Toen 1941 begon, was Mussert formeel en materieel het grootste deel van zijn politieke bewegingsvrijheidal kwijtgeraakt; formeelin zoverredat hij, als deel van de prijs om tot Hitler toegelaten te worden, begin september' 40 Hiders leiderschap erkend had door zich bereid te verklaren, diens 'bevelen'
op te volgen, en materieel doordat hij van I januari '41 af een situatie aanvaard had waarbij, zoals wij al weergaven, de NSB op fmancieel gebied vol
Die illusies vloeiden mede uit Musserts denkpatroon voort. Het leidersbeginsel stond bij hem voorop. Welnu, in de simplistische visie van de Utrechtse ingenieur, die een gebrek aan historische kennis paarde aan de behoefte om de ingewikkeldste complexen tot eenvoudige mathematische constructies te herleiden, was er nu eenmaal één Europees continent waar dus één figuur alle belangrijke beslissingen moest nemen: Hitler. Wel was Mussert in juni '40 geheel ontdaan geweest toen hij het bevel onder ogen gekregen had waarbij uitgerekend Hitler de vorming gelast had van de SS-Standarte 'Westland' (die naam alleen all), wel was hij gaan beseffendat de in Himmler gepersonifieerde SS-ideologie van Nederlands zelfstandigheid en van zijn, Musserts, macht niet veel heel zoulaten, maar dat was voor hem slechts een reden te meer geweest om, eigenlijk zonder aanleiding, te vertrouwen dat het hem zou gelukken, op het beslissende moment de Führer tot betere gedachten te brengen.
Begin juni had Mussert het 'landverraad'
genoemd indien Nederlanders tot de Waffen-SS zouden toetreden. Twee weken later was hij gezwicht: er was van het Hoofdkwartier der NSB een circulaire uitgegaan waarin stond dat er geen bezwaar tegen was indien leden zich voor de Waffen-SS zouden aanmelden. Enkele honderden deden zulks, vooral jongeren; zij lieten zich mèt andere Nederlanders die, dunkt ons, hoofdzakelijk op avontuur uit waren, bij de recruteringsbureaus van de Waffen-SS keuren en zij vertrokken naar München. Hun ervaringen aldaar werden een bevestiging van Musserts somberste vermoeden: dat het de bedoeling van de Waffen-SS-opleiding was, van Nederlanders min of meer Duitsers te maken. De vrijwilligers kregen namelijk tussen drie mogelijkheden te kiezen die alle gekoppeld waren aan het afleggen van een eed van trouwaan Hitler: vier jaren dienst in de Waffèn-SS en dan, naast het Nederlandse, het Duitse'een goede betrekking'
; en een half jaar dienst en dan herplaatsing in het vroegere beroep! ('met mogelijkheid om bij te tekenen'
).
Wie die drie mogelijkheden afwees, kon naar Nederland terugkeren.
Een en ander was vooral voor de aan Mussert verknochte NSB' ers die zich gemeld hadden, een bittere teleurstelling. Aan die NSB' ers bleek bovendien dat de Duitse officieren of onderofficieren met wie zij in contact kwamen, als regel van een diepe minachting jegens Nederland vervuld waren. Daaraan ergerde zich ook de kleine minderheid onder die eerste Nederlandse vrijwilligers die al in de zomer van '40 '
Grootgermaans' dacht - en die minderheid ging zich bovendien spoedig ergeren aan haar landgenoten. '60% van de Hollanders is', schreef eind augustus '40 een dier Nederlandse SS'
ers-avant la lettre aan Rost van Tonningen, 'hoogstens later als doodgewone soldaten te gebruikèn. Dit is een bende avonturiers, onbruikbare, in de maatschappij mislukte, vervelende kerels die de hele dag kankeren en de dienst ontlopen. Velen van hen gaan er na zes maanden gelukkig uit, ongeveer 50%, doch ook de rest moet weggewerkt worden .... Van de overige 40% zijn er hoogstens 10% goed. Hieronder verstaan we dan dat zij de idee begrijpen of althans willen begrijpen. De overige 30% zweren bij Mussert, Dietsland, willen bijv. onder geen voorwaarde tegen Engeland vechten, groeten alleen maar met 'Houzee!'
, enzovoort."
