Het korps marechaussee was in het eerste bezettingsjaar belangrijk versterkt, van twaalfhonderd man in mei '40 was het zomer '
41 .al boven de vijfduizend gekomen. Evenals alle Nederlandse politiekorpsen bevond het zich in een weinig benijdenswaardige positie: het voerde soms opdrachten uit die -het overgrote deel van kader en manschappen tegen de borst stuitten en het mocht niet ingrijpen tegen de straatterreur. Het was de inspecteur-generaal der politie, de kolonel der marechaussee A. W. de Koningh, die ook op het korps waaruit hij voortkwam, toezicht moest uitoefenen, in april' 4I te veel geworden: hij had ontslag genomen; een andere marechaussee-officier, luitenant-kolonel H. W. B. Croiset van Uchelen, was tot zijn opvolger benoemd en de Koninghs plaats als inspecteur der marechaussee was inge
Croiset van Uchelen, H. W. B.
Dam, J. van
Departement van Algemene Zaken
Departement van Buitenlandse Zaken
Departement van Financiƫn
Goedewaagen, T., I.' 287n, 288n, 38111,400, 402; 2
Koningh, A. W. de
Koninklijke Marechaussee
Rost van Tonningen, M. M.
Snouck Hurgronje, A. M .
MARECHAUSSEES NAAR HET OOSTEN 1nomen door een pro-Duitse figuur: A. P. H. Boellaard, gepensioneerd luitenant-kolonel der marechaussee, in de meidagen van '40 commandant van de Rotterdamse burgerwacht, sinds herfst '40 provinciaal directeur van de Winterhulp in Zuid-Holland.