:1 T. Goedewaagen: 'Autobiografie'
, p.
Ariërverklaring
De Brandarisbrief
Gilse, J. van (componist)
Goedewaagen, T., I.' 287n, 288n, 38111,400, 402; 2
Joden
Nederlandse Kultuurkamer
Veen, G. J. van der
De Vrije Kunstenaar
VAN KERKEN EN KUNSTENAARSgeageerd hadden: de architect [ac. Bot, de toneelspeler Ben Groeneveld. Ook de steunverlening aan de principiële weigeraars kwam nu op gang. Voor de katholieken onder hen zorgde het bisschoppelijk Fonds voor de Bijzondere Noden. De toneelspelers werden, voorzover niet-katholiek, geholpen uit het aparte, door van Meerten bijeengebrachte fonds dat wij reeds vermeldden. De beeldhouwers kon men enige tijd helpen uit de kas van de Nederlandse Kring van Beeldhouwers die van der Veen zich toegeëigend had. Voor de overige kunstenaars werd aanvankelijk geld ingezameld door J. Pront, directeur van het modehuis 'Liberty'
te Amsterdam, die vooral gesteund werd door hem bekende Twentse fabrikanten. Pronts werk werd omstreeks mei' 42 overgenomen door mr. H. J. Reinink (die eind' 4 I als chef van de afdeling hoger onderwijs bij van Dams departement ontslag genomen had) en door de kunsthistoricus dr. J. G. van Gelder. Behalve de Twentse industriëlen schonken ook anderen hun regelmatig aanzienlijke bedragen en bij de Haagse bankier mr. E. E. Menten konden zij kredieten opnemen tot een totaal van f wo 000. Het nodige geld werd periodiek in Amsterdam doorgegeven aan (aanvankelijk) de conservator van de Amsterdamse gemeentemusea, W. Sandberg, en aan een andere Amsterdammer, mr. J. van Heusden. Met Sandberg kwam van der Veen spoedig in contact en er werd geleidelijk voor de distributie der gelden een vaste organisatie opgebouwd waarin elk ressort (schilders, beeldhouwers, schrijvers enz.) zijn eigen vertegenwoordiger had. De steunbedragen waren bescheiden: f 100 per maand voor een gehuwd, f 75 voor een ongehuwd kunstenaar. In '42 werd door deze organisatie ruim f 5 I 000 aan steun gedistribueerd, in '43· bijna f 90 0001 er werden dus gemiddeld omstreeks honderd 'weigeraars'
tegelijk gesteund. Er waren er veel meer. Men kan hieruit al afleiden dat talrijke kunstenaars er in slaagden, op andere wijze het hoofd boven water te houden. Zo werden voor de beel. dende kunstenaars onder hen 'zwarte'
tentoonstellingen georganisseerd ten huize van particulieren; Hilda van Hall uit Hattem werd, aldus Braat, 'de ziel'
van dit werk.ê 'er werd goed verkocht en redelijk verdiend, ook