Het ergerde de Duitsers in hoge mate dat hun overwinningsberichten van het oostelijk front grote aantallen Nederlanders er niet van weerhielden, de in· het vorig hoofdstuk beschreven symbolen te blijven gebruiken die van vertrouwen getuigden in het herstel van Nederlands onafhankelijkheid. De bezetter kon moeilijk verbieden, het woord 'ozo'
('Oranje zaloverwinnen'
) uit te spreken; wel gelastte hij in augustus' 41 dat de letters o-z-o op fietssloten van dat merk, die sinds een jaar geproduceerd werden, bij de handelaars onzichtbaar werden gemaakt; in Hillegersberg werd een zeilboot waar 'Ozolin oranje ophet grootzeil geschilderd was, in beslag genomen hoewel de eigenaar bij hoog en bij laag beweerde dat de drie letters slechts een afkorting waren van 'Onze zomer-ontspanning'
. Het Uniespeldje werd, zoals wij al vermeldden, verboden, maar zulks had een averechts effect: men ging speldjes dragen met de kleuren rood-wit-blauw", men stak ook wel een lucifer zodanig in het: knoopsgat dat alleen de kop zichtbaar was. Dat betekende dan: 'Oranje boven'
, of 'Kop Op!'.
3 Een oranje wortel had hetzelfde effect. Dit soort kleine demonstraties deed zich wel in nog andere vormen voor. Zo kwamen bij de hengstenkeuring in Goes vier boeren in
'de eerste hengst had manen en staart met rood lint gevlochten, de tweede met wit, de derde met blauwen de vierde met oranje. De boertjes liepen er met stalen gezichten naast."
Op elke actie van 'foute'
kant was een weerwoord te bedenken. Eind augustus zaagden NSB' ers in Doetinchem de Julianaboom om, de volgende ochtend lag er een plakkaat bij: 'Gevallen voor het vaderland'
. In Leeuwarden waar NSB' ers op de etalage van een sportwinkel een biljet '
Hier heerst de Engelse ziekte' geplakt hadden, schreef de eigenares er in grote letters naast: 'ten gevolge van gebrek aan vet'
; ze werd gearresteerd, haar winkel werd gesloten. 'Diese eindeuiig gegen die deutsche Besatzung gerichtete Provokation erregte in Leeuwarden grösstes Aufse hen', aldus de "Meldungen aus den Niederlanden"; mismoedig voegde de Sicherheitsdienst er een algemene observatie aan toe:
'So/che und ähn/iche Meidungen üher Auswiichse dey deutschfeindlichen Haltunç eines grossen Teiles der niederländischen Bevö/kerung gehen täglich hier ein und beweisen, dass die Grundhaltung des holiändischen Volkes nacn wie var deutschfeindlich ist und sich mehr und mehr versteifi.' 2
Die anti-Duitse gezindheid werd door de radio-uitzendingen uit Engeland aangewakkerd. De Nederlandse nieuwsuitzendingen van de BBC en de meer commentariërende maar soms nogal saaie programma's van Radio Oranje kregen in de zomer van '
41 twee belangrijke aanvullingen. Ten eerste ging als een vorm van samenwerking van de BBC en de Nederlandse Regeringsvoorlichtingsdienst van I juli af dagelijks een nieuw programma van een kwartier de ether in, 'De Brandaris'
geheten - een programma dat formeel alleen bestemd was voor de opvarenden van de Koninklijke Marine en van de Nederlandse koopvaardij, maar in werkelijkheid mede de bedoeling had, de luisteraars in bezet gebied te bereiken. 'De Rotterdammer'
(H. J. van den Broek, de Te!egraa(-correspondent uit Parijs die daar in mei' 40 '
Radio Vrij Nederland' georganiseerd had) en 'Bob'
(de schrijver A. den Doolaard), beiden uit Frankrijk ontkomen, ontpopten zich spoedig als bezielende radio': sprekers.
Het tweede nieuwe programma was eveneens een vorm van EngelsNederlandse samenwerking. Een nieuwe Engelse geheime dienst, de Special Operations Executive, achtte het wenselijk, dagelijks een programma uit te zenden dat beweerde afkomstig te zijn van een in bezet gebied opererende
Het grote gebod, Gedenkboek van het verzet
en LKP (1951), dl. I, p. 295. 2 "Meldungen aus den Niederlanden', 52 (rö juli I94I),'De Flitspuit'
(de voornaamste slagzin luidde: 'Duitse luizen in Hollandse huizen I Ze moeten er uit, neem de flitspuit!') en Sluyser schreef ook de teksten; daarbij combineerde hij zijn fenomenaal geheugen met berichten uit Nederlandse bladen die uit Stockholm (waar die bladen enkele dagen na verschijning aankwamen) naar Londen geseind werden. De eerste programma's van '
De Flitspuit' werden begin juli uitgezonden. Sluyser liet een hele campagne inzetten die aanknoopte bij de propaganda voor dienstneming aan het oostelijk front; hij propageerde 'een nieuw herkenningsteken'
:
'We beschrijven met onze arm in de lucht een groot vraagteken met een punt er onder en dat doen we steeds als we zo'
n landverrader van Mussert zien in een apepakkie of met zijn bloedinsigne op tegenkomen. We doen onze hand op en dan denkt hij dat we 'Houzee'
willen groeten, maar opeens verstrakt zijn gezicht want we maken met onze hand het vraagtekengebaar met de punt er onder, en de vent weet wel wat dat betekent. Dat vraagteken betekent namelijk: 'WaarOlll ben jij nog niet naar Rusland ? Wat doe je nog hier in het land? Weet je niet dat er in Rusland een kogel op je ligt te wachten? Waarom talm je nog, schurk?' '
1
De bezetter constateerde vrij spoedig dat de zender van 'De Flitspuit'
in Engeland stond: peilingen vanuit Oslo en Parijs toonden dat aan, maar die kennis drong slechts langzaam tot alle echelons van het Duitse apparaat door: eind augustus was bijvoorbeeld de Küstenüberwachungsstelle Den Helder in de buurt van Anna Paulowna nog steeds op zoek naar de geheimzinnige zender. Ook de technici van de Philipsfabrieken wisten er spoedig achter te komen dat de programma's van '
De Flitspuit' uit Engeland kwamen, maar ze hielden die kennis voor zich. Nagenoeg iedere Nederlandse radioluisteraar was er van overtuigd dat 'De Flitspuit'
een geheime zender was die telkens van een andere plaats in bezet gebied uitzond en medewerkers had in alle delen des lands; Sluyser wist die indruk door gefingeerde 'instructies'
aan die medewerkers te versterken. In een wip was 'De Flitspuit'
het gesprek van de dag. De BBC, Radio Oranje en 'De Brandaris'
kon men mede op de lange- en middengolf beluisteren, maar 'De Flitspuit'
uitsluitend op de korte golf. Er ontstond dan ook een ware jacht op radio's waarmee men kortegolf-uitzendingen kon volgen. De rauwe taal van de twee vaste sprekers, 'Jacob'
en 'Griet'
, was de volksmassa welkom: avond aan avond hoorden
1'De Flitspuit'
zeggen dat spoedig de dag zou komen ('Bijltjesdag'
) waarop men met de NSB' ers zou kunnen afrekenen. Er werd druk naar 'De Flitspuit'
geluisterd. Wij geven een voorbeeld.
