscheidene redacteuren hadden toen het woord genomen maar er was er maar één geweest, drs. B. W. Schaper, zoon van een van de oprichters der SDAP, die, aldus Simon Carmiggelt (een der Haagse redacteuren), 'een goede principiële rede'
hield.ê Schaper had prompt ontslag genomen en vijf andere redacteuren, onder hen Carmiggelt en zijn broer Jan, hadden hetzelfde gedaan. Anderen, onder wie de Groninger directeur, van Kuilenburg, en de directeur van het bedrijf in Leeuwarden, K. Toornstra, heiden tot hetzelfde standpunt over.
Bij van der Veens crematie waren ook van Kuilenburg en Toornstra aanwezig; zij gingen na afloop naar Amsterdam met de diensthoofden van het Hekelveld en daar vond opnieuw beraad plaats. 'Moeten we niet ophouden'
, vroegen van Kuilenburg en Toornstra, maar van de kant van de diensthoofden werd opgemerkt, 'dat het personeel bijna huilend'
bij hen 'was gekomen met de vraag, ze toch niet in de steek te laten en hulpeloos uit te leveren aan de nieuwe leiding' - en als het tot sluiting van het bedrijf zou komen, waar moesten al die honderden personeelsleden dan werk vinden? Was niet onvermijdelijk dat ze dan naar Duitsland gezonden werden? 'Maak van jezelf geen martelaar'
, zei een van de diensthoofden.ê Het hoofd van het advertentiebedrijf, C. van der Vegte, antwoordde, toen een der aanwezigen naar de 'mening van partij en vakbeweging'
vroeg: 'Die hebben geen mening'
; de opvattingen, voegde van der Vegte toe, 'verschilden van elkaar en bovendien ook nog binnen deze twee groepen van man tot man."
Toornstra zei: 'laten we allemaal weggaan of allemaal blijven'
5 - en daar vaststond dat de diensthoofden, gezien hun circulaire van dinsdag, zouden blijven, zou dat betekenen dat niemand mocht heengaan.
Was dat aanvaardbaar?
Twee van de diensthoofden trachtten op donderdag in Den Haag Dreess.J.'dat het voor hem zeer moeilijk zou zijn, onder de bestaande omstandigheden aan te blijven."
Naar Leeuwarden teruggekeerd, hakte hij de knoop door: hij nam ontslag. Korte tijd later deed van Kuilenburg in Groningen hetzelfde.
Inmiddels had ook nog een klein aantal andere redacteuren ontslag genomen en Kerkmeester maakte in augustus van de personeelsinkrimping die hij doorzette, gebruik om het dienstverband van allen die hem niet zinden, te beëindigen; door de pensioenen van van der Veens voorganger als directeur, van oud-hoofdredacteur Ankersmit en van de oud-redacteurbuitenland J. de Roode haalde hij een streep - dat was de man die aan de diensthoofden toegezegd had, 'dat niemands rechten zullen worden aangetast'
! In dit verband willen wij vermelden dat van der Vegte, het hoofd van het advertentiebedrijf, bewust in functie bleef om het adressenmateriaal van de Arbeiderspers voor de opbouw van een illegale organisatie te gebruiken.
VanOverbeek nam eind september ontslag en kreeg toen de leiding van een nieuw weekblad van het gelijkgeschakelde NVV, Arbeid,2 de NSB'er Goedhuys werd hoofdredacteur van de dagbladen der Arbeiderspers.
Het aantalabonné's bleef dalen: ruim 120000 op 20 juli, nog geen 100 000 eind december, ruim 90000 zes maanden later. Uit deze en uit de eerder gegeven cijfers blijkt, dunkt ons, dat van de lezers die enigermate principieel dachten, velen hun abonnement al beëindigd hadden vóór de zaterdag van Rost van Tonningens ingrijpen.