Wij hebben in ons vorige deel de NSB als een' gehate minderheid'
aangeduid. Waarom zij gehaat werd, vond de lezer, voorzover hij daar behoefte aanhad, nog eens beknopt aangeduid in de passage uit Seyss-Inquarts brief waarin
1 Volk en Vaderland, 26 juni 1942. 2 Het bericht over de plechtigheid te Utrecht dat op de ANP-telex doorgegeven werd, was er door Seyss-Inquart persoonlijk op nagezien ofhet wel kort en onbenullig genoeg was, het begrip 'eed'
kwam er niet in voor. Dat Mnssert Hitler trouw gezworen had, '-"
'erdwel enkele weken later door De Waag gepubliceerd. Mevr. Fraenkel-Verkade veronderstelt niet ten onrechte, dunkt ons, dat deze indiscretie op instigatie van Rost van Tormingen gepleegd werd. (E. Fraenkel-Verkade: 'Mussert, de NSB en de eed van trouwaan de Führer' in Studies over Nederland in oorlogstijd, dl. I (1972), p. 99)' 41 juli '
42) wel meer aanhangers kreeg, maar dat zijn beweging bleef wat zij al in de zomer van '40 en trouwens ook eerder geweest was: een kleine minderheid binnen het Nederlandse volk.
Per 31 december '40 had de NSB ruim vijftigduizend leden geteld: ca. zeven-en-twintigduizend die tot de Z.g. 'eerste ban'
behoorden (zij die vóór mei '40 lid geweest waren) en ruim drie-en-twintigduizend die na-de meidagen toegetreden waren en die men binnen de NSB veelal als 'de meikevers'
aanduidde. Mussert was over het gehalte van die 'meikevers'
niet erg te spreken: er waren teveel profiteurs bij die voor de NSB geen hand uitstaken. Vandaar dat hij in juli' 41 het instituut van '
sympathiserend lid' instelde; de overige leden heetten voortaan 'werkende leden'
. De 'sympathiserende leden'
betaalden contributie maar zij behoefden in geen enkel opzicht aan de werkzaamheden deel te nemen; deden zij dat wèl, dan konden zij na drie maanden 'werkend lid'
worden. Welnu, van 31 december' 40 tot 31 december '
41 steeg het totale aantal 'werkende leden'
van vijftigduizend tot bijna acht-en-zeventigduizend-; het was per 30 juni' 42 evenwel tot ruim negen-enzestigduizend gedaald. 'Sympathiserende leden'
(plus donateurs) waren er op 31 december' 41 ruim zesduizend, per 30 juni '42 ruim zeventienduizend. De totale aanhang van de NSB was dus door het feit dat zij in december' 41 de enig toegelaten politieke partij geworden was, nauwelijks gestegen: van vier-en-tachtigduizend tot zes-en-tachtigduizend.
Het verloop van de leden komt in die cijfers niet tot uitdrukking. Als bij elke politieke partij gingen er ook bij de NSB leden weg en kwamen er nieuwe bij. Wij zullen er in ons volgende deel nadere bijzonderheden van geven; hier-willen wij slechts vermelden dat, blijkens de onderzoekingen van J. F. Vos, na de invasie van de Sowjet-Unie ca. tienduizend NSB'ers het lidmaatschap beëindigden'
: ca. veertienhonderd uit de 'eerste ban'
, ca. zes-en-tachtighonderd uit de zoveel opportunistischer getinte 'tweede ban'
,"
Omgeven was de NSB door een aantal 'fronten'
: organisaties voor beJ.' ers geleid werden maar waarbij ook niet-NSB'
ers zich konden aansluiten. Dat laatste gebeurde niet vaak en ook die 'fronten'
omvatten als regel dus slechts een minieme fractie van het totaal aantal personen dat voor aansluiting in aanmerking kwam. Zo telde het 'Front van Nering en Ambacht'
, dat voor winkeliers en andere kleine zelfstandigen bedoeld was, begin' 41 ruim vijftienhonderd leden terwijl de op hetzelfde terrein werkzame organisaties die aan dat front bekend waren, er vijf-en-dertigduizend telden: meer dan twintig maal zo veel. Op een totaal van ruim drieduizend personen die als ondernemers werkzaam waren in de grafische sector, waren er begin '42 zeven-en-dertig die zich bij de sectie grafische industrie van het Economisch Front aangesloten hadden. Deze cijfers waren veelal nog geflatteerd ook want, aldus de NSB' er Woudenberg, commissaris van het NVV:
'De leiders der fronten wilden zoveel mogelijk betekenis aan hun groepering geven door een zo groot mogelijk ledental. Een expediteur bijvoorbeeld zorgde er voor dat al zijn ondergeschikten in het 'Vervoersfront'
kwamen Het gevolg was vanzelfsprekend dat ook maar weinig NSB' ers lid van het NVV werden, ze doken in alle mogelijke fronten onder."