Toen het Arnsterdamse gemeentebestuur na de Februaristaking gelijkgeschakeld werd, was één van de vijf wethouders in functie gebleven: J. Rustige, lid van de CHU, wethouder van financiën. Op 1 augustus liet Sluyser 'De Flitspuit'
meedelen dat er in de uitzending van 3 augustus mededelingen gedaan zouden worden die voor Rustige van belang waren; nog diezelfde avond kreeg Rustige niet minder dan dertig anonieme telefoontjes waarin-hij op het programma van 3 augustus attent gemaakt werd. Op die 3 de kreeg hij te horen dat hij de keus had tussen aftreden en opgehangen worden: 'Er staan nog hoge bom~n genoeg aan de Oudezijdsvoorburgwal bij het Stadhuis en het einde van Adolf de Waanzinnige is nabij."
De parolen van 'De Flitspuit'
werden door velen opgevolgd. Er werden soms strooibiljetten verspreid waarin op de golflengte en het uur van uitzending (19 uur zo) gewezen werd,' soms deden ook uitgetypte teksten de ronde. Herhaaldelijk kwam het voor dat NSB' ers het door '
De Flitspuit' gepropageerde vraagteken in krijt op hun huisdeur aantroffen; hier en daar droegen jongeren een insigne in de vorm van een vraagteken. Medio augustus berichtte de Sicherheitsdienst dat de programma's van '
De Flitspuit' 'das täg/iche Gesprächsthema' vormden," 'In allen Provinzen des Landes', zo heette het twee weken later, 'hält die deutsc~reindlicheHaltung und Stimmung aller nationalen Widerstandselemente unvermindert an. Ihre regelmässige Nahrung beziehen diese Kreise nach wie vor aus dem schon zu 'einer [esten Gewohnheit gewordenen Abhören der Jeindlichen Sender. Unter diesen nimmt 'De Flitspuit' vor dem 'Oranje-Sender' darum eine bevorzugte Stellung ein, weil sie am besten die von der grossen Masse geschätzten Ton trifft und ihrer Sucht nach Sensation sowohl als auch sonstigen Wünschen am weitgehendsten entgegenkommt.' 3
In bezet' gebied had men op die fictieve '
mobilisatie' niet gewacht. Al begin juli waren;' s nachts op veel plaatsen in steden en dorpen papieren V'
s rondgestrceid, .sorns ook W's (de W van Wilhelmina), in de derde week van juli deed dat verschijnsel zich in het ganse land voor, 'het hele dorp lag vol uitgeknipte V'
s van allerlei kleur', noteerde een dagboekschrijver in Overijssel." Op 15 en 16 juli zat, aldus Seyss-Inquarts Beaujtragter in Amsterdam, 'plötzlich nahezu die ganze Stadt' onder de V-tekens, afgewisseld met opschriften als: 'Ozo'
, 'Dood aan Hitler'
, 'Leve de Koningin'
, 'Leve de Unie'
, 'Hitler Mof'
, 'Oranje boven'
, 'Engeland wint'
r' Na 'Colonel Britton's oproep van zaterdag de rode nam deze 'umfangreiche Gegenpropaganda' (waar de Sicherheitsdienst 'in erster Linie' de Nederlandse Unie voor verantwoorde
's'
uitgewist."
Reichspropagandaminister Joseph Goebbels, verontrust door de berichten die hem uit alle bezette landen bereikten, vond dat het uit moest zijn. Hij besloot tot het inzetten van een campagne waarbij hij door het overnemen van het V-teken de Engelsen althans dit propagandistische wapen uit handen zou slaan: 'V heisst Viletoria!' Het klonk wat gewrongen, want het Duitse woord voor 'overwinning'
is 'Sieg', maar kosten noch middelen zouden gespaard worden om het 'Duitse'
V-teken er in te hameren.
In Duitsland en in geheel bezet Europa werd de actie op vrijdag 18 juli ingezet. In Nederland werden in alle grote steden enorme spandoeken aangebracht met het opschrift: 'V victorie, want Duitsland wint voor Europa op alle fronten!'
Dezelfde spreuk zag men op speciale kiosken die op pleinen geplaatst waren. Daar bevonden zich ook, in houten kasten, landkaarten waar men de vorderingen der Duitse troepen op kon gadeslaan. Leden van de NSB, de NSNAP en de NSDAP gingen voorts naast hun partij-insigne een oranjekleurige metalen V dragen. De pers kreeg instructie, voortaan het dagelijks communiqué van de Wehrmacht in speciaal kader op de eerste pagina te plaatsen met de woorden 'Duitsland strijdt voor Europa'
er boven. De Nederlandse radio zond herhaaldelijk de V in morse uit.
Droegen deze maatregelen nog een vrij ordelijk karakter, bij het aanplakken van de biljetten en het kalken van de leuzen die in Goebbels' opzet pasten, liep de zaak de organisatoren in bezet Nederland volledig uit de hand. Ten dele hadden zij dat aan zichzelf te wijten. Generalkommissar Schmidt had secretaris-generaal Frederiks verzocht, het aanplakken op particuliere huizen
1 "Meldungen aus den Niederlanden', 54 (29 juli 1941), p. I!. 2 W. Lenaers: Oorlogs kroniek van Stramproyen omgeving (1945), p. 56.'een duchtig pak slaag'
moest krijgen." Met dit alles was het hek van de dam. Zo constateerde een bezoeker van Almelo (men kan er een willekeurige andere stadsnaam voor lezen), dat 'de hele stad op een onbeschrijfelijke manier toegetakeld (was) ... De straten zagen er uit alsof er een horde zatgevoerde waanzinnigen feest had gevierd. Niets was ontzien: overal was de kwast met menie gehanteerd. Niet alleen op het asfalt en de trottoirtegels, maar ook op winkelruiten, gevels, zonneschermen, hekken, uithangborden, luiken en lantaarnpalen. Verschillende uithangborden en zonneschermen waren volkomen bedorven. Waar geen plaats gevonden kon worden voor behoorlijke vegen en halen met menie en teer, waren de kozijnen en ramen beplakt met duizenden papiertjes met zwarte, witte en oranje V's."