Een maand voor dit beeld vastgelegd werd, was van de eerst-aangekomenen al meer dan de helft naar Nederland teruggekeerd. Anderen hadden dit voorbeeld gevolgd nadat Himmler in een toespraak op 21 augustus nog eens uitdrukkelijk op die mogelijke terugkeer gewezen had. Het restant dat bleef, kreeg, voorzover het tot de Waffen-SS wilde toetreden, een harde militaire opleiding die geheel op het aankweken van Kadavergehorsam gericht was; er deden zich daardoor enkele gevallen van zelfmoord voor en de NSB' ers onder de recruten gingen zich in hun recalcitrantie vermaken met '
het verbasteren van Nederlandse en Duitse liedjes, bijv. het liedje 'Het regiment van Mussert dat voelt zich zwaar verneukt'
en 'wär' nur mein Vater land, mein Holland, [rei!', welk gezang dan steeds woede-uitbarstingen der Duitse kamergenoten ten gevolge had.'3Rapport,julivermoedelijk van w. J. Heubel (Doeen brief,julivanv. d.aan de fam.(Doe"Brief,aug.vanaan Rost van Tonningenp.Verslagsept.p.(Doc
De naar München vertrokken vrijwilligers waren de eerste Nederlanders die bijzonderheden te horen kregen over de verraderlijkehulp die eenaantal in Duitsland woonachtige NSB' ers aan de Wehrmacht geboden had bij de overval op Nederland in de meidagen van '40. De lezer kan alle bijzonderheden in ons tweede deel vinden. Hier herinneren wij er slechts aan dat de ca. drieduizend NSB'ers die in '
39 in Duitsland woonden en werkten, in mei van dat jaar met het oog op een nieuwe Nederlandse wetsbepaling samengevoegd waren in een organisatie die formeel los stond van de NSB: de Bond van Nationaal-Socialistische Nederlanders in Duitsland. Leider van die Bond was een vermogende opportunist, Julius Herdtmann. Deze Herdtmann had in de herfst van '39 contacten aangeknoopt met de Abwehr en daar was uit voortgevloeid dat een kleine tweehonderd leden van de WA van de Bond (die 'Sport en Spel'
heette) zich via de administrateur van 'Sport en Spel'
, H. Köhler, in maart' 40 hadden laten aanwerven voor het volgen van een militaire opleiding in vier kampen '
in het Rijnland. In nagemaakte Nederlandse uniformen had een groot deel van die 'Sport en Spel'
-mannen deelgenomen aan de operaties waarmee de Abwehr in de nacht van 9 op 10 mei getracht had, de bruggen over de Maas, het Maas-Waalkanaal en de Ijssel ongeschonden in handen te krijgen. Enkelen sneuvelden daarbij. De overigen werden door de Abwehr in Keulen geconcentreerd.
Zij kregen daar te horen dat zij er het best aan deden om maar Duitser te worden. Dat werd geweigerd; ze wilden wel een beloning maar die moest de vorm krijgen van een betrekking in Nederland. Daarna liet de Abwehr hen schieten. De organisator van de Waffen-SS, SS-Brigadeführer Gottlob Berger, trok zich hun lot aan. Er werd hun, ook door Herdtmann en Köhler, voorgespiegeld dat zij, na een korte opleiding in München, in Nederland 'in dienst van Mussert'
bij de politie konden komen - het gevolg was dat een kleine honderd man naar 'München vertrok. De keuze tussen de bovengenoemde drie mogelijkheden kregen zij niet: van hen werd gevergd dat zij voor vier jaar zouden tekenen. Dat lag voor de hand: de officieren van de Waffen-SS begrepen zo goed als die van de Abwéhr dat men er goed aan zou doen, zo hinderlijke getuigen zo lang mogelijk uit Nederland weg te houden. De getuigen zelf achtten zich bedrogen.'w. J.
Zij hadden, toen zij bij de Abwehr in dienst traden, onder ede moeten verklaren dat zij ten eeuwigen dage zouden zwijgen over de operaties die zij gingen uitvoeren. Een deel hunner nam die eed niet zo zwaar op, anderen vonden dat de Abwehr het er niet naar gemaakt had dat men er zich aan hield, en het gevolg was dat uit Nederland gekomen vrijwilligers in München vrij spoedig te horen kregen wat door de mannen van 'Sport en Spel'
verricht was. Verscheidenen van die vrijwilligers waren daar diep verontwaardigd over, onder hen de a.s. zwager van Rost van Tonningen, de jeugdige W. J. Heubel. Begin juli schreef hij tijdens een kort bezoek in Den Haag een rapport over deze zaak. 'Ik heb hiervan veel werk gemaakt'
, berichtte hij in september aan een vriend, 'ben er ook voor bij Mussert geweest.'!
