Wat zich van mei tot december' 40 in de radiowereld afgespeeld heeft, valt niet te begrijpen als men niet eerst let op het omroepbestel dat in de periode tussen de twee wereldoorlogen ontstaan was alsmede op de tegenstellingen binnen dat bestel en op de oppositie die het gewekt had.
In Voorspel schetsten wij hoe omstreeks het midden van de jaren '20 successievelijk de Avro (eerst onder andere benamingen), de NCRV, de KRO, de Vara en de VPRO ontstaan waren. In 1930 was het na een lange en heftige strijd tot een verdeling van de zendtijd gekomen waarbij Avro, NCRV, KRO en Vara elk 20% van de zendtijd verworven hadden; van de resterende 20% moest 15% gewijd worden aan het z.g. algemene programma waar elk van' deze vier organisaties om toerbeurt voor zorgde;Heydrich konden deze eind '43 zijn vrijlating bewerkstelligen. Van zijn Duitse
Het lag voor de hand dat dit bestel twee ontevreden organisaties kende: de VPRO en de Avro. De VPRO had de neiging, zich door de vier grote veronachtzaamd te voelen; in deze vrijzinnig-protestantse kring waren er bovendien velen die een 'nationale omroep'
met godsdienstige 'inlassen'
bleven prefereren boven het heersend bestel waarin de verzuiling zulk een grote rol speelde. De Avro was, zou men kunnen zeggen, van nature voor-' standster van een omroepmonopolie en met name bij haar directeur, Willem Vogt, was een sterke rancune blijven hangen tegen de drie andere grote omroepen die, zo voelde hij het, de Avro haar eerstgeboorterecht ontnomen hadden. Daar kwam nog bij dat de Avro met haar ruim tweehonderdduizend leden aanzienlijk sterker was dan die drie andere omroepen - niettemin had zij geen minuut méér zendtijd.
De radio ressorteerde onder de minister van binnenlandse zaken. Deze liet zich in radio-aangelegenheden adviseren door de Radioraad, een college waarin de vertegenwoordigers van de drie grote confessionele partijen de toon aangaven. Er was ook nog een Radio-omroep Controle-commissie die, in opdracht van de minister, alle uit te zenden teksten controleerde en daaruit schrapte wat in binnen- of buitenland politiek aggressieve reacties kon opwekken. Prof. Gerbrandy was, toen hij in augustus '39 als minister van justitie tot het kabinet-de Geer toetrad, voorzitter geweest zowel van de Radioraad als van de Radio-omroep Controle-commissie. Bij dat toetreden had hij overigens bedongen dat dat dubbele voorzitterschap voor hem gereserveerd bleef; een waarnemend voorzitter had hem dus opgevolgd: de anti-revolutionair mr. B. de Gaay Fortman. Nog vreemder was het dat Gerbrandy óók bedongen had dat hij, hoewelminister van justitie, voorzitter zou blijven van een aan de minister van binnenlandse zaken ondergeschikt lichaam: de raad van beheer van de Nederlandse Omroepzender Maatschappij n.v., de Nozema. Dit was een semi-overheidsbedrijf waarin het staatsbedrijf der PTT voor 60% deelgenoot was en elk der vier grote omroepverenigingen voor 10%. Deze Nozema was de schepping van een man aan wie de ontwikkeling van de radio in Nederland veel te danken had en met wiens beleid in '40 wij ons straks uitvoerig moeten bezighouden: ir. A. Dubois. Eerst iets over zijn persoon.
Antoine Dubois, geboren in r887, was aanvankelijk marine-officier geweest.'s en het vertalen van die programma'
s voor de omroeporganisaties in het buitenland, was samenwerking noodzakelijk. Daartoe werd in het begin van de jaren '30 het Centraal Bureau voor de Omroep in Nederland opgericht dat zich spoedig ook met andere zaken van gemeenschappelijk belang ging bezig houden: het beleid met betrekking tot de particuliere radiocentrales die als paddestoelen uit de grond schoten, de verhouding tot het ANP, kwesties van muziekauteursrecht etc. Het bestuur van het Centraal Bureau bestond slechts uit een voorzitter en een secretarispenningmeester. Die wisselden elk jaar en werden steeds gekozen uit de voorzitters van de vier grote omroeporganisaties. In mei '40 bestond dat bestuur uit de voorzitter van de Avro, G. de Clercq (die als regel aan de leiband liep van Vogt) en de voorzitter van de KRO, een vijf-en-dertigjarige pater Dominicaan, J. K. M. Dito. Dito was in '30 assistent geworden van de oprichter en voorzitter van de KRO, pastoor L. Perquin, en was in ,38, na diens overlijden, tot zijn opvolger benoemd.
Dit alles betekende dat Dubois, wat de organisatie van de omroep en de inhoud der programma's betreft, in de jaren '30 uitgerangeerd was. Toch bleef de radio de hoofdtaak in zijn leven vormen want met het zenderpark en alle technische vragen van de omroep hield hij als directeur van de N ozema bemoeienis. Ook was Dubois als Nozema-directeur de Nederlandse vertegenwoordiger op internationale conferenties waar kwesties'wippen'
; Gerbrandy wist dat te verijdelen.