Overal in het land werden de partijgebouwen van de Nederlandse Unie en van Nationaal Front beklad. In Den Haag werd Arnold Meyer die zich tegen het volplakken van de gevel van zijn hoofdkwartier wilde verzetten, door een inspecteur van politie, een NSB' er, met de gummistok afgeranseld. In Utrecht wekte het bekladden van het aartsbisschoppelijk paleis aan de Maliebaan zoveel ergernis dat Mussert er bij het gemeentebestuur op aandrong, de aangebrachte leuzen te verwijderen. Nadien gaf Voorhoeve instructie, het bekladden van particuliere huizen na te laten, 'behoudens zeer bijzondere gevallen.l" Inmiddels waren in Breda, en het zal elders ook wel gebeurd zijn, door leden van de NSNAP (die toch aan de actie deelnam) hele woningen
'gewoon met verf overgoten, in letterlijke zin. Door brievenbussen en tegenTelexbericht,julivan deaan detelexberichten,Rondschrijven,juliaan alle kring- en groepsleidersvan NSB, WA, SS en ]eugdstorm (NSB,p.Rondschrijven,julivan Voorhoeve aan alleen groepsleidersvan NSB, WA, SS en jeugdstorm (NSB'Duitsland wint'
, 'Smous'
, 'Hier huist de loge'
. 'Opoe zwom over'
."
'Ik heb gezien'
, aldus de Bredase journalist Bert Voeten, 'hoe de WA en het uitschot dat zich in de SA-groepen der NSNAP verzameld heeft, de verf met volle emmers tegen de gevels wierp. Men ging zelfs op de ladders staan en goot de menie van de eerste verdieping af naar omlaag.'!
In Zandvoort drong op 24 juli een groep WA-mannen des avonds- de woning van de burgemeester binnen die getracht had te verhinderen dat zijn huis voor de tweede maal beklad werd. Hij werd er door zes W A-mannen met gummistokken, leren riemen en een stoel afgerost. Een-en-twintig leden van de WA en vier van de Nationale Jeugdstorm die bij dit incident betrokken waren, werden door Lages, chef van de Sicherheitspolizei und SD te Amsterdam, die onmiddellijk een onderzoek kwam instellen, naar het concentratiekamp Schoorl gezondenê; ook elders, met name in Rotterdam, werden WA-mannen die het-al te bont gemaakt hadden, door de Sicherheits polizei gearresteerd, maar dat-alles baatte niet. Voorhoeve zelf constateerde begin augustus dat de voortgezette actie dusdanige vormen aangenomen had 'dat niet anders .dan van vandalisme -gesproken kan worden'; straten -en pleinen waren tot 'een mesthoop'
geworden, zodat de gehele actie 'een echte anti-propaganda geworden'
was.~, Notabene had de Nederlandse overheid net in die tijd eencampagne tot het inzamelen van oud papier ingezet! Dat krantenpapier schaars werd, wist men op alle redactiebureaus. Verf was voor particulieren nog maar heel moeilijk te krijgen. Men ergerde zich aan de immense verspilling waarvan de Duitse V-actie getuigd had. Er werd ook de spot mee gedreven: 'Bij Kalk-maar begint de victorie.f De met de Duitse actie samenhangende , aanplakbiljetten werden spoedig afgescheurd of er werd een grote 'w'
op geschreven (de Sicherheitspalizei meende dat die contra-actie 'in Friesland
1 'Rapport betreff. V-actie te Breda' (verm. 23 juli) (a.v., 277). "Bert Voeten: Doortocht. Een oorlogsdagboek 1940-1945 (1946), p. 63. 3 De plaatselijkecommandant van de WA werd later door een der z.g, vrederechters tot drie maanden gevangenisstrafveroordeeld. Rondschrijven, 6 aug. 1941, van Voorhoeve aan de kringen groepsleidersvan NSB, WA, SS en Jeugdstorm (NSB, 199). 6 H. Mees: Mijn oorlogsdagboek (1945), p. 170 (25 juli 1941).
De 'w'
van wilhelmina was gebleven.
Onmiddellijk na de demonstraties die zich in de zomer van '40 op prins Bernhards verjaardag voorgedaan hadden (29 juni: Anjerdag), waren de eerste maatregelen genomen met betrekking tot leden van de koninklijke familie: Seyss-Inquart had bepaald dat hun namen en functies, evenals trouwens die van de leden van het kabinet, niet meer in de pers genoemd mochten worden; hij had het vermogen van de koningin onder beheer geplaatst en het begrip 'koninklijk'
was uit de naam van talrijke overheidsinstellingen verdwenen; ook de titel 'commissaris der koningin'
was gewijzigd. Voorts had Seyss-Inquart in september' 40 bepaald dat de portre~ten van prins Bernhard uit alle overheidsgebouwen en gebouwen van onder de overheid ressorterende instellingen als scholen, ziekenhuizen enz. moesten verdwijnen, hij had toen ook gezegd: 'Man könne die Bilder der Königin einstweilen noch hángen lassen da der niederiándischen Beoolleerung im Augenblick genug zugemutet wurde.'2· Seyss-Inquart was zich dus bewust dat elke maatregel tegen de koninklijke familie talloze Nederlanders diep griefde. Met het wegnemen vall de portretten van prins Bernhard werd dan ook op veel plaatsen geen haast gemaakt, Eind oktober zag de Beaujtragte van de Reichskommissar in Prièsland er nog vijf hangen in het raadhuis van Sneek; twee weken later bleek hem dat in het raadhuis van Ijlst over een gemeenschappelijk portret van prinses Juliana en prins Bernhard een zwarte doek gehangen was die alleen het beeld van de prins aan het oog onttrok, 'der Burgermeister erklärte, irgendeine Demonstration habe er nicht beabsichtigt' het gehele portret moest verdwijnen.ê Maar in maart' 41 hingen in Gelderland, en vermoedelijk ook elders, nog steeds talrijke afbeeldingen van prins Bernhard in openbare gebouwen. Zeker was dat ook in de provincie Utrecht het geval want daar had de commissaris, Bosch van Rosenthal, geweigerd, de aan de gemeentebesturen gerichte instructie door te geven die hem door
Geen moment waren de Duitsers van plan, de afbeeldingen van koningin wilhelmina en prinses Juliana blijvend met rust te laten. Op 24 februari, één dag voor het uitbreken van de Februaristaking, verzocht Generalkommissar Schmidt de Sicherheitspolizei, er zorg voor te dragen dat 'alle Bilder des Königs hauses' uit winkels en etalages zouden verdwijnen. 'Grundsätzlich soil', zei Schmidt, 'in nächster Zeit eine Verordnung erlassen werden die verbietet, öffentlich diese Bilder irgendwo in Gebäuden aller Art aufzuhängen'; hij deed ook nog de suggestie, 'das Vermogen der Königin als Feindvermögen sofort einzuziehen.»
