Men mag uit deze passages wel coneluderen dat de opmerkelijke groei van de Anti-Revolutionaire Partij de Unieleiding volledig ontgaan was. Dat deze leiding meende, na de bevrijding een belangrijke, wellicht een beslissende rol te zullen spelen, bleek ook uit het feit dat in de lente van '42 ten huize van Einthoven '
een heel noodministerie' op papier gezet werd, dat overigens 'onder de pannen zo goed werd verborgen dat het naderhand niet meer teruggevonden kon worden'
. (Bruna: 'De Nederlandse Unie'
, p. 267-68). 21
Anti-Revolutionaire Partij (ARP)
Nederlandse Unie
Roelfsema, H.
naar voren te halen die aansloten bij de ideologie van het nationaal-socialisme en het fascisme voorzover deze zich keerden tegen de parlementaire demoeratie en bijvoorbeeld tegen de vrijheid waarmee arbeiders in eigen vakverenigingen voor een betere beloning van hun werk opgekomen waren. In de zomer en herfst van '41 lag evenwel de periode achter de rug waarin de bezetter uit dergelijke beschouwingen enig politiek profijt kon trekken. Tussen hem en de Unie was het laken doorgesneden; stukken als boven aangehaald, hadden de bedoeling, de geesten te richten op hetgeen in Nederland na de bevrijding geschieden moest. Voorzover zij impliciet van de zekerheid dier bevrijding uitgingen, waren zij anti-Duits. Dat werd door Seyss-Inquart ook heel wel begrepen: eind november liet hij Rauter de verdere verspreiding van dit soort gedrukt scholingsmateriaal verbieden; wat er nog aan voorraden restte, werd door de Sicherheitspolizei in beslag genomen.