1 In mei' 42 werd Buziau als gijzelaar opgepakt. Toen hij na een paar dagen door de interventie van Haagse relaties vrij kwam, bleek dathij een zware psychische schok gekregen had. Hij staakte zijn optreden. Hij had zich wel al bij de Kultuurkamer gemeld en bleef ook de formulieren invullen die hij van de Kultuurkamer ontving. 2]. M. Bendien, 14 maart 1958. 3 De leden van de grote orkesten in Rotterdam, Haarlem, Utrecht, Arnhem en Groningen verdienden tevoren van f 55 tot f 90 per
Amsterdam
Bendien, J. M.
Buziau, J.
Goedewaagen, T., I.' 287n, 288n, 38111,400, 402; 2
Gijzelaars
Nederlandse Kultuurkamer
Nederlandse Opera
Sicherheitspolizei (und SD)
VAN KERKEN EN KUNSTENAARStechnici. 'De prominenten ontbreken over het algemeen'
, aldus de mismoedige constatering van de afdeling organisatie van de Kultuurkamer.' Begin februari'
42 was, aldus diezelfde afdeling, geen enkele verbetering ingetreden: 'Alleen die acteurs, die in hoofdzaak door gebrek aan talent ... weinig of . geen emplooi hebben, sloten zich bij de vakgroep aan waarvan zij natuurlijk positieverbetering verwachten.f Het gilde was toen al tien dagen ingesteld: het desbetreffende persbericht had blijkbaar geen enkel effect gehad. Van belang was daarbij dat de directeuren van de belangrijkste toneelgezelschappen omstreeks die tijd (de datum is niet bekend) in Amsterdam bijeengekomen waren en daar de afspraak gemaakt hadden dat men gezamenlijk zou weigeren, de Kultuurkamer te erkennen. Dit waren Cor van der Lugt Melsert ('Het Nederlands Toneel'
, vaste bespeelster van de Amsterdamse Stadsschouwburg en deel van het gemeentelijk theaterbedrijf), Dirk Verbeek ('Het Residentietoneel'
, Den Haag), Albert van Dalsum ('Studio'
, Amsterdam), Cees Laseur ('Het Centraal Toneel'
, Amsterdam), Ko Arnoldi ('Het Masker'
, Rotterdam), Herman Bouber ('Het Gezelschap Herman Bouber'
, Amsterdam) en Pierre Balledux ('De Verenigde Haagse Spelers'
)." Al deze gezelschappen traden ook vaak 'in de provincie'
op; voor het gezelschap van Balledux was dat zelfs regel. Het bestond hoofdzakelijk uit katholieken en speelde meestal voor katholieke verenigingen. Zo bleef de stenuning in de toneelwereld aanvankelijk vastberaden. VanMeerten kreeg in kringen van vermogenden toezeggingen voor aanZienlijke fmanciƫle steun; hij stelde bij elk van de genoemde gezelschappen een contactman aan die de consignes kon doorgeven en er bovendien voor kon zorgen dat men in elke groep wist hoe men in de andere groepen dacht. Week na week, dag na dag kwam de sluitingsdatum van aanmelding dichterbij: 19 februari. Een week voordien waren nog practisch geen nieuwe aanmeldingen binnengekomen en toen Goedewaagen met zijn hoofdambtenaren op de r jde vergaderde, hield men rekening met de mogelijkheid dat