Van '33 afhadden de machthebbers van het Derde Rijk zich grote moeite gegeven, de jeugd voor het nationaal-socialisme te winnen. Alle organisaties van jongeren die een andere ideologische grondslag hadden, werden geleidelijk aan verboden, slechts één organisatie bleef over: de Hitler-Jugend. Men werd daar op tienjarige leeftijd verplicht in opgenomen; jongens bleven lid tot hun achttiende, meisjes (die van hun veertiende af binnen de HJ lid waren van de Bund Deutscher Mädel) tot hun een-en-twintigste. Tussen hun achttiende en hun vijf-en-twintigste levensjaar konden mannelijke en vrouwelijke jeugdigen bovendien verplicht worden, een half jaar dienst te doen in de Reichsorbeitsdienst; in '39 was die verplichting (die niet voor Joden gold) aan ca. tweehonderdduizend mannelijke en ca. honderdduizend vrouwelijke jeugdigen opgelegd. Leider van de Reichsarbeitsdienst was een oud-beroepsmilitair, Reichsarbeitsjuhrer Konstantin Hierl.
Het paste geheel in de plannen die de machthebbers van het Derde Rijk met bezet Nederland hadden, dat ook hier te lande een op het nationaalsocialisme georiënteerde, verplichte Arbeidsdienst in het leven geroepen zou worden. Hiermee moest, schreef Seyss-Inquart in de zomer van '44 (toen allang gebleken was dat de opzet mislukt was) 'ein brauchbares Instru ment nationalsozialistischer Erziehung [iir das niederländische Volk' geschapen worden.! Het waren Seyss-Inquart en Generalkomniissar Schmidt (in wiens sector de Arbeidsdienst zou vallen) die zich voor de verwezenlijking van die opzet moeite gingen geven. Natuurlijk begrepen zij dat ook hier voorzichtigheid geboden was en dat men het Nederlandse volk niet rauwelings met een zich als nationaal-socialistischaandienende Arbeidsdienst moest confronteren. Was een geleidelijke aanloop mogelijk? Inderdaad: er zouden na de demobilisatie van de Nederlandse krijgsmacht ettelijke
1 Brief, 12 juli 1944, van Seyss-Inquart aan K. Hied (BDe,
'Opbouwdienst'
zou gaan werken aan het soort objecten dat in Duitsland door de Reichsarbeitsdienst ter hand genomen werd, dan voorkwam men in bezet gebied uitbreiding van de werkloosheid en dan had men een organisatie geschapen die in een later stadium tot een Arbeidsdienst getransformeerd zou kunnen worden. Begin juli zei Schmidt tegen Mussert dat men met de Arbeidsdienst nog even zou wachten: 'Eerst opbouwdienst-Breunisse die in werkelijkheid afbraakdienst is. Over zes maanden misschien zover dat arbeidsdienst kan begonnen worden.'
1 De naam van majoor Breunese die commandant van de Opbouwdienst zou worden, kwam, ook alweer verkeerd gespeld, eveneens in Seyss-Inquarts eerste rapport aan Hitler voor:
'Die nicht in andere BeschäJtigungen iibemommenen Offiziere und Mannschajten mit Ausnahme der hoheren Rá"nge wurden in einen Aujbaudienst überfiihrt. Dieser soil die GrImdlage fUr einen kÜl1fiigen Arbeitsdienst bilden. Die Führung hat der niederlän dische Major Breunesse der schon lange mit den Mdnnern des Reichsarbeitsdienstes im Reich ... in Verbindung steht und sicli immer flir das Reich eingesetzt hat. Der Ein druck dieses Mannes ist eln ausgezeichneter, derzeit noch betont a-politisch wie dies bei Offizieren ublich. is, weuanschaulidi in Ordmmg.'2
Jacob Nicolaas Breunese was inin de Achterhoek geboren. Toen zijn vader, een predikant, instierf, bleef zijn moeder achter met negen kinderen en een pensioen van fper jaar. Van jongsaf wilde Breunese beroepsofficier worden; hij bereikte de officiersrang via het instructiebataljon te Kampen waar ook Colijn zijn militaire scholing in had ontvangen, en vervolgens via de z.g. hoofdcursus te Kampen waar onderofficieren tot officier opgeleid werden. Ook tot de Hogere Krijgsschool werd Breunese toegelaten. Gemakkelijk viel hem dat niet want hij was 'geen groot student'
", maar hij slaagde. Met de rang van majoor was hij tijdens de meidagen stafchef van een der divisies in het westen.
