Voor wij het beleid gaan beschrijven dat in de periode tussen de Februaristaking en de Duitse invasie van de Sowjet-Unie (22 juni '41) gevoerd werd door de leiding enerzijds van de NSB (op de zoveel kleinere NationaalSocialistische Nederlandse Arbeiderspartij, of NSNAP, komen wij eerst later terug) en anderzijds van Nationaal Front en van de Nederlandse Unie, lijkt het ons wenselijk, te schetsen wat de bezetter met en via deze vier formaties wenste te bereiken. Spreken wij hier van 'de bezetter'
, dan bedoelen wij in het bijzonder Reichskommissar Seyss-Inquart en zijn naaste medewerker voor Nederlandse binnenlandse politiek, Generalkommissar zur besonderen Verwendung Schmidt. Rauter, Generalkommissar für das Sicher heitswesen en Höherer SS und Polizeijuhrer, speelde in deze periode op politiek gebied een minder belangrijke rol maar vormde als vertegenwoordiger van Himmler toch wel een factor waarmee Seyss-Inquart rekening moest houden.
Wij gaan van Seyss-Inquartspolitieke opdracht uit.
Die opdracht was, Nederland in nationaal-socialistische zin te hervormen en het daardoor rijp te maken voor de een of andere vorm van nauwe aansluiting bij of opgaan in het Grossdeutsche Reich. Ten aanzien van de wenselijkheid van dat doel bestonden er tussen hem, Schmidt en Rauter geen meningsverschillen; gedrieën waren zij er bovendien van overtuigd dat Duitslands overwinning slechts een kwestie was van tijd: uiteindelijk zou Duitsland dus bepalen wat er in en met Nederland te geschieden stond. Meningsverschillen kwamen eerst naar voren als men zich rekenschap ging geven, hoe dat politieke doel bereikt moest worden. Op dat gebied was men het overigens aan Duitse kant weer eens ten aanzien van een belangrijk punt: de wenselijkheid om de organisatievormen die in het Nederlandse maatschappelijke leven een rol speelden (bij arbeiders, werkgevers, boeren, journalisten, kunstenaars, artsen, jongeren enz. enz.), een nationaal-socialistische inhoud te geven; de gedachten liepen evenwel uiteen wanneer men voor de niet minder belangrijke vraag kwam te staan, welke Nederlandse politieke groepering de dragende kracht moest worden in deze gehele ontwikkeling. 3
Schmidt, die in de NSDAP carrière gemaakt had, was een typische Partei-man: in zijn visie moest er, liefst onder zijn leiding, een groepering komen die met de Duitse Nazipartij te vergelijken was. Seyss-Inquart had daarentegen slechtszwakke bindingen met de NSDAP (hij had met die lieden allast genoeg gehad in Oostenrijk voor en na de Anschluss!) en Rauter was niet eens partijlid. Rauter zag mèt zijn idool, de Reichsführer-SS Himmler, niet de tot Duitsland, althans tot Rijksduitsers beperkte NSDAP maar de zich ook tot niet-Duitsers richtende SS als het bindende element in het toekomstige Grossgermanischc Reich waarin ook Nederland zou opgaan; hij had er dus geen behoefte aan, in Nederland een aparte nationaal-socialistische 'partij'
te protegeren, laat staan de NSB die hem veel te eng, te 'Nederlands'
dacht. Seyss-Inquart beschouwde de zaken ruimer: bij de nationaal-socialistische omvorming van Duitsland en Oostenrijk had de NSDAP een belangrijke rol gespeeld, en nu mocht het wel waar zijn dat de invloed van de SS als aparte formatie in Gross-Deutschland snel groeiende was (en niet tot Seyss-Inquarts ongenoegen: hij had zich in die formatie tot generaal, SS-Obergruppenführer, laten benoemen), maar hij kon in de SS toch niet meer zien dan een elite, een keurbende, die dan wel bij uitstek verknocht mocht zijn aan de nationaal-socialistischeideologie, doch zulks maakte het feit niet ongedaan dat die ideologie in de NSDAP haar breedste organisatorische neerslag had gevonden; een elite was wenselijk, maar een massabeweging essentieel: zonder zulk een beweging kwam, aldus Seyss-Inquart, elke elite in de lucht te hangen.