Binnen de KRO werd al op 21 mei een speciale functionaris aangewezen om het contact met de Rundfunkbetreuungsstelle te onderhouden. Dat was mr. G. J. P. M. Bosman die in mei' 40 belast was met het voorbereiden van de uitzendingen die de KRO wilde doen in het kader van de Nederlandse wereldomroep welke nog in oprichting was. Dat Bosman in de jaren '30 een tijdlang lid van de NSB geweest was en, al betaalde hij geen contributie meer, door de NSB nog steeds als lid beschouwd werd, was aan de KROleiding onbekend. Vertrouwend op die wijze opheffing van de KRO te voorkomen, ging deze leiding en gingen met name voorzitter Dito en de directeur, P. A. M. Speet, tal van vriendelijkheden aan de Duitsers bewijzen: er vonden 'diverse gezellige bijeenkomsten'
plaats, hetzij in hotel 'Hof van Holland'
te Hilversum, hetzij ten huize van Speet; ook kreeg een van de medewerkers van de Rundfitl"lkbetreu~mgsstelle een uitnodiging om eens een avondje in Amsterdam door te brengen waarbij voor 'aardige meisjes'
gezorgd zou worden." In oktober deed de KRO aan de RUlldfimkbetreuungs stelle weten dat het zijn 'Rokoko-oktet'
graag ter beschikking stelde voor recepties ten huize van de Reichsleommissar die immers zulk een minnaar was van klassieke muziek. De KRO, zo hadden Dito en Speet eind juni aan de Rundjimkbetreuungsstelle geschreven, had
'ein offenes Auge fijr das Kommen van einer neuen Ordnung. Das heutige Welt geschehnis hat wahl gezeigt dass Fehler in dem früheren System oorhanden urareri und es sollen wenig Hollander gifunden wetden die nach dem Fortgehen 1I0n dem alten System nicht fijhlen dass neue Ideen und eine neue Ordnung sich Balm breihen. Es ist
1 DGBR: p.v. J. van Gorkom (30 aug. 1947), p. 2 (Doe 1-1814, cl-I).
- de KRO was, aldus deze brief, graag tot medewerking bereid. Voor pater Dito was het ietwat spijtig dat de aartsbisschop van Utrecht, mgr. de Jong, medio juli weigerde, zich door Dito voor de radio te laten interviewen en dat mgr. de Jong ook deed weten dat aan geen der andere kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders een interview afgenomen mocht worden, maar deze terughoudendheid maakte op Dito niet veel indruk en op de oud-NSB'er Bosman nog minder.
In september betoogde de Engelse kardinaal Hinsley voor de BBC dat Christendom en nationaal-socialisme onverzoenlijke tegenstanders waren. In een vriendelijke brief deed het hoofd van de Rundfimkhetreuungsstelle aan de KRO weten dat hij het op prijs zou stellen indien de KRO de Engelse kardinaal van repliek wilde dienen: de tekst zou dan op zondagavond I5 september over beide zenders uitgezonden kunnen worden. Het schijnt dat Dito en Speet in eerste instantie niet op dat aanbod ingingen, dat mr. Bosman buiten hLIDvoorkennis een tekst opstelde en dat vervolgens van de KRO uitzending geëist werd ('zou de KRO dit niet doen, dan zou zijn bestaan als omroepvereniging op het spel gezet worden'ê). Vast staat in elk geval dat de tekst inderdaad uitgezonden werd met mr. BOSmaIlals spreker.
In die tekst werd beweerd dat, met goedvinden van de Paus, 'de laatste misverstanden tussen katholicisme en nationaal-socialisme in Duitsland uit de weg geruimd (waren) ... Wij, Katholieken, wensen van Engelse zijde zelfs van een Engelse kerkvorst de insinuatie niet te accepteren dat de Paus een dubbele rol zou spelen'; trouwens, een Engelsman moest zijn mond houden, aangezien 'juist het Engelse vorstenhuis vooraan staat in de vrijmetselarij, de wereelijke doodsvijand van het katholicisme."