Landelijk had Breunese een zekere bekendheid gekregen als organisator van de Nijmeegse 'Vierdaagse'
. Inwas hij er op het laatste moment als Erster Bericht,
'een goed middel om in ons volk de binding te versterken en de hulpvaardigheid en de offervaardigheid te versterken'
! - aan die binding ontbrak, meende hij, heel veel. Hij was zich iII de periode tussen de twee wereldoorlogen niet alleen aan de geringe offervaardigheid voor het defensieapparaat gaan ergeren maar ook aan de politieke verdeeldheid in den lande. Van geen enkele politieke partij was of werd hij lid en het uiterlijke beeld dat het Derde Rijk bood, ging hem in toenemende mate verblinden. Politiek begrip had hij niet; steeds van zijn eigen goede bedoelingen overtuigd, kon hij niet begrijpen dat anderen daar kritiek op hadden. Zelf stak hij daarentegen na de meidagen vol kritiek op anderen: kritiek op de koningin die haar volk verlaten had, kritiek op de ministers die (hij had van een familielid bijzonderheden vernomen) tijdens hun beraadslagingen in het departementsgebouw van Economische Zaken in verwarring waren geweest, kritiek op de generaals die zo dom waren, zich in krijgsgevangenschap te laten afvoeren in plaats van de zijns inziens alleszins redelijke erewoordsverklaring te ondertekenen. Daar kwam nog bij dat hij er in de zomer van '40, en ook nog wellanger, van overtuigd was dat Duitsland de oorlog eigenlijk al gewonnen had, althans zou winnen.
Alles tezamen waren dat omstandigheden die hem deden besluiten, zich ter beschikking te stellen voor de opbouw van een Nederlandse arbeidsdienst die gemodelleerd zou zijn op de Duitse, waarvan hij de ontwikkeling met sympathie gevolgd had. Alles wat naar godsdienstige vorming zweemde, moest uit die Nederlandse arbeidsdienst geweerd worden (dat zou maar een splijtzwam zijn), het Nederlanderschap diende voorop te staan en dat liet zich, zo meende Breunese, heel wel verenigen met tal van nationaal-socialistische denkbeelden, maar niet met invloed, laat staan beslissende invloed van NSB-zijde. Van de NSB moest hij niets hebben; in zijn gesprekken met Wehrmachtbe_{ehlshaber Christiansen, die zijn afkeer van de NSB deelde, kon hij naar hartelust op Mussert en de zijnen afgeven. 'Een partij'
, schreef hij eind' 40 in zijn dagboek, •die een Italiaans uniform aan heeft, een Duitse groet brengt en een Spaanse vlag hijst en zich op straat gedraagt als krank
1
zinnig, kan toch nooit beschouwd worden als te zijn het Nederlandse volk
vertegenwoordigend. '1 Wij zullen in ons volgende deel beschrijven, onder welke omstandigheden
Breunese in de zomer van '41 de leiding van de Nederlandse Arbeidsdienst
neerlegde. Bij de Duitsers bleef toen toch nog een gevoel van erkentelijkheid
bestaan voor hetgeen hij als leider van de Opbouw-, later Arbeidsdienst ge
presteerd had: toen zij in mei '42 alle Nederlandse ex-beroepsofficieren in
krijgsgevangenschap afvoerden, lieten zij Breunese ongemoeid. Deze
accepteerde dat niet en begaf zich vrijwillig in krijgsgevangenschap.