Wij kunnen ons niet anders voorstellen dan dat de Februaristaking en de radiotoespraak (20 maart '41) waarin de koningin o.m. de 'achttien doden'
herdacht, bij de bezetter de wens versterkten, dit soort maatregelen te nemen. Het in het openbaar dragen van afbeeldingen van de koningin (uitgezaagde muntstukken bijvoorbeeld) werd, gelijk reeds vermeld, begin mei verboden en in die tijd ging de politie er ook hier en daar toe over, winkeliers aan te zeggen dat zij portretten van leden van de koninklijke familie uit hun etalages moesten verwijderen. Wie in die tijd evenwel een overheidsgebouw of een school betrad, kon daar nog steeds het portret van de koningin of de prinses zien hangen. Trouwens, hoeveel instellingen waren niet naar leden van het koninklijk huis genoemd! Dat was in nagenoeg alle gemeenten bijvoorbeeld met lagere scholen het geval geweest."
Na de invasie van de Sowjet-Unie besloot Seyss-Inquart een stap verder te gaan. De radiotoespraak die de koningin op 24 juni '41 gehouden had, bood hem daartoe de aanleiding. Hitler vroeg hij om verlof tot confiscatie van het vermogen der koninklijke familie en in de bladen van zaterdagavond 28 en zondagmorgen 29 juni liet hij bekend maken dat, aangezien 'Wilhelmina van Oranje-Nassau zich aan de zijde der Sowjets geplaatst (had)', alle 'afbeeldingen van elke aard van de levende leden van het Huis van OranjeNassau'
uit alle overheidsgebouwen en, in het algemeen, 'uit alle gebouwen welke voor openbare doeleinden gebruikt worden'
, dienden te verdwijnen. Een chauffeur van het departement van handel, nijverheid en scheepvaart ontstak bij het lezen van dit krantenbericht zodanig in woede dat hij op zondagmorgen twee portretten van Hitler vernielde die in de werkkamers van bij het departement geplaatste Duitsers hingen (hij kreeg twee jaar gevangenisstraf). Op maandagmiddag trok een troep NSNAP' ers de Pro
'Sowjet-Mien'
, die 'hoer van Stalin'
, gedaan was. Een onderwijzer protesteerde: de kerels moesten met hun 'proletenhanden'
van het portret van de koningin afblijven. 'Sla die sodemieter de hersens in'
, adviseerde Gerritsen. Het portret werd op het hoofd van de onderwijzer stukgeslagen en deze werd bovendien drie weken in de Scheveningse Cellenbarakken gevangen gehouden.'
De wijze waarop men Seyss-Inquarts bevel uitvoerde, kreeg in enkele plaatsen het karakter van een contrademonstratie : men sneed op een afbeelding die men in de lijst liet hangen, zorgvuldig de portretten van de koningin en prinses Juliana uit zodat de silhouetren zichtbaar bleven, of men verving hun afbeeldingen door die van prins Hendrik en van koningin Emma. Daar kwam bij dat tegen begrippen als 'Willielminastraat'
, 'Julianaplein'
enz. voorshands niets gedaan werd. Ook was het de bezetter bekend dat in nagenoeg alle kerken elke zondag voor de koningin gebeden werd; Seyss-Inquart overwoog een verbod maar liet het na: hij bezat nu eenmaal de instructie, conflicten met de kerkgenootschappen zoveel mogelijk te vermijden.
Begin juli verleende Hitler de door Seyss-Inquart aangevraagde machtiging: het vermogen van de koninklijke familie mocht in beslag genomen worden. Volgens inlichtingen die Bene, Ribbentrops vertegenwoordiger in Den Haag, wist te verkrijgen, had dat vermogen in mei' 40 ruim f 16 mln bedragen; daarvan had, aldus Bene, de koningin bij haar vertrek naar Engeland ca. f 3 mln aan effecten kunnen meenemen; gemeend werd voorts dat zij in de Verenigde Staten een tegoed bezat van f 1,2 mln. In Nederland waren waarden tot een totaal van f 12 mln achtergebleven: f 2 mln aan effecten, bijna f 9 mln aan onroerende goederen (landgoederen en paleizen), ruim f 1 mln aan roerende (hoofdzakelijk de inventaris der paleizen). "Mithin', seinde Bene, 'ist angeblich sagenhafter Reichtum des Hauses Oranien Nassau gatnicht vorhanden.» Hoewel door verscheidene Nederlandse instanties, met name door betrouwbare ambtenaren van het departement van opvoeding, wetenschap en cultuurbescherming getracht zou worden, de eigendommen van de koninklijke familie zo goed mogelijk te
Tegen de Duitsers en tegen de NSB gerichte demonstraties hadden zich ook op zondag 29 juni '41, prins Bernhards verjaardag, wederom voorgedaan, zij het dat deze niet de omvang aangenomen hadden van Anjerdag '40. Wel hadden alom in het land velen, vooral jongeren, witte anjers of oranje dan wel rood-wit-blauwe strikjes gedragen. Ook rode rozen zag men vrij veel. In Den Haag hoorde trouwens een WA-man die zich, met een Uniespeldje op, onder het publiek gemengd had, een communist 'Sikkel en hamer!'
roepen en toen hij met andere WA-mannen de communist aan enkele politie-agenten wilde overgeven, vielen dezen de NSB' ers aan, 'bewerende zelf niets gehoord te hebben.f In Oirschot leidde de organist in de
, 1 Formeel werd het vermogen der koninklijke familie eerst in september '41 in beslag genomen. In het college van secretarlssen-generaal stelde voorzitter Frederiks voor, tot een gemeenschappelijk protest over te gaan; medewerking daaraan werd door Rost, Goedewaagen, van Dam en Schrieke geweigerd. 'Het is een merkwaardige speling van het lot'
, zei Rost bij die gelegenheid, 'dat de laatste vorst van een regerend Huis die zijn roeping heeft gemist, zeer snel door het volk wordt vergeten. Zo is het gegaan bij het Huis Hohenzollern en zo zal het ook hier gaan.'