De uitzending wekte in katholieke kring een storm van verontwaardiging: er kwamen vele bedankjes bij de KRO binnen." NSB'ers verzekerden evenwel aan een van Seyss-Inquarts Beaujaagten dat de aanval op kardinaal Hinsley juist doordat hij onder verancwoordelijkheid van de KRO uitgezonden was, 'besonders wirleungsvoll' geweest was; het desbetreffende rapport werd door Schmidts Ceneralleommissariat aan het einde van de week
1 Brief, 28 juni 1940, van]. Dito en P. A. M. Speet aan de Rundfunkbetreuungsstelle (Doe I-1620, a-r). 2 Radioraad: Notulen, I okt. 1940, p. 1. 3 Regeringspersdienst (Londen): Luisterbulletin, 16 sept. 1940. Desniettemin had de KRO per 30 september '40 ruim achtduizend leden méér dan per 30 september '
39: ruim honderdnegenduizend
Wat de Avro betreft, moeten wij vermelden dat directeur Vogt in de zomer van '40 een duidelijke poging ondernam om voor zijn omroepvereniging weer de oude monopoliepositie te verwerven. Het snel verwijderen van alle Joodse medewerkers, dat wij reeds memoreerden, zal hij wel gezien hebben als het uit de weg ruimen van een hinderlijk obstakel op het pad naar goede betrekkingen met de nieuwe heersers. Bij de Rundfi,mkbetreuungsstelle ging Vogt zijn best doen om te bereiken dat de uitzendingen van de Nederlandse wereldomroep geheel voor de Avro gereserveerd werden. Dat lukte hem niet. Wel was hij een der eersten die (8 juli) het woord tot Indië richtte. Hij duidde toen aan dat Nederland door een onrechtvaardig lot getroffen was:
'wij voelen dat zoals u dat voelt; maar wij sluiten dat gevoel op in ons hart. Ik spreek alleen over feiten en waarheden. Die zeggen ons dat zij die ons hebben overwonnen, de Duitsers, ... zich ridderlijke en hoffelijke tegenstanders getoond (hebben) in de strijd en grootmoedige overwinnaars die ons behandelen als hun gelijken; dat wil zeggen: als hoogstaande, beschaafde mensen ... Natuurlijk betalen wij de tol die ons door (de) lotsverbondenheid met het Duitse rijk is opgelegd; maar wij leven niet, zoals menigeen misschien denkt, onder een drukbewind. Integendeel, wij leven zo vrij als onder de gegeven omstandigheden maar mogelijk is.' 2
Deze lijn doortrekkend, spoorde Vogt in hetzelfde nummer van De Radiobode waarin hij de tekst van zijn toespraak naar Indië liet opnemen, de leden van de Avro aan, zich stipt aan de verordening te houden die het luisteren naar buitenlandse zenders verbood: 'een bevel, waartegenover', aldus zijn hoofdartikel, 'verzet niet baat, tersluiks overtreden afstoot, gehoorzaamheid niet onteert, eer leert."
Twee weken later meende Vogt het doel dat hij voor zijn Avro wilde bereiken, zeer dicht genaderd te zijn: 'Het rad van het lot heeft nu eenmaal zó gewenteld'
, schreef hij, 'dat haar inzichten met betrekking tot de beste organisatie van de radio-omroep in Nederland, thans dieliter bij de verwezenlijking schijnen dan zij ooit zijn geweest.'!
Hier en daar ging hij in zijn programma's accenten aanbrengen of voorbereiden die, naar hij meende, de Duitsers niet onwelkom zouden zijn. Blokzijl nodigde hij uit, voor de Avro een reeks lezingen te houden over de toestanden in Duitsland; deze
1 Brief, 24 sept. I940, van de BRK-Noord-Holland aan GKzbV (GKzbV, 60 k). 2 Tekst in De Radiobode, 12 juli 1940. 3 A.v. 4 A.v., 26 juli 1940.'de geest van onze tijd'
: het werd een lofzang op Hitler en het Duitse volk.!
Er heeft, dunkt ons, in het beleid van de KRO en van de Avro waarvan wij in het voorafgaande enkele symptomen weergaven, een sterk element van tactiek gezeten. Kennelijk meende men dat Duitsland voorlopig Europa zou beheersen; men poogde, bij de Duitsers in het gevlij te komen en men hoopte, dat doende, de organisaties welke men zelf opgebouwd had, te redden, ja te versterken en daarmee dan tevens te voorkomen dat de Nederlandse radio onder een nationaal-socialistische leiding geplaatst zou worden waarin NSB' ers de toon zouden aangeven. Ook Vogt (hij sloot zich bij de Nederlandse Unie aan) moest van de NSB niets hebben en de algemene weerstanden die in de Hilversumse radiowereld tegen Mussert en de zijnen bestonden, leidden begin november tot een kenmerkend conflict waar ook de Avro bij betrokken raakte.
Nadat Mussert eind september door Hitler ontvangen was, achtte de Rundfunkbetreuungsstelle het wenselijk dat de NSB de beschikking zou krijgen over eigen zendtijd (zij zou dan zelf regelmatig korte programma's kunnen samenstellen) en dat in radioreportages aandacht besteed zou worden aan belangrijke manifcstaties die zich in het NSB-miheu voordeden. wel waren van de zomer af verscheidene van de reportages die door de omroepverenigingen in hun programma's opgenomen waren, aan pro-Duitse thema's gewijd, maar aan de NSB had men daarbij nimmer aandacht besteed.
Op zaterdagmiddag 9 november zou Musserts WA op de Dam in Amsterdam voor de leider der NSB defileren.
Om 10 uur die ochtend gaf de Rundfunkbetreuungsstelle, gevolg gevend aan een instructie van Schmidts Generalkommissariat, de Vara opdracht, een reportagewagen met een reporter naar de Dam te sturen. Het dagelijks bestuur van de Vara weigerde medewerking, zich beroepend op de toezegging die Rost van Tonningen op 21 juli gedaan had: de Vara zou geen propaganda behoeven te maken voor het nationaal-socialisme. De Rund
de Oudejaarsavond-toespraak voor de Avro te laten houden. Mr. Visser verleende die medewerking echter niet op 31 december '40, maar op 31 december'en dat de Vara nog diezelfde middag gesloten zou worden indien de opdracht niet werd aanvaard.'
