Inderdaad had Hitler, wat de Engelsen betrof, in de lente van ' 41 in menig
Hitler, A.
Luftlandekorps
Malta
Roemenië
Sowjet-Unie
opzicht reden tot optimisme. Hun toevoer, de onmisbare grondslag van hun oorlogseconomie en oorlogsproductie, kwam in ernstige moeilijkheden te verkeren. De koopvaardijvloot waar zij begin' 41 over konden beschikken (21 miljoen bruto registerton) was door alle verliezen en als gevolg van het feit dat ten tijde van Frankrijks capitulatie talrijke Franse schepen in Franse havens gebleven waren, al tegen de 2 miljoen ton kleiner dan bij het uitbreken van de tweede wereldoorlog. Ook kon die geslonken vloot minder goederen vervoeren: bijna alle schepen moesten in langzame convooien varen, ze moesten omwegen maken, ze moesten in overvolle havens vaak weken wachten voor zij gelost of geladen werden; werven die men voor nieuwbouw had kunnen gebruiken, waren nodig voor het uitvoeren van tijdrovende reparaties. En de scheepsverliezen stegen. In de lente van' 41 stegen zij bepaald in een angstwekkend tempo. Dat, terwijl de Kriegsmarine regelmatig niet meer dan ruim dertig U-Boote in de vaart had - en men nam in Londen aan dat het er tegen het einde van het jaar ca. honderd zouden zijn. Bovendien werden de scheepvaartroutes bij Engeland van begin '41 af met opvallend succes bestookt door Duitse lange-afstands-bommenwerpers. Begin' 41 hadden voorts het Duitse slagschip 'Admiral Scheer', de slagkruisers 'Scharnhorst' en 'Gneisenau' en de zware kruiser 'Hipper' op de Atlantische Oceaan niet alleen vrachtschepen tot een totaal van 200 000 ton tot zinken gebracht maar bovendien de convooien die aan die Duitse eenheden ontkwamen, dermate gedesorganiseerd dat groot tijdverlies optrad. Het was de bedoeling dat de 'Scharnhorst' en de 'Gneisenau' (die zich in Brest bevonden) eind april opnieuw zouden uitvaren in combinatie met twee eenheden die uit de Noordzee zouden trachten uit te breken: de kruiser 'Prinz Eugen' en Duitslands gloednieuwe slagschip 'Bismarck'. De 'Scharnhorst' en de 'Gneisenau, beschadigd door Engelse bommen, moesten verstek laten gaan, maar de 'Prinz Eugen' en de 'Bismarck' wisten inderdaad aan de aandacht van de Engelse Home Fleet te ontsnappen en de Atlantische Oceaan te bereiken. Vooral de 'Bismarck' vormde daar een dodelijk gevaar. Pijnlijk bleek de kracht van deze Duitse eenheid, toen, in de buurt van Groenland, op 24 mei één salvo dat toevallig een kwetsbaar punt trof, voldoende was om het oude Engelse slagschip 'Hood' op te blazen. Een enerverende jacht volgde. Men kon op de Engelse Admiralty pas weer verlicht ademhalen toen de 'Bismarck', door luchttorpedo's stuurloos gemaakt, op 27 mei niet ver ten westen van Brest in de golven wegzonk; de 'Prinz Eugen' wist Brest binnen te lopen.