Het probleem voor de NSB was intussen niet alleen dat zij zulk een geringe aanhang bezat, maar ook en vooral dat zij er door haar verbond met de bezetter in geslaagd was, practisch het gehele volk tegen zich in het harnas te jagen, misschien door niets zo sterk als door het optreden van haar geüniformeerde benden: de WA. Na de vele incidenten in '40 en in de lente en zomer van '
41 werd overigens straatterreur van de herfst van '41 af een minder frequent verschijnsel; de rijen van de WA werden trouwens gedund doordat verscheidenen dienst namen in verschillende Duitse formaties; de SA van de NSNAP die zich vaak bij uitstek misdragen had, verdween trouwens geheel van het toneel. Maar vechtpartijen bleven toch ook nadien voorkomen en de verhalen die daaromtrent de ronde gingen doen, wakkerden telkens opnieuw de animositeit tegen Mussert en de zijnen aan.ê
'H.]. Woudenberg: 'Memoires'
, dl.I,p. 81. 2 Zo deed de WA in Den Haag, nog steeds een vrij bandeloze troep, eind december '41 een inval in het café '
OberBayern', nadat gebleken was dat zich daar een jongeman bevond die onder de revers van zijn jasje een militaire knoop droeg (het publiekelijk dragen van dergelijke nationale symbolen was verboden). Twintig WA-mannen rukten het café binnen dat vol bezoekers was, keken of zij de jongeman met de knoop konden vinden (die was door twee politie-agenten weggevoerd) en begonnen, toen dat niet het geval was, 'met wapenstokken in het wilde weg, enkelen ook met opgepakte stoelen op het aanwezige publiek in te rammelen ... Stoelen en bierglazen
Gegeven het feit dat de NSB en haar leider met elkaar geïdentificeerd waren, bleef die animositeit zich ook tegen Mussert persoonlijk richten. De illegale pers behandelde hem met onverholen minachting en de Londense radio-uitzendingen deden hetzelfde. In de herfst van '41 ging bovendien in verscheidene delen des lands een pamflet circuleren, 'De man van ras en bloed'
getiteld:
'Mussert is om het ras in stand te houden als drie-en-twintigjarige jongeling gehuwd met een vrouw van een-en-veertig. En om het bloed krachtig te houden nam hij als uitverkorene de zuster van zijn moeder. Een normaal mens noemt dat bloedschande Musserts vader heeft dit feest niet mogen beleven, doch zijn moeder wel, die dus behalve 'zoon'
ook 'zwager'
mocht zeggen. Zijn tante kan hem dus behalve 'neef'
ook nog aanspreken met 'rnannie'
, Mussert zelf mag behalve 'moeder'
ook zeggen 'schoonzus'
en in plaats van 'tante'
ook 'vrouwtjelief'
. En dit misbaksel van een man durft over ras en bloed te spreken!"!
Als liedje tegen de NSB werd 'Op de hoek van de straat'
het populairst. Het knoopte bij het feit aan dat Volk en Vaderland voor zes cent te koop was: 'Op de hoek van de straat staat een Ennesbeeër. 't Is geen man, 't is geen vrouw, maar een ras-plebejer. Met een krant in zijn hand staat hij daar te venten, hij verkoopt zijn vaderland voor zes losse centen.' werden'
, aldus de eigenaar, 'opgenomen en als door waanzinnigen midden tussen en naar de aanwezige bezoekers geworpen. Dat alles had plaats zonder zelfs vrouwen, meisjes of kinderen te ontzien ... Het was in minder dan geen tijd een formele veldslag in mijn zaak, met alle gevolgen van dien. Tafels, stoelen, glaswerk, lampen, kledingstukken enz. vlogen over en tussen wegvluchtende mensen door, verschillende personen vielen, een deur werd ingetrapt, vrouwen en meisjes lagen bekneld op de grond ... Na het eind der, laten wij het noemen 'vechtpartij'
, schreeuwde de aanvoerder 'Stilte!'