Het Varabestuur trachtte onmiddellijk Rost van Tormingen te bereiken. Dat mislukte. Daarop besloot het, bij zijn weigering te volharden. De Rundfunkbetreuungsstelle berustte hierin, maar stelde vervolgens dezelfde eis aan de KRO, de NCRV en de Avro; alle drie namen het standpunt in, 'dat zij deze reportage noch wilden verzorgen, noch uitzenden.'
Het slot van het lied was dat een Avro-reporter die zich toevallig in Amsterdam bevond, opdracht kreeg, de reportage te maken, maar dan 'buiten de verantwoordelijkheid van het Avrobestuur.'!
Er werden aan die reporter ter plaatse twee instructies verstrekt: 'De Duitse druk mag niet bekend worden'
en 'het verslag moest rustig zijn, dus niet een felle aanval op de Unie bijvoorbeeld.f Nu, de reportage was rustig; op de Dam was het trouwens óók rustig en toen de reportage op zondag 'buiten het programma van de afzonderlijke omroeporganisaties'
(zo luidde de aankondigingê) de ether in ging, werd haar effect goeddeels te niet gedaan doordat men de reporter hoorde zeggen: 'Op de Dam zelf zijn niet zo ontzettend veel mensen, wij hebben de Dam wel eens voller gezien.l''
De weigering van de vier omroepverenigingen (er had zich op die zondag met de KRO nog een tweede conflict voorgedaan''
) had belangrijke gevolgen. Om te beginnen kregen zij opdracht, tezamen steeds een reportagewagen plus reporter in gereedheid te houden voor het maken van overeenkomstige reportages buiten hun verantwoordelijkheid. Daarenboven kwam de Rundjunkhetreuungsstelle tot de conclusie dat men spoed moest zetten achter de verwezenlijking van al vaststaande plannen tot reorganisatie van het gehele radiobestel - een reorganisatie waarbij de omroepverenigingen die kennelijk niet bereid waren, in voldoende mate in de pas te lopen, zouden verdwijnen.
Onze gegevens over die Duitse plannen zijn helaas schaars. Dat de twee voornaamste medewerkers van de Rundfunkbetreuungsstelle, Freudenberg en Taubert, op de omroepverenigingen veel tegen hadden, staat vast. Toen het gehele omroepbedrijf in december gecentraliseerd was en onder een 'gemachtigde voor de concentratie'
geplaatst, zei Taubert tegen de besturen:
'De omroepen moeten begrijpen dat loyaliteit positieve medewerking veronderstelt en niet alleen een '
dulden'. Nationaal gezien, was de omroep in Nederland a-politiek. Dit kan zo niet blijven. De omroep moet de weg bereiden, opdat Nederland na de oorlog in het grote Europese verband onder leiding van de As-mogendheden zijn plaats zal kunnen innemen ... Hadden de omroepen met deze belangen tijdig zelf rekening gehouden, dan ware de centralisatie zoals deze zich thans voltrekt, uiegebleven.U
Er is reden 0111. aan te nemen dat die centralisatie van meet af aan in het voornemen der Duitsers gelegen heeft. Zij hadden evenwel geen haast. Vermoedelijk wilden zij eerst afwachten, hoe ver zij de omroepverenigingen konden krijgen: wellicht zouden deze gezamenlijk, wellicht zouden enkele hunner bereid zijn, zich volledig in dienst te stellen van de Nieuwe Orde. Uiteindelijk moest evenwel in Nederland, evenals in Duitsland, een staatsomroep komen.
Eind juni was door Freudenberg aan de omroepverenigingen verboden, artikelen te publiceren, 'die sich mit zukünftigen organisatorischen Fragen des hollandischen Rundfunks bejassen'>: de Duitsers wensten de beslissingen aan zich te houden en wezen dus elke beïnvloeding van de publieke opinie af. Binnenskamers zei Freudenberg begin augustus tegen de NSB'er ds. L. C. W. Ekering die een omroepvereniging van NSB' ers was gaan organiseren (de oprichting van die 'Nationale Omroep'
was door Mussert op de 'Hagespraak der bevrijding'
bekendgemaakt"), dat de NSB enig geduld moest hebben, 'so lange die Umorganisation des holländischen Rundfunks
1 Centraal bureau voor de omroep in Nederland: Verslag van de bespreking op 15 dec. 1940 (Doe II-I3 5, a-z). 2 Brief, 29 juni 1940, van de Rundjunkbetreuungs stelle aan het Centraal bureau voor de omroep (GKzbV, 57 d). 3 Deze 'Nationale Omroep'
kreeg werkruimte in het redactie- en administratie-gebouw van De Waag. Ca. tienduizend NSB'ers werden er lid van. Hij werd injanuari '41 opgeheven.' er voltrokken worden maar door een '
neutrale' Nederlander die tegelijk de opbouw van de staatsomroep ter hand zou nemen. In de loop van de zomer werd het aan de Rundjunkbetreuungsstelle duidelijk wie die Nederlander kon zijn: ir. Dubois. Vermoedelijk bespraken Freudenberg en Taubert eerst hun plan met de hoofdambtenaren van Schmidts Ceneralleommissariat, wellicht ook met Schmidt persoonlijk; met zekerheid weten wij slechts dat Taubert er op 24 oktober in Berlijn de goedkeuring voor verwierf van de machtige Intendant van de Reichsrundfullkgeselischaft (de RRG), dr. Glasmeier: 'Die geplante Aufiösung der hollàndischen Rundlunle-Gesellschaîten und die Neu bildong eines nacn RRG-Vorbild aufgebauten hollándischen RUl1dfunk unter der Leltung !Jon Herrn Dubois jinde: Biliigung der RRG.'2 Glasmeier had Dubois herhaaldelijk op internationale conferenties ontmoet.
