De Ordnungspolizei had een eigen Bejehlshaber die onder Rauter ressorteerde. Op alle hogere niveaus controleerde zij de Nederlandse politie; bij elke provinciale Beaujtragte was een officier van de Ordnungspolizei gedetacheerd die voor wisselende taken gebruikt kon worden; vaste dagelijkse controle werd door overeenkomstige officieren uitgeoefend bij de vijf procureurs-generaal en bij de hoogste politie-autoriteiten in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam. Op lager niveau werden de Nederlandse politiemannen bij het ophalen van Joden en het uitvoeren van razzia's vaak vergezeld (en gecontroleerd) door leden van de Ordnungspolizei. Deze zorgde ook voor executiepeletons. De Ordnungspoiizei was evenwel buiten Duitsland niet een formatie die, als de normale politie, over honderden bureaus en posten verspreid was - zij vormde een gekazerneerde militaire macht. Ze bestond uit bataljons, elk van ca. vijfhonderdvijftig man, die de beschikking hadden over machinegeweren, mortieren en licht geschut. Het aantal bataljons varieerde nogal; er waren er steeds minstens drie: in Amsterdam, Den Haag en Tilburg. Later werden zij tot een SS-Polizeiregiment verenigd. Staf, verbindingsen kleinere eenheden meegeteld, telde het gehele corps ca. drieduizend man.