Hoeveel Joden waren lid van de Nederlandse Unie? Wij hebben er geen denkbeeld van. Het lijkt ons intussen aannemelijk dat de reacties op de oprichting van de Unie bij de Joodsebevolkingsgroep nietwezenlijk verschilden van die onder de niet-Joodse: stellig waren ook veel Joden verheugd dat zich in den lande in augustus en september' 40 een volksbeweging ging aftekenen die zich duidelijk tegen de krachten keerde van wie een Jodenvervolging te duchten was: de bezetter en de NSB. Daarbij kwam evenwel
Aberson, A. A.Groeninx van Zoelen, R.Linthorst Homan, J.Nederlandse ArbeidsdienstNederlandse UnieQuay, J. E. deSchmidt, F.De UnieWinterhulp NederlandLENTE'41in enkele vooraanstaande Joodse kringen meteen al de neiging naar voren, zich ietwat te effaceren; die neiging sloot.aan bij de opvatting dat het voor Joden in het algemeen verstandig zou zijn, zich op de achtergrond te houden; men kan daar een vorm van zelfdiscriminatie in zien. Die zelfdiscriminatie was de oprichters van de Unie niet onwelkom. Dat bleek al toen de opperrabbijn van Groningen, S. Dasberg, enkele dagen na de oprichting van de Unie (hij had er zich meteen bij aangesloten) met Homan de vraag ging bespreken hoe de Joden zich tegenover de Unie dienden op te stellen; gewoon lid worden als alle andere Nederlanders, had Homan. geantwoord, maar hij had het onwenselijk genoemd dat Joodse organisaties publiekelijk of door middel van circulaires op aansluiting zouden aandringen, en voorts gezegd dat financiële bijdragen uit Joodse kring 'niet overdreven en opvallend groet' moesten zijn: zij dienden 'normaal middelmatig' te blijven.' Inderdaad zei Homan eind december tegen e-en Duitse relatie dat aan een Joodse zakenman die het hoge bedrag van f 20 000 was komen aanbieden, 'sofort geantuiortet (war), dass er das Geld sofort wieder einsteeken salle'; de man in kwestie, had Homan gezegd, kon wèl met betaling van zijn normale contributie lid worden en, had Homan verzucht: 'die Juden sind jetzt näturlich schwerlich zu entfernen.'2