Andere wijzigingen in het college van secretarissen-generaal kwamen wèl tot stand. Het initiatief daarbij lag als regel bij Hirschfeld die van alle secretarissen-generaal de grootste besluitvaardigheid bezat en bovendien de meeste ervaring had in het onderhandelen met Duitsers. Wie zich bij dat onderhandelen als Nederlander voortdurend gekrenkt voelde, kon beter niet met Duitsers aan één tafel gaan zitten, meende hij. Als zulk een man zag hij Scholtens (Sociale Zaken) die de eerste vergadering van het college van secretarissen-generaal gepresideerd had. Hirschfeld droeg er het zijne toe bij dat Scholtens als voorzitter opgevolgd werd door Snouck Hurgronje van wie men als man van Buitenlandse Zaken meer soepelheid kon verwachten. Hirschfeld en Snouck Hurgronje zetten vervolgens door, dat naast Scholtens een 'regeringscommissaris voor de organisatie van de arbeid'
benoemd werd: prof. dr. J. E. de Quay. Hirschfeld kende hem al een jaar of tien en de Quay. had, meende hij, 'betere eigenschappen (dan Scholtens) om met de vijandelijke tegenpartij te praten.f De Quay's titel (het begrip 'regeringscommissaris'
zou op last van Seyss-Inquart spoedig in 'algemeen gemachtigde'
gewijzigd worden-) was door Hirschfeld zo bedacht, 'omdat'
, schreefhij later, 'duidelijk tot uitdrukking moest worden gebracht dat wij de bevolking liefst zo spoedig mogelijk weer aan de arbeid wensten te zien."