Na de invasie van de Sowjet-Unie besloot Seyss-Inquart een stap verder te gaan. De radiotoespraak die de koningin op 24 juni '41 gehouden had, bood hem daartoe de aanleiding. Hitler vroeg hij om verlof tot confiscatie van het vermogen der koninklijke familie en in de bladen van zaterdagavond 28 en zondagmorgen 29 juni liet hij bekend maken dat, aangezien 'Wilhelmina van Oranje-Nassau zich aan de zijde der Sowjets geplaatst (had)', alle 'afbeeldingen van elke aard van de levende leden van het Huis van OranjeNassau' uit alle overheidsgebouwen en, in het algemeen, 'uit alle gebouwen welke voor openbare doeleinden gebruikt worden', dienden te verdwijnen. Een chauffeur van het departement van handel, nijverheid en scheepvaart ontstak bij het lezen van dit krantenbericht zodanig in woede dat hij op zondagmorgen twee portretten van Hitler vernielde die in de werkkamers van bij het departement geplaatste Duitsers hingen (hij kreeg twee jaar gevangenisstraf). Op maandagmiddag trok een troep NSNAP' ers de Pro
ArrestariesDam, J. vanFrederiks, K. J.Hitler, A.Koninklijk Huisderspartij (NSNAP-van Rappard)Schmidt, F.Seyss-Inquart, A.Sicherheitspolizei (und SD)MAATREGELEN TEGEN HET HUIS VAN ORANJEfessor Gunningschool in Den Haag binnen om er het portret van de koningin te verwijderen. Het kwam er tot een groot tumult. De leider van het groepje, een zekere Gerritsen (hij was uit de ouderlijke macht ontzet, een van zijn kinderen was leerling van de school) riep uit, dat het met 'Sowjet-Mien', die 'hoer van Stalin', gedaan was. Een onderwijzer protesteerde: de kerels moesten met hun 'proletenhanden' van het portret van de koningin afblijven. 'Sla die sodemieter de hersens in', adviseerde Gerritsen. Het portret werd op het hoofd van de onderwijzer stukgeslagen en deze werd bovendien drie weken in de Scheveningse Cellenbarakken gevangen gehouden.'