Wij nemen aan dat Mussert, die zich in het publiek fel was gaan verzetten tegen de alom circulerende verhalen dat NSB' ers tijdens de Duitse inval als Vijfde Colonnisten opgetreden waren, zich bewust was dat de mededelingen van Heubel politiek dynamiet vormden: wat de mannen van 'Sport en Spel'
verricht hadden, beschouwde ook Mussert als landverraad in optima forma, maar het belang van de NSB èn het Duitse belang vergden, zo zag hij het, dat over de zaak niet gerept werd. Wèl wilde hij precies weten wat geschied was. Vermoedelijk gafhij Heubel opdracht, nadere gegevens te verzamelen. Heubelliet althans drie ex-leden van 'Sport en Spel'
een verklaring opstellen en ondertekenen. Die verklaring overhandigde hij aan de districtsleider van Herdtmanns Bond in Berlijn, Jan Visser, die nog van niets wist; Visser reisde medio augustus met die verklaring naar Utrecht en legde het stuk aan Mussert voor, daarbij de vraag stellend of landverraders als Herdtmann en Köhler in de NSB gehandhaafd konden blijven. 'Er zijn dingen gebeurd'
, zei Mussert, 'daar lusten de honden geen brood van, maar ik zet ze de NSB wel uit.'
2 Dat was gemakkelijker gezegd dan gedaan: er mocht geen schandaal komen en bovendien had Mussert over de formeel nog steeds zelfstandige Bond van Nationaal-Socialistische Nederlanders in Duitsland niets te zeggen.
Begin september vernam Visser van Herdtmann dat Köhler als 'inspecteur van de WA in Duitsland'
in Berlijn een toespraak zou komen houden. Visser die met Köhler niets te maken wilde hebben, trachtte dat te voorkomen maar Herdtmann hield voet bij stuk. De gevolgen waren katastrofaal, want Köhler, een opschepperige domoor, legde op IS september aan eenw. J.J.J.'Sport en Spel'
zich verworven hadden: zonder hun inzet zou, zei Köhler, de veldtocht in Nederland zeker tien dagen langer geduurd hebben. Visser was ziedend en in het gezelschap van twee WA-mannen die zich onder Köhlers verontwaardigd gehoor bevonden hadden (Visser zelf was pas ter vergadering gekomen toen Köhler al uitgesproken was), reisde hij wéér naar Utrecht; één van die twee WA-malIDen was tijdens de meidagen in het Nederlandse leger invalide geworden. Het drietal protesteerde heftig bij Mussert. Mussert trachtte hen eerst te kalmeren met een betoog dat hij er geen bezwaar tegen gehad zou hebben 'als de kameraden uit Duitsland tegen de Fransen en Belgen waren opgetrokken'
, maar toen de drie het royement van Herdtrnann en Köhler bleven eisen, zei hij: 'Ik kan er niets aan doen want deze Bond staat op zichzelf en ik kan hem niet ontbinden.'
De oorlogsinvalide barstte toen haast in tranen uit, 'waarop'
, aldus het verslag van de twee WA-mannen, 'de Leider op hem toetrad en zei: 'Ga niet huilen, anders begin ik ook nog.' '
1
Wij vatten de afloop samen. Visser ging in Duitsland met zijn actie tegen Herdtmann en Köhler voort tot de Sicherheitspolizei hem en enkele gelijkgezinden waarschuwde dat zij in het concentratiekamp terechtkwamen als zij hun mond niet hielden; Köhler werd begin' 41 tot zijn verontwaardiging uit de NSB geroyeerd maar een van de naaste medewerkers van Generalkommissar Schmidt zorgde er voor dat hij een goedbetaalde functie kreeg als functionaris van de National-Sozialistische Volkswohlfahrt te Düsseldorf; Herdtmann wist te bereiken dat hem, toen hij in diezelfde tijd de leiding van zijn Bond neerlegde (dezewerd weer deel van de NSB), openlijk namens Mussert dank betuigd werd voor zijn aan de beweging bewezen diensten, hetgeen overigens niet voorkwam dat hij enige tijd later toch uit de NSB geroyeerd werd 2 en toen Köhler tegen zijn royement blééf protesteren, kwam in augustus' 41 op het desbetreffende dossier bij Musserts bureau een aantekening te staan met o.m. dezewoorden: 'Niet aan beginnen! Beter in de doofpot."
Eerder vermeldden wij dat Mussert in september '40 had moeten aanvaarden dat zijn rivaal Rost van Tonningen '
tweede plaatsvervangend leider' van de NSB werd. Dat was eerder een titel dan een functie. Niet dat Mussert de formele promotie van Rost wiens deloyaliteit hem bekend was, aangenaam vond! Belangrijker dan die nieuwe titel was overigens het feit dat Mussert zich na zijn bezoek aan Berlijn door Seyss-Inquart had laten bepraten om de gehele scholing van het NSB-kader aan Rost over te laten. Wij veronderstellen dat Mussert daar alleen maar mee accoord ging omdat hij aannam dat het overgrote deel van dat kader wel bestand zou zijn tegen de verkondiging van de SS-ideologie die van Rost verwacht kon worden. Musserts vertrouwen was niet misplaatst. Rost brandde van verlangen om zijn nieuwe geloof aan het topkader van de NSB te prediken. Mussert liet de belangrijkste desbetreffende bijeenkomst tweemaal een maand uitstellen en toen zij tenslotte plaats vond (8 februari '41) was hij afwezig. Wèlliet hij voor alle zekerheid Rosts toespraak en de daarop volgende discussie van begin tot eind op grarnmofoonplaten vastleggen.
