Kuno Henricus Eskelhoff Gravemeyer was in februari I883 in het Friese Oldeboorn geboren. Zijn grootvader, die uit het Duitse Oost-Friesland stamde, was predikant geweest, zijn vader was het ook. Hij was de jongste zoon uit een gezin met vijf kinderen dat evenwel niet lang in Oldeboorn bleef wonen: zijn vader werd in '88 naar Gorcum beroepen, vervolgens naar Utrecht. Daar doorliep Gravemeyer het gymnasium, vervolgens ging hij er theologie studeren - een studie die hij combineerde met de beoefening van velerlei sporten: zwemmen, roeien, worstelen en boksen. Hij was hard op weg, een soort physieke geweldenaar te worden, toen zich plotseling een innerlijke doorbraak bij hem voordeed en hij, naar eigen overtuiging, eerst recht tot het ambt van predikant geroepen werd. Als zodanig stond hij in enkele gemeenten, het langst (van I920 af) in Den Haag, in de armste stadswijk. Hij was in zoverre een tegenstander van de verzuiling dat hij in toenemende mate vond dat de protestanten mede door hun christelijke bijzondere scholen en door hun omroepverenigingen als de NCRV en de VPRO bezig waren, zich binnen het geheel van het Nederlandse volk te isoleren. Hij was dan ook geen vriend van de Anti-Revolutionaire Partij. Enige tijd lang verleende hij steun aan de Hervormde (Gereformeerde)
Gravemeyer, K. H. E.
Nederlandse Hervormde Kerk
Weekblad van de Nederlandse Hervormde Kerk
groeperingen die binnen het protestantse volksdeel ontstaan waren. Dat alles wekte weerstanden tegen zijn persoon en het gevolg was dat er, toen in de lente van '40 de functie van secretaris van de Algemene Synode der Nederlandse Hervormde Kerk vacant kwam, krachtige bezwaren rezen tegen zijn benoeming. Nog afgezien van het feit dat hij zich op godsdienstig en politiek gebied in hoofdzaak extreem-rechts opgesteld had, gold hij als een eenling, als lastig, als grillig en als eigengereid. Zijn voorstanders waren evenwel van opinie dat men op het secretariaat iemand van zijn kracht nodig had. Inderdaad, Gravemeyer, zeer overtuigd van het eigen gelijk, kon met zijn bezwerend stemgeluid in zijn optreden iets profetisch hebben. Zijn voorstanders wezen er op dat hij zich ten volle aan zijn nieuwe functie zou kunnen geven. Gezinszorgen zouden hem niet drukken: zijn echtgenote, een predikantsdochter, was overleden, kinderen had hij niet. De discussie liep hoog op. Met de hakken over de sloot werd Gravemeyer benoemd: tien tegen negen stemmen.