Wie het illegale Paroo lIas, trof daar in de zomer van '41 een gedicht in aan waarvan wij het eerste en het laatste coupletwillen aanhalen: 'Ieder land heeft zijn eigen geuren en ons Holland had die ook om ons hart aan op te beuren; wie door Holland liep, hij rook bloemen, mest, het zout der zee en zoet water om te drinken. Maar nu ligt dit land te stinken: Holland stinkt naar NSB. Door het land van ons wanhopen loopt hun walgelijk riool. 'Neuzen dicht, maar ogen open!'
dat zij voortaan ons parool. Hun 'kordaatheid'
, hun' '
houzee' , hun verachtelijk namaaksel: neus dicht! Want het stinkt naar braaksel: Holland stinkt naar NSB.'"