en hield toen een toespraak tot alle nog aanwezigen waarbij hij o.a. nog het volgende of iets van dezelfde strekking oreerde: 'Ziezo, hier wordt niet meer gelachen. Laat dit genoeg zijn. Nu loopt het nog zo af, maar als we hier weer komen, dan vallen er doden, want als jullie de kans kregen, vermoordde je ons ook' ... Toen ik mij op het laatste moment tot een der vertrekkende NSB'ers wendde met de vraag hoe het moest met de veroorzaakte schade, kreeg ik sarcastisch ten antwoord: 'Dat haal je maar bij de Unie.' '
(brief, 2 jan. 1942, van de eigenaar van 'Ober-Bayern'
aan de hoofde. van politie, Den Haag, NSB, 713).
1 De Sicherheitsdienst liet zich de gelegenheid niet ontgaan, dit pamflet in Duitse vertaling volledig ill haar geheime weekrapport op te nemen. (Meldul'lgen aus den Niederlanden', 68, 4 nov. 1941. p. 11-12)
Deze woorden konden gezongen worden op de muziek van een vooroorlogs straatdeuntje: 'Ständchen', of 'De Serenade'
, toevallig geschreven door een musicus die zich na mei' 40 bij de NSB aangesloten had. Wat ieder dacht wanneer dat deuntje gespeeld of gezongen werd, was in NSB-kringen niet onbekend. 'Het valt mij voortdurend op'
, schreef Voorhoeve in de herfst van '41 aan de secretaris-generaal der NSB, 'dat '
De Serenade' veel gespeeld wordt door café-orkestjes en ook voor de radio. Ik geloof dat het aanbeveling zou verdienen, deze muziek voor de radio niet meer te laten spelen.'!
Wie het illegale Paroo lIas, trof daar in de zomer van '41 een gedicht in aan waarvan wij het eerste en het laatste coupletwillen aanhalen: 'Ieder land heeft zijn eigen geuren en ons Holland had die ook om ons hart aan op te beuren; wie door Holland liep, hij rook bloemen, mest, het zout der zee en zoet water om te drinken. Maar nu ligt dit land te stinken: Holland stinkt naar NSB. Door het land van ons wanhopen loopt hun walgelijk riool. 'Neuzen dicht, maar ogen open!'
dat zij voortaan ons parool. Hun 'kordaatheid'
, hun' '
houzee' , hun verachtelijk namaaksel: neus dicht! Want het stinkt naar braaksel: Holland stinkt naar NSB.'"
'Neuzen dicht, maar ogen open!'
- daar werd ook naar gehandeld. Er ontstonden verschillende groepjes die plaatselijk de namen en adressen van NSB' ers gingen noteren. In Tilburg was de gemeentepolitie overigens al in de zomer van '40 begonnen met een geheime registratie van NSB'
ers. 'Ook enige gemeente-ambtenaren verleenden hierbij medewerking'
, aldus het naoorlogse gemeenteverslag.
'Aan de loketten der afdeling bevolking werd aantekening gehouden van naam en adres van een ieder die getooid met een NSB-insigne voor een der loketten
1 Brief, 26 sept. 1941, van E. Voorhoeve aan C. J. Huygen (NSB, 47 e). 2 Het Parool, 13 (10 juli 1941), p. 3. Dit gedicht was van de hand van A. Roland Holst.
Het sprak vanzelf dat het menigmaal tot kleine incidenten kwam tussen de NSB'ers en hun tegenstanders: NSB'ers werden uitgescholden of men spoog voor hen op de grond of liet '
toevallig' een wind wanneer zij passeerden. Om deze en dergelijke daden te berechten werd in augustus '41 door secretaris-generaal Schrieke het instituut van de '
vrederechtspraak' in het leven geroepen waar wij in ons volgende deel op terugkomen. Feitelijke gewelddadigheden van een iets ernstiger karakter kwamen ook voor. Nog steeds werden af en toe bij NSB' ers de ruiten ingeworpen en enkele malen gebeurde het dat bij NSB-boeren korenmijten in brand gestoken werden," Over het algemeen onthield men er zich evenwel van, een willekeurige NSB' er te laten merken hoe men over hem dacht. Was men met een menigte bijeen, dan liet men die terughoudendheid wel eens varen. Zo in mei' 42 in Harlingen toen daar door de NSB in de Schouwburg een openbare vergadering belegd was:
'Honderden mensen kwamen inderdaad, maar bleven voor de Schouwburg staan om eens goed te zien welke stadgenoten er binnen gingen. En dat waren er maar zeer weinig, in totaalongeveer dertig personen, bijna allen mensen die reeds om hun landverraderlijke houding min of meer bekend stonden. Soms werd er zachtjes maar honend gelachen door de toeschouwers en soms viel er even een ijzige, grimmige stilte, al naar gelang wie er passeerde."
