Al in de Cellenbarakken is van den Bosch vanuit zijn werk in de bibliotheek velen tot steun geweest. Zozeer had hij zijn evenwicht hervonden, dat rust en blijmoedigheid van hem uitgingen. Zelf ontleende hij er elke zondag kracht aan de diensten van de gevangenispredikant ds. G. Bos, Nu, in Amersfoort preekt hij weer zelf, aanvankelijk om de beurt met zijn mede
Lynden-van den Bosch, A. M. C. vanScheven ingen, Polizeigefongnis/ Cellenbarak- ken/'Oranjehotel'VAN KERKEN EN KUNSTENAARSgevangene, de Rotterdamse predikant ds. A. R. Rutgers.' Het begint, ergens in een kale barak, met tachtig toehoorders; het worden er honderdvijftig. De vermagerde, kaalgeknipte predikant is een bezielde geworden. Hij heeft een taak: lotgenoten de troost brengen van het Evangelie. Men kent hem als een goed en eerlijk kameraad. Hier is hij niet de gesoigneerde voorganger die, de toog om en de bef voor, hoog op de kansel staat - hij is mens onder mensen. Tekenen van uiterlijke waardigheid zijn er niet meer. Hij lijdt, als allen. Wat allen lijden, brengt hij onder woorden, simpel en direct. Die woorden worden als gegrift in de geest van zijn toehoorders, neen: van zijn kampgemeente. Ziet, wat in de Bijbel een ver en abstract historisch verhaal leek, is werkelijkheid geworden. Zaterdag 6 december is in een der werkploegen een dag vol gruwelijke mishandelingen. 'Zondag 7 december preekt hij', aldus later een gevangene, 'over Handelingen 8: I: 'En er geschiedde in die dagen een grote vervolging tegen de gemeente die te Jeruzalem was.' Een preek die ik nooit vergeet en die ik haast letterlijk kan weergeven .. Toen was er geen oog meer droog, maar velen zaten te snikken van niet meer in te houden smart en aandoening.P Het wordt een barre winter. De gevangenenlijden honger. Een dysenterieepidemie breekt uit. Goede medische verzorging ontbreekt. Eind februari wordt van den Bosch ziek. Het uitgeteerde lichaam kan niet meer mee.