Aangezien de te vormen Opbouwdienst uit militairen zou bestaan, lag het
voor de hand dat de Duitsers het commando over die Opbouwdienst aan
een Nederlandse officier zouden toevertrouwen. Wie hen het eerst op
Breunese gewezen heeft, is niet bekend. Wij weten slechts dat zij omstreeks
medio juni inlichtingen over hem inwonnen en dat hij op de r Sde van die
maand door Oberstleutnant Otzen, de vroegere plaatsvervangende militaire
attaché bij het Duitse gezantschap, gepolst werd over de vraag of hij iets
voor een Opbouwdienst voelde. Alles! 'Ik zag'
, schreef Breunese later,
'de desorganisatie en demoralisatie bij de troepenonderdelen dagelijks toe
nemen. De tucht was in meerdere gevallen volslagen zoek.' Was het dan niet
zinvol, al die jonge kerels voor nuttig werk bijeen te houden teneinde' onder
hen arbeidsvreugde en eerbied voor de arbeid aan te kweken' ?2 Toen hem
het commando aangeboden werd, accepteerde hij het; voor dit besluit ver
wierf hij de instemming van generaal Winkelman die, niet verder ziende
dan de Opbouwdienst, het een nuttig denkbeeld vond dat militairen die
anders werkloos zouden worden, in een nieuw militair verband opgenomen
zouden worden. Wat de departementen betreft, kwam de Opbouwdienst
onder Algemene Zaken te ressorteren, d.w.z. onder secretaris-generaal
Snouck Hurgronje. Met ingang van IS juli werd de nieuwe dienst in het leven geroepen.
Meer dan duizend beroepsofficieren, kadetten en adelborsten, ca. achthonderd
reserve-officieren, ca. vijftienhonderd beroepsonderofficieren en ongeveer ....negenhonderd beroepssoldaten meldden er zich vrijwillig voor aan; van
1 J. N. Breunese: Dagboek, 22 nov. 1940. 2 J. N. Breunese: Waarom ik de 30ste
Vierdaagse te Nijmegen niet mag leiden (1946), p. 5. 67'zijn jongens'
was, ver van het Haagse hoofdkwartier waar hij zich ergerde aan de administratieve rompslomp en trouwens ook aan de eisen waarmee de Duitsers hem spoedig overvielen: er moest in de kampen geronseld kunnen worden voor de WaDen-SS, er moesten met spoed vijfduizend man naar Essen vertrekken om daar te helpen bij het opruimen van bomschade - Breunese verzette zich tegen dit drijven. Omgekeerd verzette hij zich ook tegen de aandrang die van de gezamenlijke protestantse kerken uitging om bij de geestelijke zorg voor kader enleden van de Opbouwdienst gewezen veldpredikers in te schakelen; tegen oud-minister Slotemaker de Bruine die hem begin augustus daartoe bezocht, zei Breunese, aldus Slotemaker, dat hij niet zou 'dulden dat de politiek en de kerk in de Opbouwdienst komen aangezien deze (baantjesjagers enz.) ons volk in de ellende gestort hebben.'!
De nieuwe organisatie stak van wal in een, naar het schijnt, vrij algemene sfeer van landerigheid. De klachten over het gebrek aan discipline die Breunese's bureau bereikten, waren legio en de commandant zelf deed op zijn inspectietochten soms gunstige, maar vaker ongunstige indrukken op: wachtcommandanten trof hij slapende aan, de bedden waren veelal niet opgemaakt, de ploegen die hier en daar aan het werk waren, maakten een ongeordende indruk en er werd vaak incorrect gegroet. Medio september bracht Breunese een bezoek aan een kamp bij Laren; 'een ongelofelijke bende'
, tekende hij in zijn dagboek aan. 'Het is wel ontmoedigend dat na twee maanden het werk nog geen streep gevorderd is . . . Het zijn steeds weer de officieren die te beroerd zijn om zich ten volle voor 11LU1 taak te geven. Dat hangt maar op de bureaus en onderweg, bijvoorbeeld in Hilversum, komt men de troepen in de grootste wanorde tegen.'!