Rost gaf in hoofdzaak een overzicht van de vaderlandse geschiedenis dat met de Romeinse tijd aanving. Pas aan het slot kwam hij bij de actualiteit terecht. Hij betoogde toen dat er één groot, door Hitler geleid Germaans rijk moest komen. De zuiverheid van het bloed zou dat rijk bijeenhouden. 'Er is nodig'
, zei hij, 'een priesterschap, als u wilt, van de idee. De drager van de bloedgedachte in die zin is de SS ... Het schoonste ideaal', aldus zijn peroratie, 'wat ooit in de wereld heeft bestaan: de zelfherkenning van alle stammen van één bloed, is bezig zich te voltrekken. Voor dat ideaal zijn wij allen bereid, of moeten wij bereid zijn, alles in te zetten, ook ons leven. En als dus eerstdaags als zichtbaar symbool van het nieuwe wordende Rijk de divisie-Viking, bestaande uit Duitsers, Nederlanders, Noren en Denen aan de strijd deelneemt, dan is daarmee de wordende Germaanse statenbond door het bloed bezegeld. Houzee l"!
Applaus kwam er alleen van de aanwezige leden van de enkele maanden tevoren opgerichte Nederlandse SS, de overige NSB' ers hielden de handen op elkaar. Zij hadden zich danig geërgerd. Rost had wel het begrip 'statenbond'
in de mond genomen, maar de strekking van zijn gehele betoog was dat er één Reich komen moest dat door de niet aan grenzen gebonden SS bijeengehouden zou worden. De SS zou gefundeerd zijn op 'de zuiverheid van het bloed'
. Maar hoe stond het eigenlijk met 'het bloed'
, d.w.z. met de afstamming, van de zo hoog van de toren blazende spreker?Tekst:Leider,d.
In de tweede helft van '40 had Rost zich grote moeite gegeven om, tot 1750 teruggaand, de 'bloedzuiverheid'
van zijn twee-en-dertig bet-betovergrootouders aan te tonen. Dat onderzoek had hij niet aan de desbetreffende afdeling van de staf van de SS willen opdragen omdat hij wist dat J. H. Feldmeijer, de Voorman van de SS, met genoegen zou bewijzen dat aan Rosts 'raszuiverheid'
het een en ander ontbrak. Rost had dus zelf de gegevens verzameld en was er mee naar Berlijn gereisd; daar waren ze door de experts van het SS-Rasse-und-Siedlungshauptamt als onvoldoende beschouwd om Rosts opneming in de SS te rechtvaardigen (hij is er inderdaad nimmer in opgenomen), maar Rost had de hoop niet opgegeven dat hij voor de twijfelachtige plekken in zijn kwartierstaat (zowel aan vaders- als aan moederszijde waren er enkele voorouders van Indische of West-Indische afkomst) een bevredigende verklaring zou kunnen vinden. In de top van de NSB, en trouwens ook ver daarbuiten, werd intussen rondverteld, en door menigeen graag geloofd, dat de stamboom van Rost 'geheel en al '
mis' '
was: 'Indisch bloed, negerbloed uit Zuid-Afrika en zelfs jodenbloed' zou er in voorkomen." En dan de 'zuiverheid van het bloed'
prediken? Na Rosts toespraak kwam, aldus een aanwezige NSB' er, 'het Germaanse bloed in opstand tegen onzuiver bloed'
. 'Wij hebben jarenlang het vuile werk kunnen doen'
, zo werd de stemming onder het gros der toehoorders weergegeven, 'maar die snotjongens van de SS die pas komen kijken, moeten nu voor priesterkaste gaan spelenl's Rosts betoog werd fel aangevallen. 'Wij zullen niet vanuit Berlijn geregeerd worden. Dat vertikken wij ten eeuwigen dage', zei er één; een ander: 'dat wij iets eigens hebben en bij God het willen houden ook, tot het einde toe. En dit nu, heb ik in het betoog van kameraad Rost van Tonningen volkomen gemist.'
Daar volgde luid applaus op." Na afloop van de bijeenkomst zei een NSB' er in kleine kring dat Rost '
eigenlijk een doodgewone landverrader' was."