(Csg: Notulen, 30 sept. 1941). Van de effecten uit het koninklijk bezit werd een deel door de Duitsers te gelde gemaakt. De landgoederen, van welke de bossen van Het Loa (800 ha), het park Soestdijk (600 ha) en de landgoederen Raaphorst, Eikenhorst en Terhorst bij Wassenaar (400 ha) de belangrijkste waren, werden niet verdeeld; voorzover zij uit bossen en heidevelden bestonden, bleef Staatsbosbeheer er zijn zorgen toe uitstrekken. Het kroondomein Het Lao viel niet onder de confiscatie: het was staatseigendom, evenals het Paleis Het Loa, het Koninklijk Paleis te Amsterdam, en het Paleis Noordeinde en het Huis ten Bosch in Den Haag. Eigendom van de koninklijke familie waren wèl het Paleis Soestdijk en de kleinere paleizen aan de Kneuterdijk en aan het Lange Voorhout in Den Haag alsmede het landgoed 'De Ruygenhoek'
bij Scheveningen. De inventaris van al deze paleizen was gedeeltelijk staatseigendom, gedeeltelijk eigendom van de koninklijke familie. Enkele paleizen bleven leeg staan. Het Paleis Soestdijk en het Paleis Het Loa werden Duitse militaire hospitalen. Van de waardevolle kunstverzamelingen in de paleizen kon veel gered worden. De meubelen verdwenen voor een aanzienlijk deel naar bezet Rusland, een gedeelte naar een kasteel in de Elzas waar een herstellingsoord voor Duitse generaals ingericht werd. Uit de koninklijke stallen verdwenen alle auto's, de meeste paarden en een deel van de inventaris, de in de paleizen aanwezige wijnkelders werden door de Wehrmacht leeggehaald. a Rapport, 30 juni 1941, van H. B. aan WA-Heerbanleider Feènstra (NSB, 710).'Hoe groot het optimisme van'
velen is, blijkt', schreef de burgemeester van een der gemeenten in de Achterhoek, 'uit het aantal oranjestrikken door pensiongasten meegenomen om in onze gemeente de bevrijding te vieren."
De neiging om op Koninginnedag van vertrouwen te getuigen in de komende bevrijding kreeg weer steun uit Engeland: de Royal Air Force die . in '40 op die dag een hoeveelheid pakjes sigaretten afgeworpen had, liet nu vijf-en-zeventigduizend pakjes met een half ons thee vallen die in oranjekleurig papier gewikkeld waren.ê bovendien hier en daar binnen- en buitenbanden voor fietsen. Maar er waren nu ook nieuwe krachten die, juist ter gelegenheid van de een-en-zestigste verjaardag van de vorstin, de publieke
1 'Meldungen aus den Niederlanden', 59 (2 sept. 1941), p. 5. 2 J.J. G. Boot: Burge meester in bezettingstijd, p. 82. 3 Binnen de NSB had een slimmerik bedacht dat er geld te verdienen viel als men van Koninginnedag '41 af oranje pakjes met sigaretten ging verkopen die zogenaamd door de RAF uitgeworpen waren. Voor dergelijke pakjes werd grif twintig tot dertig gulden betaald. Enkele maanden later onthulde de NSB dat deze, door de propagandaleider Ernst Voorhoeve geleide actiehaar ca. f 30000 opgebracht had. Ze oogstte voor die onthulling de verachting van nagenoeg elk die er kennis van kreeg. Uit het grote aantal verontwaardigde brieven die hij ontving, concludeerde Max Blokzijl 'dat er bij het Nederlandse volk zeer weinig zin voor humor '
aanwezig is.' (NSB, hoofdkwartier, propagandaraad: notulen, 26 jan. 1942, p: 3 (NSB, 206)).
De bezetter mobiliseerde de leden van de NSDAP en van de NSB en liet hen in de nacht van zaterdag 30 op zondag 31 augustus practisch huis aan huis kleine drukwerken in de bus doen: een soort gemeenschappelijke visitekaartjes van de koningin en Stalin. Miljoenen van deze drukwerkjes werden voorts samen met propagandabiljetten waarin de koningin, Churchill, Stalin en het Jodendom in één adem genoemd werden, op straat rondgestrooid. Elders gingen NSB'ers leuzen schilderen tegen de '
Oranje-bolsjewieken'. Dit alles kwam er dus op neer dat de NSB, anders dan in' 40, op Koninginnedag ingeschakeld werd bij de vall het Reichskommissariat uitgaande acties die zich tegen de vorstin richtten. 'Het is volkomen raadselachtig'
, schreef enkele dagen later de commissaris van Limburg, de NSB' er d'
Ansembourg,
'hoe men een dergelijke waanzin kan doen ... Wij stoten al degenen die in Oranje het symbool van het zelfstandige Nederland zien, onverschillig hoe zij over de koningin denken, voor het hoofd ... Deze soort dingen zijn politieke fouten van de eerste rang.'
1
Nieuw was ook de activiteit die de communisten in verband met de verjaardag van de koningin ontplooiden: met illegale pamfletten en gestencilde oproepen spoorden zij vooral in Amsterdam en in de Zaanstreek de arbeidersbevolking aan, op Koninginnedag de straat op te gaan teneinde samen met andersdenkenden voor het herstel der onafhankelijkheid te demonstreren.
De bezetter had op die zondag 3 I augustus extra voorzorgsmaatregelen genomen. Er werd in alle steden druk gepatrouilleerd door de Ordnungs- en de Sicherheitspolizei maar ook (voor het eerst!) door detachementen van de Wehrmacht. Vermoedelijk droeg zulks er toe bij dat het niet tot de grote samenscholingen kwam die men op Anjerdag '40 bijvoorbeeld in Amsterdam en Den Haag aanschouwd had. Kleinere demonstraties waren er bij de vleet. Om te beginnen werden des ochtends de kerkdiensten opvallend druk bezocht; de Sicherheitsdienst vernam van zijn verspieders dat met name in de protestantse kerken
'jast ausnahmslos ... in feierlicher Form sowohl in Predigt als auch im Gebet der geflüchteten Königin gedacht (wurde) ... In vielen Fällen wurden durch die Prediger grosse Männer der niederländischen Geschichte wie Wilhelm von Oranien-Nassau, de Ruyter, Tromp u.a. als Beispiel herangezogen und alsdann Vergleiche mit Moses und
1 Brief,sept.van d'Ansembourg aan C.]. Huygen (a.v.,
In het gehele land liepen voorts ouderen maar vooral ook veel jongeren met oranje strikjes op. In Amsterdam (en, naar wij aannemen, ook elders) hingen bovendien oranje kledingstukken aan waslijnen te wapperen, men zag er oranje hoofddoeken, dassen, bloeses, jassen, tasjes en paraplu's, men kon in talrijke etalages als bij toevaloranje voorwerpen ontwaren. Ca. zeventig personen, hoofdzakelijk jeugdigen, werden in de hoofdstad gearresteerd," de Sicherheitspolizei legde hun een boete op. Volgens SeyssInquarts Beauftragter Böhmcker was het alleen in de Jodenhoek stil: 'Juden waren kaum auf den Strassen ... Die Juden sind auf's stärkste eingeschüchtert.'3 In Enkhuizen wapperde een grote oranje vlag op het belangrijkste havenlicht, tal van bomen waren er met oranje lichten versierd en in 'een paar honderd huizen'
stonden oranje boeketten voor de ramen." In Eysden was de [ulianaboom versierd en liep, aldus de klacht van de plaatselijke groepsleider der NSB, 'de gehele jeugd met oranje bloemen te demonstreren.T Alle reden is er om aan te nemen dat dezelfde of overeenkomstige verschijnselen zich ook elders voordeden. Daarbij bleek in sommige plaatsen opeens een rood-wit-blauwe of oranje vlag aan een van de hoogste schoorstenen aangebracht te zijn; in Rotterdam wapperde een grote oranje vlag van de geschonden toren der St. Laurenskerk. Hier en daar ging de WA er toe over, huizen binnen te dringen waar de bewoners oranje bloemen voor de ramen geplaatst hadden, 'zij hielpen ijverig de Grüne Polizei Nederlandse burgers uit hun huizen te slepen naar de overvalwagens en gingen zich te buiten aan schop- en ranselpartijen in de straten."
