De indruk die men uit het voorafgaande krijgt: dat er een vrij nauwe samenwerking tot stand kwam tussen de Duitse Aufsichtsverwaltung en het Nederlandse bestuur, is in zijn algemeenheid juist, maar men mag niet uit het oog verliezen dat het Nederlandse apparaat onder een scherpe en voortdurende controle kwam te staan. Die controle onttrok zich al in materieel opzicht aan elke Nederlandse waarneming: de Duitsers bouwden een eigen postbedrijf op met eigen postauto- en -treindiensten" en in de herfst kwam naast de al bestaande netten van de Sicherheits- en Ordnungspolizei (op dat laatste waren ook alle provinciale Beaujtragten aangesloten) een apart telexnet tot stand dat de belangrijkste Duitse bureaus in Den Haag onderling verbond.ê Het viel de Nederlandse hoofdambtenaren moeilijk, de Duitsers in de kaart te zien. Omgekeerd zorgden de Duitsers er voor dat zich aan de toppen van dat Nederlandse apparaat weinig van belang afspeelde dat hun onbekend bleef. Er werden Duitsers geplaatst bij alle departementen; hun functie was, aldus een hoofdambtenaar van Schmidts Generalkommissariat, 'vulgär gesagt, eines Spions" Dat was nog maar de helft: de verbindingsambtenaren moesten ook een constante druk uitoefenen op het Nederlandse apparaat; het was bepaald wenselijk dat zij behalve als spion ook als opjager fungeerden. Zij waren niet allen even lastig; dat hing af van de politieke betekenis van het betrokken departement en van hun persoonlijke hoedanigheden, en wat dat laatste betreft, varieerden zij van fanatieke Nazi's tot conservatieve in-het-gareel-lopers. Alleen al bij het departement van waterstaat (politiek niet erg belangrijk) waren er een dertig ondergebracht. Secretaris-generaal Spitzen liet hen door de boden correct bedienen; later vroeg hij een der Duitsers, hoe die bediening was. 'Gut, aber unheimisch', luidde het antwoord, 'net wat wij bedoelden'
, zei Spitzen."