Al die deining was Mussert welkom: Rost had zich bij het topkader van de NSB onmogelijk gemaakt. Wel achtte de leider van de NSB het wenselijk dat hij nu zelf een duidelijke lijn aangaf. Hij deed dat een maand later (8 maart)
'Europese statenbond'
aan die hij in augustus voor Hitler geschreven had. 'Niemand zal er aan twijfelen'
, zei Mussert, 'dat Hitler de verantwoordelijkheid zal dragen voor de volkerenordening in het Germaanse ras ... Ik heb echter de overtuiging dat de Führer, alvorens zijn beslissing te nemen, het Nederlandse volk' (d.w.z, hem, Mussert) 'zal willen horen om met de belangen van het Nederlandse volk ten volle rekening te houden.'
Ook Mussert ging, zoals Rost vóór hem gedaan had (en Hitler vóór beiden), een lang historisch overzicht geven. 'De laatste tientallen jaren'
, zo betoogde hij aan het einde daarvan, 'waren wij verworden tot bijwagen van onze aartsvijanden Engeland en Frankrijk ... En wat de deur dicht deed, dat was de Joodse overheersing die met sprongen toenam en ons volk op eigen bodem in volkomen slavernij en ontaarding zou doen vergaan. Daarom zeg ik u: Hitler is nog maar juist bijtijds gekomen ... De nederlaag van Duitsland' (merkwaardig is het dat Mussert daar op dat moment in de oorlog toch als mogelijkheid van repte l) 'zou betekenen chaos en ondergang van Europa. Daarom past ons grote dankbaarheid aan God dat Hij voor alle Germaanse volkeren een man gezonden heeft van een formaat als eens in de duizend jaar in verschijning treedt' ('in Erscheinung tritt' Musserts Nederlands ging er niet op vooruit) - een man 'die het Duitse volk tot een eenheid heeft gesmeed en daarenboven een geniaal aanvoerder in de oorlog is.'
Voortaan zouden méér Nederlanders onder die geniale veldheer aan de oorlog kunnen deelnemen: hun plaats was dan in de Standarte 'Westland', onderdeel van de Division' Wiking'.
'Ik acht mij gelukkig'
, zei Mussert, 'de verantwoordelijkheid voor het zenden van een Nederlands bataljon op mij te hebben kunnen nemen.'
Hij eindigde met te spreken over de herordening van Europa en Nederland. Nederlands 'culturele zelfstandigheid'
mocht niet aangetast worden, maar op militair en economisch gebied zou Duitsland de toon aangeven. 'De Nederlands-Franse grens'
(m.a.w.: Vlaanderen diende bij Nederland gevoegd te worden) moest een eind zuidwaarts opgeschoven worden, 'dat is de beste waarborg'
, verklaarde Mussert, 'voor het militair samengaan in de Germaanse Statenbond. . . Zo zie ik de toekomstmogelijkheid in grote lijn. Een fata morgana? Misschien' (weer die twijfel). 'De toekomst is niet meer in onze hand: God regeert het Al; Hitler zie ik als een werktuig in Zijn hand. Kameraden, vereend zullen wij naar eer en geweten ons best doen. Bidt, werkt en hebt vertrouwen. Houzee !'
l
Wat bedoelde Mussert met die 'verantwoordelijkheid voor het zenden van een Nederlands bataljon'
?
Hij was Himmler in belangrijke mate tegemoet gekomen.
In '40 was Mussert eigenlijk niet verder gegaan dan te verklaren dat hij tegen dienstneming van Nederlanders bij de Waffen-SS
'geen bezwaar'
had. Uit de NSB en met name uit de WA, die daar natuurlijk in de eerste plaats voor in aanmerking kwam, waren naar verhouding slechts weinigen tot die dienstneming overgegaan. Kennelijk hadden Himmler, Seyss-Inquart en Rauter zich afgevraagd hoe zij Mussert tot meer positieve medewerking konden bewegen. Besloten was, hem voor een bezoek aan de Waffen-SS-op leiding bij München uit te nodigen. Het vond in de tweede helft van januari plaats. Seyss-Inquart en Rauter waren van de partij, maar ook Schmidt die geen vriend van de SS was, en uit het Nederlandse kamp reisden niet alleen Mussert en van Geelkerken samen met de gehele hogere staf van de WA naar de Beierse hoofdstad maar ook Rost, Feldmeijer en enkele van diens naaste medewerkers. Het Nederlandse gezelschap kreeg het eoncentratiekamp Dachau te zien dat hen als een keurig en ordelijk geheel trof. Mussert liet in het hotel te München waar hij logeerde, twee mappen met 'sehr wich tige Aujzeichnungen' liggen die prompt zoek raakten,' Himmler hield een toespraak waarin hij zei dat van een Anschluss van Nederland bij Duitsland geen sprake zou zijn en Feldmeijer was zeer tevreden over de afloop: 'Vruchtbaar bezoek'
, schreef hij aan zijn ouders, 'vooral voor onze SS ... Alles in orde."
