Wij willen over Nationaal Front als beweging kort zijn. De belangrijkste gegevens vermeldden wij trouwens al in ons vorige deel.
Arnold Meyer bezat in de lente van ' 4I misschien twaalfduizend volgelingen, van wie vermoedelijk zeven-tiende woonachtig was in Limburg en Noord-Brabant. De beweging hing als los zand aan elkaar, chronisch geldgebrek kon alleen opgeheven worden door Meyers bedelbezoeken aan rijke sympathisanten die hoofdzakelijk in katholieke zakenrnilieus te vinden waren.
Veel behoefte aan contact met raadgevers had Meyer niet. Niet alleen in de'de leider'
die, als het er op aankwam, uit eigen kracht en in eenzaamheid de koers diende te bepalen. Nationaal Front kende een 'Politieke Raad'
, maar dit adviserend college werd, na een aanlooptijd, in de hier behandelde periode door Meyer nauwelijks meer geraadpleegd. Dat hing, dunkt ons, niet alleen met Meyers zelfoverschatting samen maar ook met het feit dat hij eigenlijk niet wist wat hij zijn adviseurs te vertellen had; hij volgde een innerlijk tegenstrijdig beleid: overtuigd als hij was van Duitslands overwinning, zag hij de Duitsers als de vormgevers van het toekomstig Europa waarin ook hij een rol wilde spelen en trachtte hij dus bij hen in het gevlij te komen; 'anderzijds had hij'
, zo schreven wij in ons vorig deel, 'een instinctieve afkeer van het Derde Rijk en brachten die afkeer plus de behoefte, zich duidelijk van de NSB te distantiëren, hem er toe, aansluiting te zoeken bij het anti-Duitse, 'nationalistische'
element in de Nederlandse publieke opinie.' Hij zwalkte dus en zij die zwalken, kunnen geen koers aangeven; soms weten zij niet eens uit welke hoek de wind waait. 'Wij leefden als het ware in een luchtledig'
, zei Meyer op 21 juni tegen de leden van zijn Politieke Raad die bijna drie maanden lang niets van hem gehoord hadden. 'De aspecten wisselden met de dag en wat ik '
s morgens had kunnen vaststellen, was vaak in de namiddag reeds weer gewijzigd." Meyer had, anders gezegd, in het jegens hem gevoerde beleid geen enkele lijn kunnen ontwaren; "s morgens' had hij gemeend dat hij zich in de gunst der Duitsers ging verheugen en '
in de namiddag' kwam er weer een koude douche. Dat het één zowel als het ander een tactisch middel was om hem in het gewenste spoor te krijgen, was niet tot hem doorgedrongen; wèl had hij meer en meer het onbehagelijke gevoel gekregen dat op de Duitsers geen staat te maken viel.
Begin februari '41 was Meyer het eindelijk weer toegestane verlof om op publieke vergaderingen te spreken kwijtgeraakt doordat hij tijdens een redevoering in Den Haag gerept had van de Ruyters tocht naar Chatham, daar 'volkomen spontaan'
aan toevoegend: 'Wie heeft ons dat tot heden nagedaan?' - '
Hitler niet!' dachten zijn toehoorders en een minutenlang applaus was gevolgd. Meyer werd op het matje geroepen bij Schmidt alsmede bij de Abteilung Sicherheitsdienst van de staf van Harster, de Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD; hij sprak daar met het afdelingshoofd, Knolle. Jegens deze ontkende Meyer 'zeer pertinent'
dat hij zich 'anti-Duits'
'dat men ook aan Duitse zijde het hart niet meer zó sterk aan de NSB verpand heeft ... De Nederlandse Unie heeft afgedaan ... zij wordt beschouwd als volkomen onbetekenend negativisme."
