Fall Barbarossa werd door Hitler als de culminatie gezien van zijn gehele beleid, ja als de culminatie van de eeuwenlange geschiedenis van het Duitse volk. Sinds de Middeleeuwen hadden de Duitsers, met tussenpozen, strijd gevoerd met Slavische volkeren waarboven de meeste Duitsers zich als regel verre verheven gevoeld hadden. In Duitsland zelf was men met name de Polen als een minderwaardig slag mensen gaan zien, in Oostenrijk-Hongarije waren leden van de Duitse volksgroep als Hitler en Seyss-Inquart in hun jeugd al een diepe minachting gaan koesteren bijvoorbeeld jegens Tsjechen en Slowaken. Hitler had aan het in de negentiende eeuw tot ontwikkeling gekomen Duitse chauvinisme een van de hoofdlijnen van zijn betoog in Mein Kampf ontleend: wilde Duitsland de sterkste mogendheid ter wereld worden, dan diende het in geheel Oost-Europa een onaantastbare positie op te bouwen. Anders gezegd: de Sowjet-Unie moest vernietigd worden. Dan alleen zou, zo meende hij, Duitslands grondstoffenvoorziening gewaarborgd zijn en zou het Duitse volk ook voldoende Lebensraum bezitten.