, Het verschijnen van geüniformeerde NSB' ers in gemeenten waar men die uniformen niet of nauwelijks gezien had, wekte steeds de nodige deining. Midden augustus '41 brachten bijvoorbeeld twee geüniformeerde kaderleden van de Nationale Jeugdstorm der NSB een bezoek aan Elburg ter voorbereiding van een excursie door deelnemers aan een kamp der NJS. Ze beklommen de kerktoren. Beneden verzamelde zich een dreigende menigte; de fietsbanden van één Jeugdstormer liet men leeglopen. Het tweetal werd tenslotte min of meer opgesloten door' enige honderden mensen die'
, aldtis het verslag van één hunner,
'Vuile rot-NSB'
ers', 'Weg met jullie'
, 'Wat doe je hier?'
, 'Rotmofien'
, 'Oranje boven'
, 'Ozo'
, 'Leve Wilhelmina'
, terwijlook getracht werd, het Wilhelmus te zingen. Ook werden wij met oranje bloemen bekogeld, terwijl de wildste bedreigingen geuit werden. Mannen kwamen met hooivorken aandragen ... Dit onbeschrijfelijk toneel, dat Elburg op een gekkenhuis deed gelijken, speelde zich af onder het oog der politie die eenvoudig machteloos was.'
Tot ver buiten Elburg werd het tweetal achtervolgd. Bij een mars door Oldebroek speelden zich dezelfde tonelen af; die mars werd derhalve onder marechausseebewaking herhaald en 'op de tweede mars'
, aldus weer de [eugdstormer, 'is inderdaad geen woord gevallen, alleen waren de luiken der huizen gesloten en stond iedereen met de rug naar ons toe, terwijl nog enkelen spuwden. Ik heb hier maar geen aanmerking op gemaakt omdat het al een geweldige vooruitgang was."
Geen wonder was het dat, als gevolg van dit alles, de gemiddelde NSB' er in een levenssituatie kwam te verkeren die moeilijk te verdragen was. 'Tot vóór meialdus in februari'de typerende klacht van één hunner,
'ondervond ik, als nationaal-socialist steeds gemoedelijk onze beginselen en ideeën propagerend, nog devriendschap van familie, honderden vrienden en bekenden. Na meiblééf ik de bescheiden en voorkomende propagandist. Kortheidshalve zij echter gezegd dat alle verbindingen met de familie werden verbroken. Vóór mei'had ik tientallen vrienden, zogenaamde spoorvrienden, doch stuk voor stuk heb ik hen verloren. Hetzelfde is het geval met de honderden sportvrienden van weleer. Kwam ik vroeger op een sportveld, dan had ik handen tekort. Sinds meiloop ik eenzaam rond. Ik was ook nog lid van enkele liefhebberij-verenigingen - welnu, ook hier laat men goed voelen dat het anders is. Zelfs met je naaste buren is het mis geworden. Voor het huis is het voeren van een gesprek over koetjes of kalfjes niet meer mogelijk. Bij het verlaten van je woning krijg je ternauwernood een afgemeten knikje, op straat draaien tientallen het hoofd om of gaan snel voor een etalage staan. Tientallen zakenrelaties van voorheen gingen verloren of het is mondjesmaat. Caféhonders, sigaren
1 H. A. H.: 'Rapport betreffende ongeregeldheden in Elburg en Oldebroek'
(23 aug. 1941) (NSB,
Op deze levenssituatie werd verschillend gereageerd: de een deed alsofhij er zich niets van aantrok en ging zijn nationaal-socialistische overtuiging des te fanatieker belijden, de ander bleef wellid van de NSB maar dekte zich tegen de plagerijen en de tegenwerking die hij al door het dragen van het NSB-speldje ondervond: hij stak dat speldje niet meer op. Het hoofd van de afdeling fmanciën van het Hoofdkwartier uitte in de herfst van '41 de klacht, 'dat zo weinig leden van het hoofdkwartierpersoneel het insigne ook op de overjas dragen.P Maar laat ons in juni '41 op een zaterdag waarop met Volk en Vaderland gecolporteerd moet worden, een inspecteur van de NSB vergezellen bij een bezoek aan Nijmegen:
'Des middags heb ik mij naar het Kringhuis begeven om een onderzoek in te stellennaar de colportage. Het resultaat was droevig. Ik had de functionarissen van de districtsraad aangespoord om ook mede te colporteren. Bij telling van de Nijmeegse neuzen bleken mij er tien stuks aanwezig te zijn en ik heb deze nog eens extra aangespoord om te colporteren. Heden waren aanwezig van de genoemde tien: niemand. Bericht van verhindering had ook geen gezonden zodat ik dit moet gaan schuiven op lijdelijk verzet. Als er Districtsraad is, komen ze allen graag om gedurende twee-en-een-half uur te zwammen, maar als er buitenwerk te verzetten valt, ziet men geen mens.
