Grote was een overtuigd nationaal-socialist. Met Hitlers in 1940 gegeven en nog steeds niet gewijzigde richtlijn: dat Nederland op economisch gebied niet slechter behandeld mocht worden dan Duitsland, hield hij terdege rekening; deden zich bij de Nederlandse voedselvoorziening moeilijkheden voor, dan hielp hij ze graag oplossen. De directeur-generaal van de voedselvoorziening, ir. S. L. Louwes, kon op zakelijk gebied goed met hem opschieten; op politiek gebied lag dat moeilijker want Louwes verwachtte niet anders dan dat de bestaande centrale landbouw-organisaties (het Koninklijk Nederlands Landbouwcomité, de Christelijke Boeren- en Tuindersbond in Nederland en de Katholieke Nederlandse Boeren- en Tuindersbond) vroeg of laat gelijkgeschakeld zouden worden met als gevolg dat de NSB' ers van het Nederlands Agrarisch Front onder leiding van de even rumoerige als onbekwame E. J. Roskam meer invloed zouden krijgen, althans meer last zouden veroorzaken. Louwes had de neiging, Graf Grote te vriend te houden; die neiging had hij vooral in de zomer van '41 omdat hij wist dat Duitse graanleveranties nodig waren om een verlaging van het Nederlandse broodrantsoen te voorkomen. Toen dan ook Grote hem begin juli '41 om medewerking vroeg bij het recruteren van de krachten waar de Ostland behoefte aan had, stelde Louwes zich niet op het standpunt dat de Nederlandse overheid, als ze die medewerking verleende, als medeplichtige aan de Duitse rooftocht zou gaan optreden; hij verklaarde zich tot medewerking bereid.