Al inhad men bij de omroepverenigingen maar ook bij de Radioraad aangevoeld dat het vermoedelijk vroeg of laat tot een grondige hervorming van het radiobestel zou komen. Als de Duitsers nu inderdaad van plan waren, de gehele omroep te concentreren, kon men hun dan niet vó6r zijn? De Radioraad riep opjuni de voorzitters van Avro, NCRV, KRO,en VPRO in vergadering bijeen en drong er bij hen op aan dat zij gezamenlijk een nieuwe stichting zouden oprichten, mede gezien 'de mogelijkheid van zendtijdaanvragen door andere groepen'
(Mussert had drie dagen tevoren de oprichting van de 'Nationale Omroep'
bekendgemaakt); men moest, betoogde waarnemend voorzitter de Gaay Fortman, 'de eenheid van de Nederlandse omroep naar buiten demonstreren, dit onder vooropstelling van de zelfstandigheid van ieder der omroepverenigingen op het cultureel gebied der programma-verzorging.'
Lag dan de oplossing niet voor de hand, vroeg de voorzitter van de Avro, de Clercq: 'Wanneer u zegt: er moet één omroep in Nederland komen, dan wil de Avro het liefst dat zij die ene omroep zal zijn, binnen het kader waarvan ieder der andere omroe'kunnen geven'
; wat de Gaay Fortman voorstelde, was volgens de Clercq slechts 'een schijn'
, immers: de vijf omroepverenigingen zouden blijven bestaan."Met dat al ging na veel vijven en zessen en onderling krakeel ook de Avro althans in beginsel met het stichtingsplan accoord.
Dat plan werd verder uitgewerkt en Enserinck, de secretaris van de Radioraad, ging de zaak vast met de Rundfimkbetreuungsstelle bespreken. Die stelde slechts één eis: een buitenstaander moest voorzitter worden. De Radioraad vond een candidaat: de anti-revolutionaire oud-minister van binnenlandse zaken, de Wilde. Diens candidatuur werd evenwel door de Avro verworpen: de voorzitter van de nieuwe stichting mocht geen 'politiek verleden'
of 'een verleden op godsdienstig gebied'
hebben" en dan de Wilde? Hem nam de Clercq nog kwalijk' dat hij geweigerd had, op een zondag de Avro-studio officieelte openen.P Nieuwe candidaten werden genoemd, o.m. het anti-revolutionaire lid van de Hoge Raad, mr. dr. J. Donner, en een van de hoogleraren van de Vrije Universiteit, prof. m.r. J. Oranje. Donner bedankte, Oranje verklaarde zich bereid maar zijn naam verviel weer toen de Vara van Rost van Tormingen de instructie kreeg, tegen de benoeming van elke anti-revolutionair haar veto uit te spreken. De Vara wees toen op Dubois maar doordat NCRV, KRO en VPRO aan prof. Oranje wilden vasthouden en Vogt het bloed van Dubois wel drinken kon, verdween het hele stichtingsplan in de mist.
Voor de Radioraad die in juni en juli geconfronteerd was met heftige twisten tussen de Avro en de andere vier omroepverenigingen, was het om wanhopig te worden. Begin augustus had zich bovendien een extra complicatie voorgedaan, toen opeens bleek dat de secretaris-generaal van onderwijs, kunsten en wetenschappen, prof. van Poelje, voor de Reichseonimissar een verordening kant en klaar gemaakt had waarbij alle omroepverenigingen èn de N ozema opgeheven werden; er zou een staatsbedrijf komen met één directeur.
Ressorteerde de omroep dan onder van Poelje? Natuurlijk niet: hij ressorteerde onder Frederiks maar deze had met zijn wat ouderwetse levensstijlnauwelijks belangstelling voor een zo modern verschijnsel als de radio!
1 Radioraad: Notulen, 26 juni 1940. 2 A.v., 26 juli 1940. BG-Amsterdam, rijksrecherche: p.v. inz. W. Vogt (30 april 1947), p. 14 (getuige A. A. M. Enserinck) (Doc 1-1814, b-r). 4 Het verdient de aandacht dat Frederiks, blijkbaar geheel onkundig van de censuur die door de Rundfimkbetreuungsstelle uitgeoefend werd, medio juni '40 aan Generalkommissar Schmidt het voorstel deed dat de Duitsers enkele eigen vertegenwoordigers in de Radio-omroep Controle-commissie zouden benoemen. De commissie sprak zich tegen dit voorstel uit.