De verdere opkomst van colporteurs was treurig. Nijmegen heeft ca. achthonderd leden, rekenen wij hier af voor de WA ca. honderd man, dan blijven er nog zevenhonderd over. Er hadden zich aangemeld in totaal negentien colporteurs en colportrices."
'De geest der blokleiders is over het algemeen verslapt'
, werd een jaar later, kort nadat het kader van de NSB Mussert trouw gezworen had, in het verslag van de kringraad der NSB in Den Haag opgemerkt. 'Een sprekend voorbeeld was'
, zo ging het verslag voort, 'de eedsaflegging. Waar vroeger alle leden toestroomden, was er nu een sterke achteruitgang waar te nemen, het was werkelijk bedroevend.S
Twee dagen na die eedsaflegging werd in de propagandaraad van het Hoofdkwartier voorgesteld, een grote actie te gaan voeren om nieuwe leden
'Men wacht eenvoudig op Duitse successen.'
Een ander lid van de raad merkte op dat er eigenlijk ook geen basis meer was voor propaganda: 'dat de NSB vroeger altijd streed met de massa tegen het onrecht terwijl de NSB nu juist vaak het onrecht moet verdedigen.'
> Twee weken later namen Blokzijl en de secretaris-generaal van de NSB, ir. Huygen, aan een vergadering van diezelfde propagandaraad deel waar de vraag aan de orde gesteld werd, hoe het kwam dat de NSB geen vat kreeg op het volk. Wij citeren uit het verslag: 'dat er in het Nederlandse volk een toenemende anti-Duitse stemming is waar te nemen'
, 'bij de leden der Beweging is ontstaan een gevoel van zekere bedrogenheid dat wij de macht nog niet hebben'
, 'de grote fout ligt bij ons zelf'
, 'ons volk is één blok verzet, ons volk negeert het nationaal-socialisme', 'wij moeten uitbreken uit ons isolement'
, 'het ontbreekt ons aan goede krachten'
. 'Kameraad Blokzijl'
, aldus het slot,
'beëindigt de bespreking over dit onderwerp en gaat over tot het beoordelen van de propagandaplaat '
Mussert spreekt, het volk luistert'. Deze plaat wordt door kameraad Blokzijl afgekeurd. Kameraad Huygen sluit zich daarbij aan. Het idee is zeer goed, de foto kan niet gebruikt worden, aangezien op de foto de mensen niet luisteren, doch velen afgewend staan of de Dam verlaten:"
Valt aan dit alles nog iets toe te voegen?
Dan toch hoogstens dit dat Hitler, Seyss-Inquart en Schmidt, toen zij eind '41 de baan vrijmaakten voor de NSB door successievelijk de NSNAP, Nationaal Front en de Nederlandse Unie uit te schakelen, steun gingen verlenen aan (maar ook steun gingen zoeken bij) een beweging die volstrekt en evident gefaald had: want de NSB was een kleine, fel gehate, stagnerende minderheid gebleven, inwendig verdeeld, deerlijk gedemoraliseerd en geleid door een figuur die door nagenoeg het gehele Nederlandse volk beschouwd werd als een landverrader en als het toonbeeld van incompetentie.
1 NSB, hoofdkwartier, propagandaraad: Notulen, 22 juni 1942 (a.v., 206). • A.v., 6 juli 1942