Drie weken na zijn terugkeer in Nederland richtte Mussert (I4 februari '4I) een bekendmaking tot alle leden van de NSB. Hij riep hierin op tot dienstneming in het al genoemde Nederlandse bataljon, 'dat'
, aldus Mussert, 'bestemd zal zijn om als een onderdeel van de Duitse Weermacht in dit jaar mede ten strijde te trekken'
. Er is, schreef hij, 'geen bezwaar tegen'
dat dat bataljon 'de eed van trouwaflegt aan de 'Führer aller Germanen.' De persoonlijkheid van de Führer moet onze waarborg zijn en is onze waarborg dat nimmer bevelen gegeven zullen worden in strijd met de eer en de belangen van ons VOlk.'3
De eed van trouw die Mussert aanvaardbaar geacht had, was er dus een aan Hitler niet als Duits staatshoofd maar als 'Führer aller Germanen'. MaarBalkan. De SS-Standarte 'Westland' trad pas voor het eerst in actie bij de invasie van de Sowjet-Unie. 3 Tekst in BRve:
Menige NSB'er en menige WA-man aarzelde.
Rost van Tonningen aarzelde niet.
De 'tweede plaatsvervangend leider van de NSB'
had een reeks grievende teleurstellingen ondervonden. Zijn poging om met een nieuwe nationaalsocialistische massabeweging Mussert en de NSB te overtroeven was in de zomer van '40 mislukt en na het fiasco van zijn toespraak van 8 februari ,41 stond vast dat hij op politiek gebied binnen de NSB niets meer kon bereiken. Wanhopig maakte hem in het bijzonder de ook in Duitse kring bestaande twijfel aan zijn 'raszuiverheid'
.
Dan zou hij zijn vijanden tonen wat hij waard was!
Vijf dagen na Musserts bekendmaking meldde Rost zich na overleg met Rauter bij Himmler als vrijwilliger aan voor de Wa.ffen-SS.
Rost onder de wapenen - dat was niet alleen onaanvaardbaar voor Mussert die zijn vroegere en wellicht ook toekomstige rivaal geen militaire lauweren gunde, maar ook voor Seyss-Inquart. Capabele NSB' ers waren dungezaaid en een man met Rosts ervaring op financieel gebied kon, meende de Reichseommissar, bij de herordening van Nederland niet gemist worden. Na intensief overleg met Himmler en allerlei Berlijnse instanties werd daarom besloten, Rost een nieuwe kans te geven: eind maart werd hij als opvolger van Trip tot president van de Nederlandse Bank benoemd en een maand later tevens tot waarnemend secretaris-generaal van het departement van fmanciën (minus de belastingdienst) en secretaris-generaal voor bijzondere economische zaken. Dat laatste had maar weinig om het lijf: het desbetreffende onder Rost ressorterende bureau werd eerst meer dan een jaar later, in juli '42, door Seyss-Inquart als departement erkend, en zulks nog maar louter binnenskamers. Graag had Rost in de lente van '41 '
de Jood Hirschfeld' uit de werkelijke Nederlandse machtspositie in de economische sector verdrongen, maar Seyss-Inquart was zich ten volle bewust dat, afgezien nog van het verschil in capaciteiten tussen Rost en Hirschfeld, de benoeming van een NSB' er tot secretaris-generaal van handel, nijverheid en scheepvaart alsmede van landbouwen visserij grote onrust zou wekken in het Nederlandse bedrijfsleven dat volgepropt zat met Duitse orders.
