Maar dit schoolverzet had ook een bovengrondse organisatie, nl. een 'Adviesbureau voor Onderwijsrecht'
, dat met voorkennis van van Dams departement in april '42 in Den Haag opgericht werd. Directeur hiervan werd Donners oudste zoon, mr. A. M. Donner, een jong jurist die eerst aan het bureau van de Schoolraad verbonden was geweest. Inderdaad: het Adviesbureau ging in alle eer en deugd adviezen geven - maar die adviezen waren volledig op de richtlijnen van de Top afgestemd. Van belang was daarbij dat men uitstekende contacten had ten departemente. Er werd in opdracht van van Dam of van Noordijk geen maatregel, hoe incidenteel ook, ten departemente voorbereid of door de afdeling lager onderwijs, met name door de ambtenaar H. J. Tap (die zijn plaats als waarnemend chef aan de nieuwe chef, de NSB'er Terpstra, had moeten afstaan) werd men ingelicht, en wat de afdeling voorbereidend-hoger en middelbaar onderwijs betrof, lag de zaak nog eenvoudiger, want de afdelingschef, W. de Boer, moest, evenals Tap en de meeste overige ambtenaren, van de Nieuwe Orde niets weten. Daarnaast ontving het Schoolverzet een belangrijke mate van beschenning van de hoofdinspecteurs en inspecteurs van het onderwijs voorzover dezen 'goed'
waren en enig risico durfden nemen: zij waren het die,
Adviesbureau voor Onderwijsrecht
Boer, W. de
Departement van Opvoeding, Wetenschap en Cultuurbescherming
Donner, A. M.
Donner,).
Hangelbroek, J. J.
Hervormde Raad voor Kerk en School
Idenburg, Ph. J.
Noordijk, D. G.
Onderwijs
Rutgers, V. H.
Schoolverzee
Tap, H. J.
Terpstra, J.
Terpstra, W.
VAN KERKEN EN KUNSTENAARSwaar mogelijk, de schoolbesturen dekten en veelal met een geraffmeerde vertragingstechniek wisten te bereiken dat kwalijke impulsen die van Noordijk en zijn afdeling uitgingen, tot niets leidden.