Per 31 december '40 had de NSB ruim vijftigduizend leden geteld: ca. zeven-en-twintigduizend die tot de Z.g. 'eerste ban'
behoorden (zij die vóór mei '40 lid geweest waren) en ruim drie-en-twintigduizend die na-de meidagen toegetreden waren en die men binnen de NSB veelal als 'de meikevers'
aanduidde. Mussert was over het gehalte van die 'meikevers'
niet erg te spreken: er waren teveel profiteurs bij die voor de NSB geen hand uitstaken. Vandaar dat hij in juli' 41 het instituut van '
sympathiserend lid' instelde; de overige leden heetten voortaan 'werkende leden'
. De 'sympathiserende leden'
betaalden contributie maar zij behoefden in geen enkel opzicht aan de werkzaamheden deel te nemen; deden zij dat wèl, dan konden zij na drie maanden 'werkend lid'
worden. Welnu, van 31 december' 40 tot 31 december '
41 steeg het totale aantal 'werkende leden'
van vijftigduizend tot bijna acht-en-zeventigduizend-; het was per 30 juni' 42 evenwel tot ruim negen-enzestigduizend gedaald. 'Sympathiserende leden'
(plus donateurs) waren er op 31 december' 41 ruim zesduizend, per 30 juni '42 ruim zeventienduizend. De totale aanhang van de NSB was dus door het feit dat zij in december' 41 de enig toegelaten politieke partij geworden was, nauwelijks gestegen: van vier-en-tachtigduizend tot zes-en-tachtigduizend.