Een en ander was vooral voor de aan Mussert verknochte NSB' ers die zich gemeld hadden, een bittere teleurstelling. Aan die NSB' ers bleek bovendien dat de Duitse officieren of onderofficieren met wie zij in contact kwamen, als regel van een diepe minachting jegens Nederland vervuld waren. Daaraan ergerde zich ook de kleine minderheid onder die eerste Nederlandse vrijwilligers die al in de zomer van '40 '
Grootgermaans' dacht - en die minderheid ging zich bovendien spoedig ergeren aan haar landgenoten. '60% van de Hollanders is', schreef eind augustus '40 een dier Nederlandse SS'
ers-avant la lettre aan Rost van Tonningen, 'hoogstens later als doodgewone soldaten te gebruikèn. Dit is een bende avonturiers, onbruikbare, in de maatschappij mislukte, vervelende kerels die de hele dag kankeren en de dienst ontlopen. Velen van hen gaan er na zes maanden gelukkig uit, ongeveer 50%, doch ook de rest moet weggewerkt worden .... Van de overige 40% zijn er hoogstens 10% goed. Hieronder verstaan we dan dat zij de idee begrijpen of althans willen begrijpen. De overige 30% zweren bij Mussert, Dietsland, willen bijv. onder geen voorwaarde tegen Engeland vechten, groeten alleen maar met 'Houzee!'
, enzovoort."