Hier vonden de rechtstreeks aan Seyss-Inquart ondergeschikte General kommissare een hoofdtaak: Wimmer voor bestuur en justitie (wetgeving, binnenlands bestuur en justitie, met uitzondering van alle politiezaken, voorts cultuur, onderwijs, kerken, volksgezondheid en jeugdzorg), Fischböck voor financiën en economie (fmanciën, economische zaken, waterstaat, de PTT en de rest van socialezaken), Rauter voor das Sicherheitswesen ('openbare orde en veiligheid'
) - en dan bleef de Generalkommissar zur besonderen Verwendung, Schmidt, over: hij zou zich bemoeien met 'alle vraagstukken betreffende de vorming van de openbare mening en niet-economische verenigingen'
alsmede met 'die opdrachten welke de Reichsieommissar hem op grond van een bijzondere beslissing geeft.'