'De Radioraad aarzelt niet, als de eenstemmige mening zijner leden uit te spreken dat een aantasting van de grondbeginselen van het Nederlandse omroepbestel noodlottig zal zijn voor de Nederlandse omroep en aan de Nederlandse zaak onberekenbare schade zal toebrengen waar, naar zijn mening, van Nederlandse zijde op generlei wijze aan mag worden meegewerkt."
Om een in een vroeger hoofdstuk gemaakte onderscheiding opnieuw te gebruiken: de Radioraad wilde eendracht, niet eenheid. Doordat evenwel de omroepverenigingen het onderling niet eens werden, kon de raad niets bereiken en waarnemend voorzitter de Gaay Fortman achtte dat des te bedenkelijker omdat hij sinds begin juli wist dat Dubois ijverde voor een plan om de gehele radio-omroep in de Nozema te laten opgaan. Dubois voerde in die tijd verscheidene besprekingen in Den Haag en het is plausibel dat van Poelje de functie van directeur van het staatsbedrijf dat hij wilde oprichten, ook al aan Dubois toegedacht had. Deze zelfknoopte in augustus in zijn woonplaats Hilversum zo nauwe relaties met de Rundfunkbetreuungs stelle aan, dat hij in de laatste week van die maand aal)- de Gaay Fortman kon meedelen, 'dat hij ieder ogenblik zijn benoeming wachtende was tot een functie waaraan de Duitsers een heel hoge titel en een in Nederland ongekend salaris wilden verbinden'
; hij zou 'directeur-generaal van de omroep'
worden."
Op 10 oktober, een week of zes later dus, onthulde Dubois in de vergadering van de Radioraad dat hij van de Duitsers de geheime opdracht ontvangen had, 'een plan voor de reorganisatie van de Nederlandse omroep
1 Csg : Notulen, 29 juli 1940. 2 Radioraad: Notulen, 2 aug. 1940. 3 Brief, 3 aug. 1940, van de Radioraad aan Frederiks (collectie-B. de Gaay Fortman). 4 Brief, jan.-april 1941, van B. de Gaay Fortman aan Gerbrandy, p. 20 (a.v.). Deze 'brief'
is een rapport dat de Gaay Fortman via een van de inlichtingengroepen naar Londen wilde zenden maar dat vermoedelijk nooit verzonden is.'Het werd'
, schreef de Gaay Fortman enkele maanden later,
'een dies ater 2• De heer Dubois bleek zich niet alleen geheel en al geschikt te hebben in de eis van opheffmgder omroepverenigingen, maar ook daarmee in te stemmen. Helaas steunde hem de heer Enserinck. Prof. Nolet en ik mochten praten wat wij wilden, beide heren waren niet ontvankelijk voor onze argumenten en het fraaiste was nog het voorwendsel: het is de eigen schuld der omroepverenigingen en de bestuursledenzijn zulke onhandelbare mensen, ongeschikt voor elke samenwerking. Het was een droeve ochtend; na afloop van de bespreking en het vertrek der beide heren zei prof. Nolet tegen mij: zij zijn beiden omgeslagen."
Het bericht Vall wat op handen was, althans dreigde, drong spoedig tot de omroepverenigingen door en de Radioraad die bij Frederiks niets kon bereiken, ging een laatste poging ondernemen om, met instemming der omroepverenigingen, een constructie te ontwerpen die men tegenover het (onbekende) plan-Dubois kon plaatsen. Dat had heel wat voeten in de aarde want nu de beslissing, naar men aannam, naderde (men wist niet dat die aan Duitse kant al genomen was), gingen Vogt en de Clercq (Avro) alsmede Speet en Dito (KRO), die laatste opgejaagd, ja gedomineerd door mr. Bosman, achter de rug Vall de andere omroepverenigingen om, Vogt als directeur-generaal en Bosman als algemeen secretaris van een gecentraliseerde omroep bij de Duitsers pousseren; zij schakelden daarbij de NSB in waaraan zij min of meer de belofte deden dat deze onder het nieuwe bestel eigen kwartiertjes zou mogen vullen. Die opzet wekte, zodra hij bekend werd, bij NCRV, VPRO en Vara heftige verontwaardiging; om hem te verijdelen nam de Vara Rost van TOl1I1Îngenweer in de ann.
Onder pressie van de andere omroepverenigingen lieten Avro en KRO hun plan vallen, met dien verstande dat men het er wel, zijhet schoorvoetend, over eens werd dat Vogt directeur-generaal van de nieuwe omroep worden moest, maar de overige functies zouden naar billijkheid aan bestuurs- en directieleden van de andere omroepverenigingen toegewezen worden.
1 Radioraad. Notulen, 10 okt. 1940. 2 zwarte dag. 3 Brief, jan.-april 1941, van B. de Gaay Fortman aan Gerbrandy,p. 25.
Deze besluiten werden in beginsel op 26 november genomen in een gemeenschappelijke bespreking van de Radioraad en de voormannen der omroepverenigingen, De Gaay Fortman zei daar tenslotte dat de directeurgeneraal (men hoopte toch nog dat Vogt die positie zou krijgen) uitzendingen tegen het Huis van Oranje en tegen de Joden diende te voorkomen. Ten antwoord zei Vogt iets dat er op neerkwam dat aanvallen in die richting 'buiten onze programma'
s' zouden vallen.' Alle functies werden op de 27ste onderling verdeeld; daarbij trok de VPRO, zoals gewoonlijk, aan het kortste eind en werd mr. Bosman overgeslagen.