Rees zijn ster? Neen: op 12 maart repte Seyss-Inquart in zijn toespraak in het Amsterdamse Concertgebouw met geen woord van Nationaal Front. De zin: 'tnit uns oder gegen uns, ein Drittes gibt es nicht mehr', liet overigens aan duidelijkheid niets te wensen. Een dag later, op 13 maart dus, gaf de bezetter, ditmaal in de persoon van de Generalkommissar für Verwaltung und [ustiz, Wimmer, Meyer een stille wenk: in een gesprek met een vooraanstaand lid van Nationaal Front zei Wimmer 'tot driemaal toe'
2 dat de bezetter 'onmogelijk enig vertrouwen kon stellen in Mussert, echter wèl in de persoon van Arnold Meyer.' '
Gewenst werd echter', zo rapporteerde Meyer op 20 rnaart aan zijn Politieke Raad, 'dat Nationaal Front zich duidelijker en openlijker uit zou spreken vóór het nationaal-socialisme, dat de volkse idee sterker zou worden benadrukt, dat de volksschool onvoorwaardelijk zou worden aanvaard' (afschaffmgdus van het confessionele onderwijs) 'en dat de Groot-Nederlandse gedachte niet meer naar voren zou worden geschoven als politiek begrip.' Meyer noemde dit alles heel aannemelijk, zelfs voor 'de volksschool'
kon wel een formule gevonden worden die met de Duitse wensen rekening hield, maar zijn volgeling die met Wimmer gesproken had, zette een domper op de feestvreugde door op te merken dat men aan Duitse kant 'niet overtuigd was van de oprechtheid van de Leider in diens streven naar een hechte Duits-Nederlandse samenwerking. In dit opzicht had men wellicht nog meer vertrouwen in Linthorst Homan, alhoewel men het program en de doelstellingen van de Unie belachelijk noemde.'
Bedacht moest ook worden dat, aldus die volgeling, 'de kwestie van de volksschool'
'een zaak (was) van to be or not to be' - een zaak, anders gezegd, die niet zo eenvoudig met een formule opgelost kon worden."
Nog op diezelfde zoste maart kwam weer een ander hooggeplaatst Nationaal Fronter, dr. J. B. van Heutsz, een acht-en-vijftigjarige arts, zoon van de vroegere gouverneur-generaal van Nederlands-Indië en een voorman van de pro-Duitse groep die zich in Nationaal Front was gaan aftekenen, een verleidelijk Duits aanbod overbrengen: Meyer zou zes weken naar
'Dietsland'
en hij suggereerde tenslotte dat de bezetter de Nederlandse Unie zou opheffen en maatregelen treffen opdat de leden van de Unie zich bij Nationaal Front zouden aansluiten.ê
Schmidt liet Meyer bijna drie weken op antwoord wachten. Maandagochtend 21 aprilontving hij hem. Hij zei Meyer toen dat hij bereid was, aldus het Duitse verslag van deze bespreking", 'den Vorschlag Meyers, einen Burgfrieden zwischen NSB und Nationaal Front zustande xu: bringen, zu unterstützen'; hatelijke kritiek in de NSB-pers kon gestopt worden, ook in De Misthoorn, die overigens, zei Schmidt, geen NSB-blad was, maar wel 'noodzakelijk'
- aldus het Nederlandse verslag." Hoe ver zich die samenwerking met de NSB zou ontwikkelen, diende men af te wachten. Meyer voelde niets voor 'fusie'
en een van Schmidts medewerkers merkte op dat de NSB niet eens voor 'samenwerking'
zou voelen, Schmidt wuifde dat weg: 'Op den duur zou er toch samenwerking tussen de nationaal-socialistische groepen moeten komen en dan zou er zo nodig van zijn zijde dwang worden uitgeoefend ... De NSNAP beschouwde hij in dit verband als van geen belang.' Ook het probleem van '
Dietsland' zag Schmidt al heel eenvoudig: Hitler zou er wel voor zorgen, 'dass auch im Westen Europas genügend Lebens raum für alle Germanen geschaffen werde. Damit gehe die gross-dietsche Idee in eine höhere auf' - Meyer moest daar geen moeilijkheden over blijven maken. Bovendien diende hij zich, zei Schmidt, duidelijker los te maken van de katholieke kerk. En wat nu zijn voorstel ten aanzien van de Nederlandse Unie betrof: hier voelde Schmidt niet voor; hij zou de Unie niet het plezier
het vaderland) zorgvuldig verzwegen. 3 Verslag, 25 april 1941 (GKzhV, HA Politischer Aufbau, 9 a). • V~rslag, 21 april 1941'het nut van de Unie achtte hij nog steeds dat zij grote groepen van illegale acties afhield.'