Werd door die troepen gezongen, dan waren dat veelal vaderlandse liederen die anti-Duits klonken; bij uitstek geliefd was het: "t Is plicht dat ied're jongen aan d'
onafhankelijkheid van zijn geliefdevaderland zijn beste krachten wijdt, hoezee, hoezee, voor Nederland hoezee hoezee, hoezee, voor Nederland hoezee, voor koningin en vaderland doet ied're jongen mee!'
- en dan konden die laatste twee regels nog met kracht gebisseerd worden ook.
Men ging nog wel verder. Begin september berichtte een NSB' er aan de hoofdredactie van Het Nationale Dagblad dat hij in twee weken tijd in Geldermalsen en Haarlem troepen van de Opbouwdienst de 'Intemationale'
had horen zingen; in Den Haag was hij een troep tegengekomen die uit volle borst It's a long way to Tipperary zong en in Scheveningen was hetzelfde gebeurd met een Frans soldatenliedje. Begin november zag een andere
1 J. N. Breunese:Dagboek, 18 sept.
'De rechterarm wordt bij wijze van Duitse groet opgeheven en in plaats vall 'Heil Hitler!' klonkhet 'Zo'
n hond !' over de straat ... Verder werden er's avonds bij het naar huis gaan liederen gezongen die tot het verleden behoren, zoals 'Weg met de socialen, leve de Willemien!'
afgewisseld door een commando waarop de paradepas wordt geïmiteerd.ö
Deze en dergelijke gedragingen leidden menigmaal tot ingrijpen van hogerhand. Zo moest in augustus rapport uitgebracht worden over een toespraak die de commandant van een van de sportscholen op de verjaardag van prinses Irene gehouden had (5 augustus). De bedoelde commandant had, zo berichtte zijn superieur, 'geen enkele politieke of staatkundige aanduiding gemaakt, in welke richting ook'; wel was hij geëindigd met de uitroep 'Leve de prinses!'
, maar dat had hij alleen maar gedaan, 'aangezien hij van oordeel was dat een zo jong kind van nog totaal geen politieke betekenis was."
Begin oktober leidde het eerder al vermelde gerucht dat er een prins geboren zou zijn, tot een uitbundig 'oranje-bal'
bij de Opbouwdienst in Kampen: 'De zaal was met oranje versierd. Er werd beschuit met muisjes rondgedeeld. Vaderlandse liederen als: 'Het is plicht dat ied'
re jongen' werden gezongen. Burgers werden toegelaten, doch Duitse militairen geweigerd.P De kapitein die voor dit feest verantwoordelijk gesteld werd, kreeg ontslag; hij en de cantinebeheerder werden bovendien door de Duitsers gearresteerd."
'die uiteraard kunnen opleggen. Dat moet hij dan ook maar doen. Maar dan zal zulk een dienst van het eerste ogenblik afbij de bevolking impopulair zijn en zal hij weer verdwijnen zo gauw wij onze vrijheid weer zullen hebben herkregen, te meer omdat de arbeidsdienst dan niet zal zijn opgelegd in ons belang ... , maar in het Duitse belang dat in een arbeidsdienst uiteraard eenmiddel heeft om een groot deelvan de bevolking permanent geestelijktekunnen beïnvloeden."
Scholtens vond voor dit standpunt weinig steun bij zijn ambtgenoten. Kort voor hij zijn functie neerlegde, besloten deze, de oprichting van een verplichte arbeidsdienst 'met in acht neming van Nederlands recht en Nederlandse omstandigheden, op Nederlandse wijze,' in voorbereiding te nemen.ê Wie moest er dan de leiding van krijgen? De secretarissen-generaal voelden niet veel voor Breunese en namen contact op met de griffier van de Tweede Kamer, mr. L. A. Kesper, die geen werk meer had. Mr. Kesper verklaarde zich evenwel alleen bereid, die leiding op zich te nemen wanneer er van Duitse kant geen sprake zou zijn 'van inmenging, van welke aard ook' ('discriminatie van Joden zal in geen enkel opzicht mogen plaats hebben'
)" - zijn naam verdween spoedig en alleen die van Breunese bleef over.