Een dag later, 28 november, werd het departement van volksvoorlichting en kunsten opgericht. De NSB'er dr. Goedewaagen was tot secretarisgeneraal benoemd. Zijn voornaamste adviseur op radiogebied, de NSB'er ir. W. L. Z. van der Vegte, had eigenlijk wel graag Vogt als directeurgeneraal van de nieuwe omroep gezien, maar Goedewaagen noch van der Vegte hadden daar iets over te zeggen: de Duitsers namen de beslissing, of beter: die hadden ze al genomen. Zij zouden met Dubois in zee gaan, maar niet te snel. In afwachting van zijn benoeming tot directeur-generaal van de staatsomroep moest Dubois eerst de omroepverenigingen 'concentreren'
, d.w.z. hun liquidatie voorbereiden; hij zou daar 'gemachtigde'
voor worden.
Het leek Dubois of zijn droom uit de jaren' 20 werkelijkheid zou worden: een nationale omroep en hij directeur-generaal! En toch: vlak voor de grote sprong ging hij aarzelen. Hij bezat het Duitse aanbod, maar deed hij er wijs aan, het te aanvaarden? Hij had geen grein sympathie voor de NSB - als hij weigerde, zou dan niet een NSB' er benoemd worden? Zo onzeker voelde hij zich dat hij links en rechts advies ging vragen. De secretaris van het hoofdbestuur der PTT, mr. J. F. van Royen, zei hem: doen. Ook de Quay en Homan 'waren'
, aldus later Dubois, 'van oordeel dat ik de benoeming met het oog op het landsbelang moest aanvaarden.'
Daarentegen werd die aanvaarding hem door prof Oranje en mr. Donner sterk ontraden. Donner zei, 'dat principieel ieder contact met de Duitsers uit den boze was.'
Helaas, Dubois luisterde niet naar Donner en Oranje: hij aanvaardde de Duitse benoeming. Wel stelde hij daarbij vier voorwaarden: in de radio
1 Vara : 'Verrichtingen van het dagelijks bestuur, 12 nOV.-IO dec. 1940' (II dec. 1940), p. 4 (Doc I1814,'vrijheid van godsdienstige meningsuiting'
, geen aanvallen op het Huis van Oranje, geen antisemietische agitatie en geen 'nationaalsocialistische propaganda.'
Die voorwaarden werden door de Rundfunk betreuungssteile mondeling aanvaard. Dubois werd op 12 december benoemd en zette twee dagenlater in een persconferentie en een radiorede o.m. uiteen dat hij vooral de reportagedienst van de omroep wilde uitbreiden: 'De Nederlander zal daarbij zijn indrukken kunnen krijgen zowel uit binnen- als buitenland'
(Duitsland), 'opdat hij, is eenmaal de oorlog voorbij ... , niet vreemd zal staan ten opzichte van de vraagstukken waaraan hij alsdan zal moeten medewerken.P
Er werd terzelfdertijd nog een reeks andere maatregelen getroffen die nit de PTT-sector kwamen: de Nozema verdween, het rijk verwierf de radiozenders, alle radiocentrales werden ten bate van de PTT onteigend en bepaald werd dat alle radioluisteraars voortaan per jaar negen guldenluistergeld zouden betalen, te innen door de PTT.3
Vijf dagen na de benoeming van Dubois nam de Gaay Fortman ontslag als waarnemend voorzitter van de Radioraad; drie dagenlater, 20 december, sprak Goedewaagen de resterende leden toe. Hij vond geen gehoor voor zijn pleidooien: allen bedankten als lid. De omroepverenigingen daarentegen aarzelden. Geen ging tot opheffing over, de VPRO verklaarde zich zelfs bij monde van haar voorzitster, de predikante mej. dr N. A. Bruining, accoord met de eoncentratie ('Dit had de VPRO altijd voorgestaan'
"). Een formeel protest werd slechts door de NCRV en de KRO geuit, waarna overigens de KRO nog eenlaatste poging ondernam om binnen het nieuwe, nog vage geheel zelfstandig te blijven; in zijn Oudejaarsavond-toespraak was pater Dito's allerlaatste woord tot zijn luisteraars dat hij 1941 inging, 'ongeschokt, ongebroken, trappelend van ongeduld om mede te bouwen aan de Nieuwe Orde die weldra komen gaat.'