Meyers verzoek, Nationaal Fronters vooraanstaande posities te geven, had Seyss-Inquart in overweging genomen", maar van openbare vergaderingen kon voorlopig geen sprake zijn. 'Schmidt erkldrte sich schliesslich damit einuerstanden dass Meyer eine Injormationsreise durch Deutschland mache, wiinschte aber, diese nicht länger ausgedehnt zu wissen als acht Tage.'
Het was een mager resultaat - en dat was niet de enige teleurstelling die Meyer op de zrste april te verwerken kreeg. Hij had al enige tijd lang het vage gevoel dat vooraanstaande leden van zijn beweging die blijkbaar van mening waren dat hun carrière schade leed door zijn aarzelingen, achter zijn rug om contacten met de Duitsers onderhielden - op de avond van de z rste ging hij, door een employé gewaarschuwd, het bureau van de directeur van de uitgeverij van Nationaal Front, G. J. Zwertbroek, doorzoeken; hij trof er brieven in aan waaruit hem bleek dat Zwertbroek samen met andere Nationaal Fronters in een nauwe relatie stond tot medewerkers van Schmidt. En hij, de Leider, wist daar niets van af! De gehele pro-Duitse groep werd door hem geroyeerd, waarna Zwertbroek zich, vermoedelijk op advies van, Schmidt, bij de NSNAP aansloot: Deze desertie nam Meyer als aanleiding om de staf te breken over het annexionistische streven van van Rappard en de zijnen. 'De Nederlandse Nationalist'
zo schreef hij in het dagblad van Nationaal Front, het Nederlands Dagblad (een neveneditie van De Restdentie bode),
'kan slechts walging voelen bij het aanschouwen van dit krankzinnig en tot mislukking gedoemd misdadig spell"
Dat kon Schmidt die de NSNAP protegeerde, niet op zich laten zitten: het Nederlands Dagblad werd op 27 mei voor de periode van een volle maand verboden. Nog zette Meyer zijn actie voort, waarbij hij op besloten vergaderingen bleef aandringen op aanvaarding van de Nieuwe Orde en zich in besprekingen, ook met Duitsers, opnieuw bereid verklaarde tot samenwerking met Mussert; onderschikking aan deze wees hij af. 'Is het begrijpelijk'
, schreef hij na de oorlog, 'dat in de enkele ogenblikken dat ik geheel alieen was, ik wel eens zozeer walgde van al dat geïntrigeer, dat er soms een neiging in mij opkwam om de boel er bij neer te smijten? Maar dat mocht ik niet, want zulks zou juist in de kaart van de Duitsers spelen zijn. Het spel, al was het een onaangenaam spel, waarbij-ik wist dat de tegenpartij vals speelde, moest ik verder spelen, in het belang van ons volk. Opgeven zou vrij baan betekenen voor de NSB.'"
benoemd; daar bleef het voorlopig bij. 2 Nederlands Dagblad, 20 mei 1941. 3 A. Meyer: Alles voor het vaderland, p.
Volhouden dus (Duitsland zou immers de oorlog winnen) - èn volhouden met geforceerd optimisme. 'Kameraden, hebt geduld en uithoudingsvermogen', betoogde Meyer op 21 juni tegen de leden van zijn Politieke Raad, 'en laat u niet imponeren. Wij zullen winnen!'!
Absurde grootspraak was dat.
Enkele weken tevoren had een vooraanstaande fascist, drs. W. Haighton, de spijker op de kop geslagen toen hij er in de brief waarmee hij als lid van Nationaal Front bedankte, Meyer op wees dat deze bij zijn beleid 'steeds op twee gedachten gehinkt (had), enerzijds wilde u de steun en de medewerking der bezettingsautoriteiten behouden' (vandaar de pro-Duitse uitlatingen die voor de bezetter niet ver genoeg gingen) 'en anderzijds wilde u ... dingen naar de gunst der massa' (vandaar de anti-Duitse die voor de massa niet fel genoeg waren). 'Zo zakte u tussen twee stoelen. De anti-Duitse massa kreeg u niet mee, want die zat in de Unie en moest van u als antisemiet niets hebben, de gunst van de Duitse autoriteiten verspeelde U.'
2
Met die analyse (en ze vergde waarlijk niet zoveel scherpzinnigheid) hield Meyer geen rekening: hij zette door - en stevende daarmee recht op zijn grootste politieke blunder af.