Eind januari werd door de secretarissen-generaal een conceptbesluit voor een Nederlandse Arbeidsdienst opgesteld waarin inderdaad geen enkele discriminerende bepaling voorkwam; dat besluit werd door Seyss-Inquart terzijde gelegd en hij stelde na lang touwtrekken een nieuw besluit op waarin de bepaling voorkwam dat Joden niet tot de Arbeidsdienst toegelaten zouden worden. De secretarissen-generaal weigerden dat besluit te onderNota,julivan Scholtensaan het college van secr.gen. (Csg, stukken 1940). 2 Csg: Notulen, 14 aug. 1940. 3 Brief, za juli 1940, van L. A. Kesperaan D. G.'41 gepubliceerd."
In feite was de Arbeidsdienst al twee-en-een-halve maand eerder, begin maart namelijk, van start gegaan. Van de leden van de Opbouwdienst was maar een deel overgebleven. Alle manschappen ouder dan vijf-en-twintig jaar en alle onderofficieren ouder dan vijf-en-dertig waren begin oktober' 40 ontslagen; de helft hunner vond emplooi bij gemeentelijke luchtbeschermingsdiensten, anderen bij de brandweren, bij de politiekorpsen en bij ondernemingen als Philips. Er bleven ca. drieduizend kaderleden en ca. zeventienduizend manschappen over. Verscheidenen van die kaderleden namen evenwellater in oktober ontslag toen hun bleek dat zij hun instemming moesten betuigen met een memorandum, 'Geest en richting der opvoeding in de Nederlandse Arbeidsdienst'
, dat een uitgesproken pro-Duits karakter droeg. Anderen lieten, ook nadat Breunese had doen weten dat het memorandum door secretaris-generaal Snouck Hurgronje goedgekeurd was, het betuigen van instemming achterwege zonder dat dit tot enige maatregel tegen hen leidde. Breunese liet die zaak maar lopen. Misschien was het hem ook niet onwelkom dat kaderleden die vonden dat het memorandum veel te ver gegaan was, naar de Arbeidsdienst zouden overgaan, want hij moest alle zeilen bijzetten en zelfs een beroep laten doen op Seyss-Inquart om te verhinderen dat de NSB zich van de Arbeidsdienst meester maakte. Aan Duitse kant had Breunese daarbij de steun van Hierls afgezant in Nederland, Genera 1 arbeitsfiihrer Bethmann, die met hem van mening was dat de Arbeidsdienst een fiasco zou worden als de NSB er volledig haar stempel op kon drukken.
Bethrnann had veel invloed op Breunese. Hij had ook veel te zeggen. Alle benoemingen in het kader van de Arbeidsdienst moesten door hem goedgekeurd worden; de druk die Mussert op Seyss-Inquart uitoefende, leidde er overigens toe dat, min of meer tot ergernis van Breunese, toch een vrij groot aantal NSB'ers hoge posities in de Arbeidsdienst kreeg. Voor de opleiding van het kader werdcri vier kampen opgericht, één speciaal voor de NSB'ers onder hen; van de drie andere werden twee spoedig gesloten 'wegens anti-nationaal-socialistische uitingen.f
Op 3 maart' 41 werden de eerste vier kampen van de Arbeidsdienst geopend. Breunese belegde bij die gelegenheid een feestelijke bijeenkomst in het gebouw 'Excelsior'
te Den Haag. Hij wilde er het eerste couplet van hetva'Excelsior'
was reeds gevuld met officieren,onderofficierenen overig personeel van mijn staf. Om 15.45 werd mijn eisalsnogingewilligd.Ik hoor nog hoe schuchterde aanwezigenhet wilhelmus zongen, zij durfden niet goed. Totdat ik verzocht het nog eens voor een tweede maal te zingen, doch dan uit volle borst. De honderden die deze middag hebben medegemaakt,weten welke ontroering er door de zaal ging."
Het gebeurde was tekenend voor de worsteling die zich tot het einde toe in de Arbeidsdienst zou voordoen.