Het is niet mogelijk, van de instandhouding der partijcontacten een volledig beeld te geven. Onze algemene indruk is dat, wat de hier behandelde partijen betreft, die contacten veruit het sterkst in stand bleven bij de anti-revolutionairen. Tussen zomer '40 en zomer '
41 was hun partij tot een machtige organisatie uitgegroeid; daar kwam bij dat het protestants-christelijk bijzonder onderwijs waarmee de anti-revolutionairen zich in hoge mate verbonden voelden, van '41 af verwikkeld raakte in een belangrijke worsteling die de noodzaak van veelvuldig onderling contact niet zich bracht. Colijn had voor dat contact een vast orgaan helpen scheppen: de 'twaalf apostelen'
(het werden er in werkelijkheid zeventien) ; dat waren min of meer vooraanstaande anti-revolutionairen uit de voor de ARP belangrijkste delen des