Veel activiteit was die leden niet mogelijk. Openbare vergaderingen mochten zij niet beleggen. Het was hun wèl toegestaan, onderlinge discussiebijeenkomsten te houden, zij het dat men verlof van de betrokken procureurgeneraal nodig had als men met meer dan twintig personen bijeenkwam. Het lidmaatschap van vele leden droeg een nogal passief karakter maar er waren toch ook onder de zes- tot zevenhonderdduizend personen die zich bij de Unie aangesloten hadden, duizenden Z.g. Uniekringen gevormd die periodiek bijeenkwamen en die, voorzover zij Nederlanders uit alle lagen der bevolking en van verschillende politieke en godsdienstige gezindheid in een vast onderling contact brachten, een novum vormden in de vaderlandse geschiedenis. Het was de bedoeling dat men zich in die Uniekringen rekenschap gaf van de opbouw van een nieuw Nederland; wij nemen evenwel aan dat daarnaast, en misschien wel in de eerste plaats, in die besloten bijeenkomsten menig woord gewisseld werd over het algemene oorlogsverloop en dat er 'met verontwaardiging gesproken werd over het Duitse beleid,4Kraus, R.Nederlandse UniePers, legaleSchmidt, F.De UnieLENTE' 41over de protectie die de NSB ontving, en met name ook over de voortgezette straatterreur van NSB'ers en NSNAp'ers die zich mede tegen de Unie richtte en die wij straks zullen beschrijven. Bij de leden die zich persoonlijk bij het wel en wee van de Unie betrokken voelden, was er behoefte aan actie - en juist aan die behoefte kwamen de strafmaatregelen die na het nummer van 22 maart afgekondigd waren, tegemoet. Er werden op dat moment van De Unie wekelijks ca. 400 000 exemplaren verkocht; daarvan kwamen er ca. 60 000 bij vaste abonné's terecht. De Unie dreigde dus door het colportageverbod op slag bijna zes-zevende van haar lezers plus een groot deel van haar inkomsten te verliezen, Dat moest voorkomen worden! De Unieleiding gaf het parool uit, dat het aantal vaste abonné's per 1 mei op een kwart miljoen gebracht moest zijn. Wie zich daarvoor inzette (en duizenden deden dat avond na avond met groot enthousiasme), had het gevoel, het zijne bij te dragen tot het verijdelen van een Duitse opzet. Dat lukte: begin mei stond vast dat De Unie voortaan weer tweehonderdvijftigduizend gezinnen zou bereiken. Opnieuw was hiermee het anti-Duitse karakter van de Unie als massabeweging aangetoond. Dat . was voor Seyss-Inquart geen verrassing: kort na het begin van de abonnéwervingsactie had hij de kenmerkende instructie gegeven, 'bei Pestnohmen van Geiseln in erster Linie die örtliche Leitung der Unie festzunehmen.'l Veel hoop dat hij de Unie of ook maar een deel daarvan in het goede spoor zou kunnen krijgen, had de Reichskommissar dus niet meer, maar hij was nog niet zo ver dat hij alle hoop opgegeven had. Daar had hij ook geen reden toe. Want het moge waar zijn dat het colportageverbod tot een opleving van anti-Duitse activiteit bij de Nederlandse Unie geleid had - daar stond tegenover dat 'het gesprek met de bezetter' (zo zou men het kunnen noemen) door de Unieleiding niet afgebroken maar voortgezet werd en dat bij dat 'gesprek' telkens weer bleek dat die leiding bereid was, concessies te doen die pasten bij Seyss-Inquarts algemene politiek. Die leiding ging door met het aanprijzen van de Nederlandse Arbeidsdienst en van de Winterhulp Nederland; zij het bovendien de abonné-wervingsactie samenvallen met enkele opvallende vriendelijkheden jegens de bezetter. Eind april ging zij er accoord mee dat de loten die de Winterhulp aan de man trachtte te brengen, in de Uniewinkels verkocht zouden worden; voorts maakte Homan'' met