Voor wij het beleid gaan beschrijven dat in de periode tussen de Februaristaking en de Duitse invasie van de Sowjet-Unie (22 juni '41) gevoerd werd door de leiding enerzijds van de NSB (op de zoveel kleinere NationaalSocialistische Nederlandse Arbeiderspartij, of NSNAP, komen wij eerst later terug) en anderzijds van Nationaal Front en van de Nederlandse Unie, lijkt het ons wenselijk, te schetsen wat de bezetter met en via deze vier formaties wenste te bereiken. Spreken wij hier van 'de bezetter'
, dan bedoelen wij in het bijzonder Reichskommissar Seyss-Inquart en zijn naaste medewerker voor Nederlandse binnenlandse politiek, Generalkommissar zur besonderen Verwendung Schmidt. Rauter, Generalkommissar für das Sicher heitswesen en Höherer SS und Polizeijuhrer, speelde in deze periode op politiek gebied een minder belangrijke rol maar vormde als vertegenwoordiger van Himmler toch wel een factor waarmee Seyss-Inquart rekening moest houden.