Het scherpste incident deed zich voor in Rijnsburg bij Leiden. Hier was de Wilhelrninaboom versierd en voorts stonden er boeketjes oranje bloemen, soms met de portretten van leden van de koninklijke familie er bij, voor de ramen van vele huizen. Dit alleswekte de woede van enkele geüniformeerde functionarissen van de NSDAP op. Dezen begonnen te eisen dat men de bloemen en portretten zou verwijderen. Er ontstond een oploop. UitroepenJ.'Sla dood, die Rotmoffen!'
, 'Onze dag komt!'
, 'Oranje boven!'
Stenen vlogen door de lucht, hier en daar bedreigde men de Duitsers met hooivorken. Eén van de Duitsers ging in de lucht schieten, twee raakten er gewond. De rust werd pas hersteld toen een patrouille van de Sicherheits polizei arriveerde. De straf volgde een dag later. Op aanwijzing van een opperhopman van de WA die in Rijnsburg goed bekend was, werden dertig inwoners van Rijnsburg gearresteerd en naar het concentratiekamp Schoorl gezonden.' Gearresteerd werden voorts de burgemeester, de gemeentesecretaris, de gereformeerde predikant en diegenen die de Wilhelminaboom versierd hadden: zij werden allen in Scheveningen opgesloten. Alle radiotoestellen werden in beslag genomen, er werd een bijzonder hinderlijke avondklok ingesteld (men moest een week lang om zes uur binnen zijn) en de gemeente kreeg een boete van f 10 000 opgelegd,"
Twee-en-een-halve week na Koninginnedag liet Seyss-Inquart in het geheel van zijn maatregelen met betrekking tot het Huis van Oranje enkele gaten dichten. Er verscheen medio september een beschikking van Rauter die bepaalde dat het gebruiken van namen van levende leden van het Oranjehuis (Wilhelmina, Juliana, Bernhard, Beatrix, Irene) door verenigingen, stichtingen en instellingen alsmede in firmanamen en als handelsmerk verboden was. Bovendien werd verboden, gebruik te maken van afbeeldingen die beoogden 'een relatie met het Huis Oranje-Nassau kenbaar te maken.'
Die beschikking zag er nogal simpel uit, maar de toepassing in de maatschappelijke werkelijkheid leverde reeksen, complicaties op. Janke werd daar op zijn persconferenties al mee geconfronteerd: mocht een sigarenhandelaar nog sigaren van het merk 'Prins Willem'
verkopen? Mocht de NSB haar partijgebouw in Den Haag nog wel 'Willem de Zwijgerhuis'
noemen (janke:(J.optocht in Veenendaal zich 'zu einer ausgesprochenen Oranje-Demonstration', ('Mel
'de Julianakerk'
aangeduid worden? (lanke: 'Die Kirche in der-und-der Strasse'). Hoe een naar de prinses genoemde vereniging? ('Die Berichterstattung über solche Vereine ist untersagt solenge sie nicht einen anderen Namen gefunden haben'). Wat moest men doen met 'de Wilhelminabeker'
van de Wilhelmina-Biljardfabriek in Amsterdam? ('Dann sagt man: de Wilhe!mina-Biljardfabriek-beker'). Wat met de Christelijke wijkgebouwen die, al voor de geboorte van prinses Irene, 'Irene'
heetten? Janke gafhet op: 'Wir können', zei hij, 'noch tausende vo~ diesen Fragen stellen. Der Zweck der Pressekonferenz besteht aber nicht darin, Losungen für alle diese Eragen zu finden.'l Ja, maar wie vond die oplossingen dan wèl? Er bleef veel in het vage hangen; wie daar gebruik van wilde maken, kon het doen.ê
Minstens zo belangrijk als de verenigingen enz. die naar levende leden van het Oranjehuis heetten, waren natuurlijk de namen van straten en dergelijke waarin men begrippen als 'Wilhelmina'
, 'Juliana'
, 'Bernhard'
aantrof. In september '41 liet Seyss-Inquart dat moeilijke punt nog even rusten. Niet aldus de WAin de Zaanstreek die eind september in Krommenie de betrokken naambordjes verving door andere: 'Medelijdenstraat'
, 'Bernhard de Vluchtstraat'
, "Mien Tippelstraat'. In Koog aan de Zaan werd hetzelfde geprobeerd. Het betrokken W A-vendel was in Krommenie al in gevechten verwikkeld geraakt; die herhaalden zich in Koog aan de Zaan op groter schaal. Dit soort eigenmachtig optreden ging Seyss-Inquart te ver; de betrokken vendelcommandant werd door Mussert ontslagen." Begin januari' 42 volgde evenwel een algemene oekase van het Reichskommissariat: ,de namen van levende leden van de koninklijke familie dienden uit de aanduidingen van straten enz. en instellingen als scholen, ziekenhuizen en bejaar
1 Verslagen perconferenties, 1'7 en 18 sept. 1941 (DVK, 47). 2 Typerend is het dat veel firma's die in '
40 oflater weigerden, het predikaat 'koninklijk'
uit hun naam te schrappen (bijvoorbeeld met het motief dat ze dan grote hoeveelheden reclame- of verpakkingsdrukwerk moesten vernietigen), geen moeilijkheden ondervonden; in oktober '42 keurde Seyss-Inquart goed dat die firma'
s 'nog gedurende twee tot drie jaren'
de oude naam mochten voeren. (Vergad. p.g.: Notulen, 23 okt. 1942, p. 9). De schilden met 'hofleverancier'
behoefden evenmin verwijderd te worden. Tot in de herfst van '42 kon men voorts aan een pasgeboren dochter de drie voornamen '
Wilhelmina Juliana Bernarda' geven zonder er last door te krijgen. Nadien mocht de ambtenaar van de burgerlijke stand slechts de eerste naam inschrijven. Voor de pasgeboren zoons werden voornamen als 'Winston'
en 'franklin'
verboden; ingeschreven werd dan de eerste voornaam van de vader. 3 Koog aan de Zaan kreeg wege!ls 'een anti-Duitse demonstratie'
f 25 000 boete.'Willem de Zwijger'
, 'Juliana van Stolberg'
, 'Louise de Coligny'
, 'Frederik Hendrik'
, 'Maurits'
en 'de Ruyter'
. In twee gemeenten (EIst en Zwijndrecht) kwamen er een 'Van Hogendorpstraat'
, een 'van der Duyn van Maasdamstraat'
en een 'van Limburg Stirumstraat'
- 'dit zijn dus'
, zo schreef de districtsleider van de NSB uit Zwijndrecht die het toch al niet op de burgemeester begrepen had, 'de drie bekende heren van de bekende landing te Scheveningen. Het isverwonderlijk hoe deze vrome smeerlap het uitgedacht heeft gekregen. Droevig en meer dan droevig ishet, dat wij tegen dergelijkeJudasstreken niets kunnen doen.'