'Indien ik het gevoel had, de veronderstelling zelfs, dat Hitler, na de oorlog gewonnen te hebben, het Nederlandse volk zou willen koejeneren en knechten of kapotmaken, dan zou ik nog vuriger zijn voor Amerika en Engeland dan de vurigste Jood zou kunnen zijn. (Applaus) Maar omdat ik het gevoel heb, dat absolute vertrouwen om niet te zeggen: geloof, dat hij het beste met ons voor heeft . .. daarom zeg ik: dat het nieuwe Europa een ontzaggelijke toekomst tegemoet (zal) kunnen gaan ... Onze politiek is er op gebaseerd dat er zal komen na de oorlog een Bond van Germaanse volkeren ... En indien er geen nationaal-socialistische beweging was in Nederland, dan was nu reeds beslist, naar mijn vaste overtuiging, dat Nederland zou worden ingelijfd bij Duitsland straks" een hopeloze zaak, die NSB, meende de Sicherheitsdienst. 'Fast übereinstimmend wird aus allen Provinzen berichtet', aldus de 'Meldungen aus den Niederlanden',
1 Persconferentie, 5 april I94I (DVK, 46). 2 Wij nemen aan dat het Mussert onbekend bleef dat Himmler in juni '4I tot Seyss-Inquart het verzoek richtte, 'dass die Förderung einer Dietsehen Richtung mit allen Mitteln unterbunden wird' ('Bericht über die Dienstbesprechung bei GK Schmidt', 26 juni I94I) en een jaar later aan de Höhere SS und Polizeifûhrer instructie gaf, Nederlandse nationaal-socialisten die in Vlaanderen politieke actie wilden voeren, prompt over de grens te zetten (Telexbericht, 22 juni I942, van Himmler aan R. Jungclaus, BDe, I92I). a Het Nationale Dagblad, 8 april I94I.
Het was voor Seyss-Inquart en Schmidt een akelig probleem. De Endsieg kwam, zo meenden zij, van maand tot maand dichterbij (kijk naar het fiasco van de Engelsen op de Balkanl) - wáár was de Nederlandse groepering waarmee Hitler straks in zee kon gaan ?
Op I mel 4I bracht J. N. Breunese, waarnemend commandant van de Nederlandse Arbeidsdienst (hij was nog niet officieel tot commandant benoemd), een bezoek aan de secretaris-generaal van het departement van opvoeding, wetenschap en cultuurbescherming, prof dr. J. van Dam. Breunese en van Dam waren beide van Duitslands komende overwinning overtuigd, zij hadden beide een grondige afkeer van de NSB. 'VanDam'
, zo tekende Breunese aan, 'deelde mij mede dat de Duitsers zich langzamerhand van de NSB wilden losmaken, aangezien zij wel tot de overtuiging zijn gekomen dat grote dingen met de NSB in ons land niet kunnen worden bereikt, temeer niet omdat met een man als Mussert niet valt te werken. Zowel de rijksminister' (Seyss-Inquart), 'Schmidt als Wimmer zoeken thans naar Nederlanders die in politieke zin met Duitsland willen samenwerken, waartoe van Dam ook mij uitnodigde."
Breunese hield die uitnodiging in beraad.
Van Dam was niet de enige Nederlander die zich in die tijd met zorg afvroeg of niet toch vroeg of laat de NSB, hoe incompetent Mussert ook door de bezetter geacht werd, aan de macht zou komen. Hoe kon dat verijdeld worden ? Waren er niet anderen te vinden, 'die in politieke zin met Duitsland (wilden) samenwerken'? Van Dam kwam in contact met een vriend, H. M. Hinloopen, een expediteur uit Aerdenhout, die vóór de oorlog veel zaken met Duitsland gedaan had en die tot de kring van De Waag behoorde. Hinloopen had zijnerzijds met de oorspronkelijke inspirator van De Waag, ir. B. Wigersma, overleg gepleegd. Het drietal besloot, een onderhoud met Seyss-Inquart aan te vragen; .het besefte evenwel dat hetJ.'bijvoorbeeld een man als de oud-gouverneur-generaal jhr. de Jonge de leiding over ons volk zou krijgen'.
Daar spraken de drie over met Homan en de Quay, met de Rotterdamse bankier mr. W oltersom, voorzitter van de Organisatie-Comrnissie voor het bedrijfsleven, met mr. Jongejan, voorzitter van de Ondernemersraad voor Nederlands-Indiê, ook met de Jonge, ook nog met anderen. Homan en de Quay verwachtten van die opzet, aldus Hinloopen, 'niet veel resultaat'
, de Jonge 'hield zich zeer gereserveerd.'
Dat laatste deed ook Seyss-Inquart. wel gaf de Reichskommissar in het gesprek dat hij eind mei (de datum is niet bekend) met het drietal voerde, duidelijk te kennen, 'dat hij Mussert maar een zwakke figuur vond'
, maar hij zei óók, 'dat hij tot Mussert gezegd had dat de NSB aan het bewind zou komen als deze meer dan tweehonderdvijftigduizend leden telde.'
Dat krijgt ze nooit, zei van Dam. En Seyss-Inquart: dat zullen we zien.' Maar deze had er geen bezwaar tegen indien de drie die met hem gesproken hadden, een poging ondernamen om voor hun denkbeelden steun te vinden bij een representatieve groep Nederlanders.
