Uiteraard lekte de zaak binnen de Unie spoedig uit. Er kwam, aldus Bruna, 'veel deining, vooral in het westen des .Jands."
J. G. Suurhoff, gewestelijk commissaris in Amsterdam, met een Joodse vrouw gehuwd, legde zijn functie neer en bedankte als lid, In het Politiek Convent (het overleg-orgaan van vertegenwoordigers der zes grote democratische partijen) was men van mening dat de Unieleiding een kwalijke concessie gedaan had", Colijn 'betreurde de buiging die de Nederlandse Unie had gemaakt.'!
'Nu trapt de Unieleiding de Joden in een hoek'
, zo werd opgemerkt in een wellicht door V orrink geschreven pamflet, 'nu mogen de Joden slechts '
aanhangers' doch geen '
werkende leden' van de Unie meer zijn. Zij mogen alleen betalen! Aan het Unie-tehuis hangt nu het bordje 'Joden niet gewenst'
, Alleen aan Ariƫrs wordt toegang verleend! De Unieleiding zalongetwijfeld zeggen dat dit een tactische, geen principiƫle aangelegenheid is. Wij vragen echter: waar houdt dan de tactiek op en waar begint het principe?'5