De oprichting van de Nederlandse SS (september' 40) was, zoals wij in ons vorige deel betoogden, pregrammatisch van grote betekenis geweest. Het zou twee jaar duren voor deze formatie de naam kreeg die haar werkelijke functie duidelijk uitdrukte: 'Germaanse SS in Nederland'
. Zo was zij door Himmler, en dus door Rauter, van meet af aan gedacht: niet als een groepering van Nederlanders, maar van 'Germanen'
- een groepering, anders gezegd, die het opgaan van Nederland in een 'Grootgermaans'
rijk diende te bevorderen en die dat doel ook en juist binnen de NSB moest nastreven. Feldmeijer, de 'Voorman'
, dacht er geen moment aan, eventuele directieven van Mussert op te volgen. wel was zijn SS formeel een onderdeel van de NSB maar hij voerde er een eigen politiek mee die in nauwe samenwerking met Rauter, soms ook met de Geimanische Leitstelle bepaald werd; dit was een onder Rauter ressorterend bureau dat op tal van terreinen 'Grootgermaanse'
krachten in Nederland trachtte te activeren en te bundelen. In het stafbureau van de SS werd over de NSB, haar Hoofdkwartier en haar leider Mussert slechts met hoon gesproken en in het weekblad van de SS dat in april '41 begon te verschijnen, Storm-SS (het werd bij de gelijkgeschakelde Arbeiderspers gedrukt), werd van de NSB en Mussert nauwelijks gerept. 'Het is'
, schreefFeldmeijer in zijn eerste hoofdartikel, 'voor de toekomst van ons volk noodzakelijk'
(niet dat er een sterke NSB kwam, maar:) 'dat zij die zelf van goeden bloede zijn en reeds weer vanuit dit bewustzijn leven, als vastberaden mannen aaneengesloten staan in een uiterst gedisciplineerde gemeenschap ... Een nieuwe gedachte, een nieuwe wereldbeschouwing heeft slechts dan toegang tot de harten van de mensen en in het bijzonder van Germaanse mensen, wanneer het oude daarin volkomen kapot ging en werd uitgeroeid. De Germaanse mens moet eerst gebroken zijn in zijn geloof om nieuw geloof te kunnen aanvaarden!