Niet ver van het dorp Westmaas dat midden op het Zuidhollandse eiland Oud-Beyerland ligt, maakte op 7 augustus '41 een Engels vliegtuig in de vroege ochtend een noodlanding. De bemanning stak het toestel in brand. Spoedig dromden de dorpelingen om het wrak samen. Enkelen hunner gaven de zes bemanningsleden wat levensmiddelen en geld, sommigen gaven hun ook kleren. De bemanningsleden gingen toen op eigen gelegenheid in verschillende richtingen op pad; zij werden allen gegrepen, maar nog voor het zo ver was, had de Wehrmacht de gehele mannelijke bevolking van Westmaas met ruw geweld op het schoolplein bijeengedreven. Terwijl de mannen daar stonden, werd overal huiszoeking gedaan; dat leverde niets op. Toen werd geëist dat men zou opgeven wie feitelijke hulp geboden hadden aan de Britse bemanning. Dat werd aanvankelijk geweigerd, maar het schijnt dat de Duitsers er op den duur toch achter kwamen, althans: na vele uren wachten op het schoolplein werden veertien inwoners opgeroepen en naar Rotterdam vervoerd. Zes werden er vrijgelaten. 'Eén vertelde'
, aldus Het Parool, 'dat de Duitse beulen hun een strop om de nek legden en als zij bewusteloos dreigden te worden, goot men hun koud water achter in de hals om hen weer bij te brengen/" Van de acht overige gearresteerde inwoners van Westmaas werden, binnen een week, drie tot gevangenisstraffen veroordeeld en vijf tot de doodstraf. Gratie werd door Christiansen geweigerd. Doodstraf en executie werden door hem in dit geval kennelijk als een waarschuwing bedoeld - die waarschuwing verscheen op IS augustus '41 in de pers.