In de zomer van '40 was Seyss-Inquarts houding jegens de NSB er een geweest van grote gereserveerdheid, samenhangend met zijn constatering dat Mussert een politieke persoonlijkheid van de tweede, zo niet van de derde rang was. Seyss-Inquart had gehoopt dat de zes grote democratische politieke partijen (rooms-katholieken, anti-revolutionairen, christelijkhistorischen, liberalen, vrijzinnig-democraten en sociaal-democraten) op grondslag van de aanvaarding van Duitslands blijvende suprematie tot een vorm van onderlinge samenwerking, en samenwerking met hèrn, zouden komen; zij hadden evenwel gemeenschappelijk geweigerd, zich op die basis weer in de volle openbaarheid te begeven. Die basis was wèl aanvaard door het Driemanschap van de Nederlandse Unie (Einthoven, Linthorst Homan, de Quay) maar in dezelfde weken waarin de Unie zich, in strijd met de bedoelingen althans van Homan en de Quay, tot een tegen de Duitsers gerichte beweging begon te ontwikkelen, had Seyss-Inquart zich, min of meer tegen eigen beter inzicht in, door Himmler en Schmidt er toe laten forceren om goed te vinden dat Mussert een zekere voorkeurspositie zou krijgen: Mussert had begin september' 40 Hiders leiderschap erkend en was 3'Groot-Nederlandse'
, 'Dietse'
ideaal (Hitler voelde er niets voor, Vlaanderen aan Nederland toe te voegen) na te laten alsmede de Joodse leden uit de NSB te royeren. De eerste aanstellingen van NSB' ers op hoge posten in het overheidsapparaat waren een van de beloningen geweest die Mussert ontving; een tweede beloning werd gevormd door het feitdat de Reichskommissar van 1 januari '41 af de NSB een subsidie gaf dat meer dan tienmaal zo groot was als alle bedragen die door leden en sympathisanten opgebracht werden. Nadien zat de NSB met zilveren koorden aan de bezetter vastgesnoerd. Men mag hier niet een exclusief opteren in zien ten gunste van de NSB - zeker niet ten gunste van de NSB zoals die zich in de tweede helft van '40 aan Seyss-Inquart en Schmidt voordeed. Zij moest nationaal-socialistischer, men zou ook kunnen zeggen: meer pro-Duits, minder 'Nederlands'
worden. Om dat te bevorderen rnaakte de bezetter aanvankelijk gebruik van twee kleine groeperingen die het rechtstreeks opgaan van Nederland in Duitsland propageerden: de NSNAP-Kruyt en de NSNAP-van Rappard - later besloot hij, die twee tot één te reduceren, De NSNAP-Kruyt, de kleinste van de twee, kreeg eind' 40 aanzegging, zich te ontbinden en deed dat na een . maand of vijf waarin overigens van haar niets meer was uitgegaan. De NSNAP-van Rappard ontving daarentegen belangrijke steun van de bezetter: flinke subsidies (wij kennen geen cijfers) en politieke adviezen die Schmidt van januari' 41 af regelmatig liet verstrekken via de Kreisleiter van de NSDAP in Den Haag, Schümann. Voor Seyss-Inquart en Schmidt stond overigens vast dat ook de NSNAP-van Rappard uiteindelijk opgeheven moest worden; zij diende dan op te gaan hetzij in de NSB, hetzij in een bredere nationaal-socialistische formatie die inmiddels ontstaan zou zijn. Want op dat laatste bleven Seyss-Inquart en Schmidt toch hopen. Die hoop bepaalde hun beleid ten aanzien van Nationaal Front en Nederlandse Unie. Beide bewegingen werden getolereerd niet om wat zij waren maar om wat zij moesten worden: zij dienden naar de nationaal-socialistische kant op te schuiven. Daarvan werden, zoals ook ten aanzien van Mussert het geval geweest was, tastbare bewijzen verlangd: de publieke erkenning van Duitslands suprematie, uiteindelijk ook de erkenning van Hitlers leiderschap, het openlijk loslaten van 'Groot-Nederlandse'
, 'Dietse'
denkbeelden en de 3
Dat Arnold Meyer op wezenlijke punten zou toegeven, werd in de lente van ' 4I door Seyss-Inquart en Schmidt niet verwacht, eerder hadden zij iets van hoop gevestigd op Homan die immers eind januari al bijna op het punt gestaan had, zonder Einthoven en de Quay geheel alleen voort te gaan met een van anti-Duitse elementen gezuiverde Nederlandse Unie. Helaas, Homan had (zo zagen Seyss-Inquart en Schmidt het), toen het er op aankwam, niet doorgezet; nadien was hun hoop dat met de Unie of met een rest-Unie nog iets te bereiken viel, belangrijk verzwakt.
Ziedaar de Duitse opzet.
Die opzet was volstrekt onoprecht. Want in de maanden waarin er op toegewerkt werd, zagen Seyss-Inquart en Schmidt noch Mussert, noch Homan, noch Arnold Meyer als de figuur die uiteindelijk in een nationaalsocialistisch Nederland de representant zou zijn van de Führer aller Germanen, Adolf Hitler. Wie die figuur zou worden, leek een open vraag; Mussert, Homan ,en Meyer mochten hem hoogstens het pad effenen.