2
De burgemeester van Kampen, H. M. Oldenhof, was, voorzover ons bekend, de enige burgemeester in den lande die weigerde gevolg te geven aan de instructies ten aanzien van de naamgeving die hem via secretarisgeneraal Frederiks bereikt hadden; hij werd ontslagen."
In de namen van de kerkgebouwen veranderde niets.
Evenmin tronwens in de gezindheid van veruit de meeste Nederlanders bij wie de begrippen 'Oranje'
en 'bevrijding'
identiek geworden waren.
Met ons relaas zijn wij iets verder gegaan dan de zomer en de vroege herfst van '41. Daar keren wij nu naar terug. Wij zouden er dan op willen wijzen dat het gebruik van symbolen waarmee men uiting gaf aan zijn anti-Duitse en anti-NSB gevoelens tijdens de gehele bezetting nimmer zo intensief geweest is als juist in het tweede en derde kwartaal van 1941.
Verschillende factoren hebben hiertoe bijgedragen.
Men bedenke ten eerste dat van de zomer van '40 af tien-, ja honderdRondschrijven,jan.ae).Brief(febr.van de leider van districtaan de seer. gen. der NSB (NSB,Oldenhof had opin de eerste vergadering van de gemeenteraad van Kampen met grote warmte over de koningin gesproken.'Ik ben tegen Seyss-Inquart en tegen Mussert'
, Al dergelijke speldjes werden de een na de ander verboden. Daar vloeide uit voort dat tallozen (leden vande Unie, van de ARP, maar ook velen die niet bij die groeperingen aangesloten waren) hun gezindheid met andere symbolen gingen tonen: het Engelse V-teken, het door 'De Flitspuit'
gepropageerde vraagteken - ja een lucifer of een wortel was, zoals wij zagen, al voldoende. Tekenend is voor deze periode de onvervaardheid, men zou ook kunnen zeggen: de uitdagendheid waarmee men, vooral als men in grote groepen bijeen was of wanneer men wist dat vele anderen op dezelfde wijze handelden (bijvoorbeeld oranje bloemen voor de ramen zetten op feestdagen van het koninklijk huis), voor zijn ware gevoelens uitkwam: geen optocht of er werden nationale liederen bij gezongen. Soms ook socialistische: zo trokken in augustus '41 ca. honderd jeugdige arbeiders van de Nederlandse Dokmaatschappij te Amsterdam uit de schuilkelders naar hun werk onder het luidkeels zingen van 'De Internationale'
, 'dabei wurden die deutschen Werk schutzangehorigen als 'Moffen' u.a. beschimpft und verschiedentlich bespuckt.'l
Er hebben van dit soort demonstraties meer plaatsgevonden dan wij in ons bronnenmateriaal terugvonden. En toch: zij waren gedoemd, geleidelijk uit te sterven. Men ondernam ze vanuit de behoefte, jegens gelijkgezinde Nederlanders van solidariteit te getuigen en jegens de bezetter van vijandschap. Op de bezetter hadden zij geen ander effect dan dat de ene verbodsbepaling op de andere volgde, en wat de gelijkgezinde Nederlanders betreft: jegens hen waren verdere demonstraties na enige tijd overbodig. Velen gingen die demonstraties als een soort Spielerei beschouwen waarmee men de bezetter wel irriteerde maar hem toch geen merkbare feitelijke afbreuk deed. Bovendien drong door dat men er gevoelig voor gestraft kon worden. Tenslotte ging ook een zekere aanpassing aan het oorlogsverloop een rol spelen. welbleven velen de hoop en misschien ook wel de verwachting koesteren dat het Derde Rijk opeens in elkaar zou storten, maar de druk van oorlog en bezetting nam geleidelijk zozeer toe dat de tot symbolische
1 'Meldungen aus den Niederlanden', 58
'41 en in '
43 nog weer minder dan in '42.2 Misschien waren sommigen toen wel van mening dat wat men in '41 gedaan had, hoe spontaan ook, eigenlijk naïef en totaal onbeduidend geweest was.
Zo kunnen wij de zaak niet zien. Inderdaad, die kleinere en grotere symbolische handelingen die zich in '41 in vrijwel alle delen des lands voordeden en die wij in dit en in het vorige hoofdstuk beschreven, betekenden niet dat de rnacht van de bezetter feitelijk aangetast werd. Maar zij betekenden wèl iets totaal anders: zij hielden de zichtbare bèvestiging in van het feit dat de bezetter volledig gefaald had, sympathie te wekken bij de overgrote meerderheid van het Nederlandse volk; die overgrote meerderheid was hem als vijandp.
Misschien is niets tekenender geweest voor deze consolidatie van het antiDuitse sentiment dan de mislukking, juist in die zomer van '41, van een op last van de Duitsers ondernomen inzamelingsactie van de Nederlandse overheid die zich tot elk gezin uitstrekte. 'Ik. weet niet hoe het u is vergaan', zei in '50 de Leidse hoogleraar van Asbeck tot de leden van de Enquêtecommissie die met hem de bezetting doorstaan hadden, 'maar ik heb in de zomer van 1940 mijn gouden munten ingeleverd en ik heb gezegd: dat is begrijpelijk, daar heeft de bezetter recht op en er is niets aan te doen. In de zomer van 1941 hebben wij daarentegen allen ons koper begraven. Dat is een merkwaardige verschuiving.'
1
Merkwaardig, inderdaad - en belangrijk.
