De Rüstungs-Inspektion die er begin juni in slaagde, de Nederlandse metaalindustrie bij de Duitse oorlogsproductie in te schakelen, was een nederzetting, een filiaal als het ware, van het Wehrwirtschajis- und Rüstungsamt van het Oberkommando der Wehrmacht - dat deel dus van het Duitse militaire apparaat dat er met de WajJènämter van leger, marine en luchtmacht voor moest zorgen dat de Duitse Wehrmacht de beschikking kreeg over voldoende wapens en overige uitrustingsstukken. Aanvankelijk bezat de Rüstungs-Inspektion in ons land onderbureaus in Den Haag, Zwolle en Den Bosch, maar in de loop van '40 werden die onderbureaus opgeheven en werd de gehele arbeid bij de Rüstungs-Inspektion in Den Haag geconcentreerd. Oorspronkelijk had deze in het departement van defensie werkruimte gevorderd maar in augustus (von Schrötter had toen als leider al plaats gemaakt voor een hogere militair, Konteradmiral Reimer) verhuisde zij naar het grote kantoorgebouw van de Bataafse Petroleum Maatschappij, ook in Den Haag. Die verhuizing kan mede samengehangen hebben met het feit dat toen een tweede grote Duitse instelling op komst was die nauw met de Rûstungs-Inspeletion diende samen te werken: een bureau nl. voor de centrale administratie en verdere behandeling van de Duitse orders die bij het Nederlandse bedrijfsleven geplaatst zouden worden, de Zentralaujtragsteile.