Opjunivier dagen voor de invasie van de Sowjet-Unie, was een verordening van Seyss-Inquart verschenen'' waarbij de inlevering gelast was van alle voorwerpen die geheel of voor een overwegend deel uit koper, nikkel, tin, lood of legeringen daarvan bestonden. Overheidsinstanties en bedrijven dienden een deel van hun voorraden van die metalen of de daaruit vervaardigde eindproducten in te leveren; wat de gewone burger in te leveren had, werd in een lange opsomming duidelijk gemaakt: asbakken, bloempotten, borstelgarnituren, emmers, stoffers en blikken, kannen, ketels, fruitschalen, rookgarnituren, schalen, zeven, lucifers- en rookstandaards, presenteerbladen, vazen, vogelkooien 'en andere gebruiksvoorwerpen', dat alles uiteraard voorzover zij uit de genoemde metalen vervaardigd waren. De inleveringsplicht gold niet voor monumenten, kerkklokken, voorwerpen in gebruik bij kerkdiensten, orgels, museumstukken, onderdelen van de volksdracht, orde- en eretekenen en voorwerpen die historische, artistieke of antiquarische waarde hadden. Wie zulks verlangde, kon van de Nederlandse overheid de metaalwaarde der ingeleverde artikelen vergoed hijgen.Getuigevan Asbeck,dl.c, p.veiAsbeck, F. M. vanCollectenSeyss-Inquart, A.VO 8V41NA DE 22STE JUNIAlle gemeenten moesten inleveringsbureaus oprichten, de inlevering moest uiterlijk op 10 augustus beƫindigd zijn en wie de verordening ontdook, zou met gevangenisstraf tot een maximum van vijf jaar gestraft worden dan wel met een geldboete van onbeperkte hoogte, eventueel met gevangenisstraf plus boete.