Opjunivier dagen voor de invasie van de Sowjet-Unie, was een verordening van Seyss-Inquart verschenen''
waarbij de inlevering gelast was van alle voorwerpen die geheel of voor een overwegend deel uit koper, nikkel, tin, lood of legeringen daarvan bestonden. Overheidsinstanties en bedrijven dienden een deel van hun voorraden van die metalen of de daaruit vervaardigde eindproducten in te leveren; wat de gewone burger in te leveren had, werd in een lange opsomming duidelijk gemaakt: asbakken, bloempotten, borstelgarnituren, emmers, stoffers en blikken, kannen, ketels, fruitschalen, rookgarnituren, schalen, zeven, lucifers- en rookstandaards, presenteerbladen, vazen, vogelkooien 'en andere gebruiksvoorwerpen'
, dat alles uiteraard voorzover zij uit de genoemde metalen vervaardigd waren. De inleveringsplicht gold niet voor monumenten, kerkklokken, voorwerpen in gebruik bij kerkdiensten, orgels, museumstukken, onderdelen van de volksdracht, orde- en eretekenen en voorwerpen die historische, artistieke of antiquarische waarde hadden. Wie zulks verlangde, kon van de Nederlandse overheid de metaalwaarde der ingeleverde artikelen vergoed hijgen.Getuigevan Asbeck,dl.c, p.vei
Deze verordening was uitvloeisel van een eis van Goering. Het was de Reichsmarschall in '40 al een doorn in het oog geweest dat Duitsland uit zijn vrij schaarse voorraden koper, nikkel, tin en lood bepaalde hoeveelheden aan het Nederlandse bedrijfsleven had moeten afstaan. Huishoudelijke voorwerpen, uit die metalen vervaardigd, hadden de Duitse en Italiaanse gezinnen al moeten inleveren. Waarom kon die inlevering dan ook niet bijvoorbeeld in België en Nederland gelast worden? Seyss-Inquart begreep dat die zaak niet eenvoudig was. Bedrijven zou men natuurlijk tot medewerking kunnen dwingen door de verdere toelevering van grondstoffen afhankelijk te maken van het nakomen der inleveringsplicht, maar hoe kon men een paar miljoen Nederlandse gezinnen er toe brengen, voorwerpen uit hun woning ill te leveren die vaak dagelijks gebruikt werden? De Reichs kommissar besefte dat het bevorderlijk kon zijn voor de bereidheid om zich te schikken indien de onderhavige regeling de vorm zou krijgen van een besluit van de Nederlandse secretarissen-generaal. Van hen was vooral Hirschfeld bij de zaak betrokken. Hirschfeld stelde echter een belangrijke voorwaarde voor het plaatsen van zijn handtekening: er moest van Duitse zijde officieel verklaard worden dat de ingeleverde voorraden in Nederland zouden blijven en ten bate van Nederland zouden worden verwerkt. Die verklaring werd door de Rüstungs-Inspektion geweigerd. Daarop weigerde Hirschfeld en weigerden op zijn voorbeeld ook andere secretarissen-generaal die met de zaak te maken hadden (Frederiks, van Dam, Hooykaas), hun handtekening te zetten onder een inleveringsbesluit; in arren moede moest· Seyss-Inquart de regeling toen het karakter geven van een door hemzelf ondertekende verordening. Vervelend was dat wel, want het was (dat besefte men binnen het Reichskommissariat) een 'ganz besonders unbeliebte Massnahme.é
Het moge dan waar zijn dat de Nederlandse secretarissen-generaal geweigerd hadden, voor de inleveringsverordening politieke verantwoordelijkheid te aanvaarden - zij verleenden wèl bij de uitvoering hun onontbeerlijke medewerking. Voorzover die inlevering zich tot het bedrijfs
1 Notitie, 27 okt. 1941, van Rabl voor Seyss-Inquart (Vu], Abt. Rechtssetzung:
Hoe reageerde nu de bevolking?
Om te beginnen werd de metaalvordering algemeen als bewijs gezien dat het met Duitslands economische kracht snel ten einde liep. De Sicherheits
'Man glaubt dort, dass es urn Deutschland ... sehr schlecht stehen müsse, wenn Deutschland die genannten MetalIe jetzt aus allen Winkeln zusammeniaatzen müsse. Auch in sonstigen bisher positiv eingestellten Bevölkerungsschichten ist eine augen blickliche Verärgerung[esteusteilen, die sich in Bemerkungen äussert, wie z.B. dass Deutschland, nachdem es an Lebensmitteln und Bekleidung alles aus den Niederlanden herausgezogm habe, nunmehr auch noch das persönliche Eigentum des Einzelnen angreife'l _
als zo gereageerd werd in pro-Duitse kringen, kan men zich de reacties in de anti-Duitse indenken! Men voelde er niets voor, een offer te brengen dat, naar men meende; rechtstreeks en uitsluitend aan de Duitse bewapening ten goede zou komen.
Een enkel gegeven doet vermoeden dat er maar zeer weinigen waren die de oproeping volledig naast zich neerlegden doch dat van diegenen die zich, om bestraffing te ontgaan, wèl naar de verzamelplaatsen begaven, minstens de helft verklaarde, niets te bezitten dat voor inlevering in aanmerking kwam. Alles wijst er voorts op dat zij die daar voorwerpen inleverden, een deel of een groot deel van hetgeen onder de verordening viel, achterhielden. Dat werd dan als regel verstopt of beg raven. Daar kwam nog bij dat het personeel van de verzamelplaatsen lustig mee saboteerde: wie 'goed'
was, mocht vaak een groot deel van hetgeen hij kwam aanbieden, weer meenemen, wie 'fout'
was, werd onbarmhartig aangepakt en soms ook nog benadeeld wanneer de metaalwaarde van de ingeleverde goederen vastgesteld moest worden.
De totale opbrengst viel de Duitsers bitter tegen. Zij hadden berekend dat minstens 8 000 ton ingeleverd zou worden: wellicht tussen de I 500 en 2 000 ton door het bedrijfsleven, en tussen de 6 000 en 6 500 ton door de burgerij. Voor het bedrijfsleven was het in veel gevallen moeilijk, zich aan de inleveringsplicht te onttrekken. In totaal werd iets meer dan 3 000 ton ingeleverd, waarvan (naar schatting) ca. I 500 ton door het bedrijfsleven en eenzelfde gewicht door de burgerij. Wij pretenderen niet meer dan dat die cijfers de orde van grootte aangeven. Zij doen het dan plausibel voorkomen dat door de burgerij een kwart, misschien nog minder dan een kwart ingeleverd werd van waar de Duitsers op gehoopt hadden. Hun teleurstelling klonk een jaar later nog door in een brief van een van Fischböcks hoofd
1 "Meldungen aus dell Niederlanden', 49 (24 juni I94I), p.
Besefte Seyss-Inquart de politieke betekenis van dat 'zeer slechte resultaat'
? Wij weten het niet. Toen het fiasco van de metaalvordering in de herfst van '41 kwam vast te staan, had de Reichskommissar in elk geval belangrijker zaken aan zijn hoofd: de mogelijkheid doemde op dat zijn aanbeden Führer het grote doel dat hij zich bij de invasie van de Sowjet-Unie gesteld had, niet zou bereiken.