Dergelijke uitlatingen waren de doorsnee-Nêfr'er alsook Mussert persoonlijk een gruwel. welwaren er in ' 41 onder de leden van Feldmeijers groepering velen die dienst hadden genomen in de Waffen-SS (in de zomer van '41 waren slechts zes- tot zevenhonderd SS'
ers in Nederland achtergebleven), maar dat maakte de SS potentieel alleen maar extra-gevaarlijk: het was kennelijk de bedoeling van Himmler en Rauter om de SS' ers die met het aureool van het Frontleámpjertum zouden terugkeren, functies te geven op sectoren van de Nederlandse samenleving: in het bestuursapparaat en bij de politie. In die bezorgdheid moeten wij een van de factoren zien welke Mussert er toe brachten, met zoveel klem op militaire dienstneming door' de aan hem trouwe WA-mannen aan te dringen. Trouwens, Mussert verzette zich, waar hij kon, tegen de verspreiding van Grootgermaanse denkbeelden. Met zijn goedvinden bepaalde de propagandaleider der NSB, Voorhoeve, in mei '41 dat het antisemietische weekblad De Misthoorn op grond van zijn Grootgermaanse beschouwingen niet langer binnen de NSB verspreid mocht worden. Natuurlijk wis.t Mussert dat De Misthoorn de volledige steun van de bezetter had. En diezelfde bezetter trachtte hèm vleugellam te maken! Tenminste, zo voelde Mussert het toen hem medio juni de eis van Rauter bereikte dat de geheime dienst der NSB, de Centrale Inlichtingen Dienst, onmiddellijk geliquideerd moest worden en dat hij al haar gegevens aan de SD moest overdragen. Hij protesteerde bij Rauter, hij protesteerde bij Seyss-Inquart en hij bereikte niets: de eis tot liquidatie van de CID bleef gehandhaafd.