5,
Voor Avro en Vara bleef in het nieuwe bestel geen taak meer over, wel kon Dubois uit de staf van beide omroepen een aantal belangrijke medebestuur, ro dec. 194O-14jan. 1941' (IS jan. 1941), p. 2 (Doe II-8IS, a-6). 5 Tekst:
De drie confessionele omroepverenigingen meenden dat voor hen nog wèl een eigen taak weggelegd was: godsdienstige uitzendingen. KRO, NCRV en VPRO richtten er aparte stichtingen voor op, de KRO met instemming van het Episcopaat". Alle kerkelijke uitzendingen van katholieke kant werden evenwel al in februari '41 door de Duitsers verboden '
als represaille tegen het mandement der bisschoppen' (dat nog ter sprake komt).2 De Christelijke Radio-Stichting, voortzetting van de NCRV, kreeg ruim vier uur zendtijd per week, het Vrijzinnig-Protestants Kerkcomité, voortzetting van de VPRO, ruim drie-en-een-half uur. Kerkelijk gesproken, kwam de Christelijke Radio-Stichting spoedig in de lucht te hangen: de Nederlandse hervormde kerk en de Gereformeerde kerken in hersteld verband hadden als kerkgenootschappen na de capitulatie hun medewerking aan radio-uitzendingen gestaakt en eind maart' 41 deden de Gereformeerde kerken hetzelfde. De Stichting ging met haar uitzendingen toen nog door tot in oktober. Die van het vrijzinnig-protestantse comité werden in augustus '41 na een lange reeks van conflicten verboden. Overigens had de activiteit zowel van de Christelijke Radio-Stichting als van het VrijzinnigProtestants Kerkcomité in kerkelijke kringen veel aanstoot gegeven: menigeen achtte het onaanvaardbaar dat practische medewerking verleend werd aan een opzet die principiële afkeuring verdiende.
1 Wij nemen aan dat de aartsbisschop niet van allefaits et gestes van pater Dito op de hoogte geweest is, maar Dito's pogingen om de KRO, althans specifiek katholieke uitzendingen zo lang mogelijk in stand te houden, hadden zijn algemene instemming. Van belang was daarbij dat het contact met de KRO voor het Episcopaat onderhouden werd door mgr. dr. Th. J. F. Verhoeven, directeur van het RoomsKatholiek Centraal Bureau voor Onderwijs en Opvoeding, die tot veel 'tactische'
concessies bereid was. Op 9 december uitte mgr. de Jong jegens Dito zijn 'dank voor de vele zorgen, aan de KRO besteed in deze moeilijke tijden' (KRO-bestuur: Notulen, 13 dec. 1940) en op 27 december, d.w.z. vóór Dito's Oudejaarsavondtoespraak, werd genotuleerd; 'De aartsbisschop heeft Zijn waardering over de houding van de KRO uitgesproken en verklaart dat Hij volledig achter het bestuur staat.'
(a.v., 27 dec. 1940) 2 Brief, 10 febr. 1941, van W. L. Z. van der Vegte aan de CID der NSB (DVK, afd. radio, 98/35).
In januari en februari' 41 deed Dubois zijn best, de 'coördinatie'
der omroepverenigingen tot een succeste maken. Enkele NSB' ers die belangrijke posities toebedeeld gekregen hadden inde laatste opzet welke de omroepverenigingen eind november uitgewerkt hadden, wist hij naar de achtergrond te dringen. Jegens ieder die naar hem luisteren wilde, betoogde hij dat hij geen andere wens had dan het nieuwe radiobestel zo 'nationaal'
mogelijk te maken. Hij beschermde het Joodse personeel dat nog bij de radio werkzaam was en betaalde aan de Joden die in mei' 40 door de Avro op straat gezet waren, hun achterstallig salaris uit; bovendien nam hij hen in de wachtgeldregeling op. Wij hebben de indruk dat hij in een zekere verblindheid, gekoppeld aan zelfoverschatting, inderdaad meende dat hij onder een Duitse bezetting het Nederlandse karakter van de omroep zou kunnen handhaven. Dat was een illusie. De Duitse druk werd voortgezet en nog tijdens het bewind van Dubois begon Blokzijl (8 februari '41) met zijn radiocauserieën die ons in een volgend deel zullen bezighouden.
De Rundfunkbetreuungsstelle was over Dubois als radiovakman zeer tevreden. Ook vertrouwde zij dat zij hem verder de nationaal-socialistische kant op kon stuwen. Zij bleef dus in Dubois de directeur-generaal van de op te richten Rijksradio-omroep zien. V66r Dubois die nieuwe benoeming aanvaardde, vroeg hij evenwel of men aan Duitse kant de voorwaarden die hij bij zijn benoeming tot 'gemachtigde voor de concentratie'
gesteld had, zou blijven honoreren. Hem werd gezegd dat zulks niet mogelijk was. Daarop weigerde hij de nieuwe functie en deze viel, toen de Rijksradioomroep op 12 maart' 41 door Seyss-Inquart opgericht werd-, aan een NSB' er toe. Op verzoek van de omroepverenigingen belastte Dubois zich vervolgens met hunliquidatie. Per I september' 41 kreeg hij voorts bij de PTT de leiding van de Dienst Exploitatie Radio-omroep. Later bood hij in zijn woning te Hilversum herhaaldelijk onderdak aan personen die door de Duitsers gezocht werden. Dat dat ene besluit dat hij in december' 40 genomen had: de aanvaarding van de benoeming tot 'gemachtigde'
, al zijn naoorlogse jaren vergallen zou, voorzag hij niet.