Die denkbeelden werden in een memorandum neergelegd. Het stuk is niet bewaard gebleven, maar men kan de gedachtengangen die er in ontwikkeld werden, wel vermoeden: Duitsland was heer en meester op het Europese continent (de verovering van Kreta had opnieuwaangetoond hoe zwak Engeland stond), Nederland moest zich aanpassen; een goede verstandhouding met Duitsland was dus een Nederlands belang, maar die verstandhouding werd bemoeilijkt doordat de Reichskommissar bij de herordening van Nederland telkens weer een beroep deed op de NSB terwijl de overweldigende meerderheid van het Nederlandse volk juist jegens die NSB een hartgrondige afkeer koesterde. Was het dan niet wenselijk dat anderen zich tot politieke samenwerking met de bezetter bereid verklaarden?
Het stuk werd in de loop van juni aan een aantal personen toegestuurd en van Dam trad als voorzitter op toen het korte tijd later in 'Pulchri Studio'
in Den Haag besproken werd. Homan en de Quay bleven daar weg. Behalve de drie initiatiefnemers waren aanwezig: de Jonge, Wolters om en [ongejan, voorts de Utrechtse groot-industrieel dr. F. H. Fentener van Vlissingen, enkele andere vooraanstaanden uit het bedrijfsleven, een paar personen uit de kring van De Waag, de rijksarchivaris in Middelburg, mr. A. Meerkamp van Embden, drie hoogleraren of oud-hoogleraren onder wie prof. van
1 POD-Haarlem: p.y. H. M. Hinloopen (3 juli 1945) (Doe 1-699, a-z). 7
'Het bleek dat alle aanwezigen zich vrijwillig met de inhoud van het memorandum konden verenigen. Het bleek echter spoedig en zulks bij monde van jhr. de Jonge ... dat door allen de NSB werd beschouwd als een partij die de verbetering der verhouding' (tussen Nederland en Duitsland) 'in de weg stond, en niet vóórdat de Duitse autoriteiten tastbare blijken gaven dat zij niet meer de NSB de invloed willen geven welke zij thans bezitten, kan er van vruchtdragende arbeid sprake zijn. Werken wij naast de NSB' (d.w.z. met de NSB in één front), 'dan krijgen wij nooit de sympathie van het Nederlandse volk, evenminzal men', aldus de heer Jongejan (die eind '40 vergeefs had trachten door te dringen naar Batavia en die in maart in Lissabon een lang gesprek gevoerd had met de minister van koloniën, Welter), 'in Engeland en Indië onze actie steunen ... Tenslotte werd besloten, aan de bezettende autoriteiten om maatregelen te verzoeken waaruit zou blijken dat het hun ernst was om de NSB een toontje lager te doen zingen. Wij zullen voorstellen: I. de WA op te heffen dan wel haar optreden streng aan banden te leggen' (alle aanwezigen verafschuwden de straatterreur); '2. de arrestaties op beter gronden te doen plaats vinden dan thans het geval is; 3. met het bezetten van verschillende overheidsfuncties rekening te houden met onze inlichtingen' (m.a.w. minder of in het geheel geen NSB' ers meer te benoemen). 'Aanvankelijk werd hierbij nog een 4de punt geplaatst, nl. opheffing van Buchenwalde' (bedoeld werd: beëindiging van de detentie van enkele honderden vooraanstaande Nederlanders die sinds juli en oktober '40 bij het concentratiekamp Buchenwald in gijzeling gehouden werden), 'doch dit punt werd sterk ontraden aangezien hieromtrent onderhandelingen werden gevoerd.'
Als de Reichskommissar die voorstellen nu aanvaardde, wat dàn? Dan zou het Nederlandse bestuursapparaat een andere structuur kunnen krijgen: 'Vervolgens werd besloten dat prof Blok en prof. van Schelven een staatsvorm zouden ontwerpen, geldende voor de bezettingstijd. Hetwas de eis van de rijksminister' (Seyss-Inquart), 'dat over Oranje niet gesproken mocht worden.
De heer van Dam zou de bovengenoemde punten aan de rijksminister voorleggen en afhankelijk van de resultaten zal verder worden gehandeld. Inmiddels 7
Kennelijk was het de bedoeling dat, als alles goed ging, de nieuwe groepering, of wat daarvan restte, op een later tijdstip met adhesie van anderen in de openbaarheid zou treden.
De bijeenkomst in 'Pulchri Studio'
vond op zaterdagmiddag 21 juni plaats.
Daags daarna kwam bericht dat Duitsland de Sowjet-Unie aangevallen had. Daarmee ontstond in bezet Nederland een situatie die de groep-van Dam (als wij die term mogen gebruiken) verhinderde, van de grond te komen en die het Seyss-Inquart opnieuw duidelijk maakte dat hij geen andere politieke bondgenoot had dan de recalcitrante leider der NSB.